Skip to main content

Jan Best zou de afgelopen week genoten hebben. En weer een hoofdrol voor zichzelf opgeëist. Genoten van wat? Van De Rellen in Adam. Geen opstootje te onbeduidend of Best verzekerde de omstanders ervan dat hij aan de wieg ervan stond maar ook het slachtoffer was.
Dé rel in het leven van Best was die rond het bouwvakkersoproer/de bestorming van het kantoor van De Telegraaf/de dood van Jan Weggelaar, in juni 1966. Weggelaar stierf aan een hartstilstand, de Telegraaf loog dat ie door een steen van zijn collega’s was omgekomen, die pikten dat niet.
Ik zie nog steeds Jan Best zijn versie van die gebeurtenissen opdissen, in geuren en kleuren. We zaten in café De Doelen, aan het begin of het einde van de Nieuwe Doelenstraat. Aan de raamkant, met uitzicht op het Muntplein.
We zaten daar elke vrijdagmiddag, ter afsluiting van een college van Best. Die colleges vonden plaats op vijftig meter van de kroeg, boven het Universiteitstheater. Het waren colleges in Mediterrane Pre- en Protohistorie, de vroegste geschiedenis van het Middellandse Zeegebied dus.
‘We’ waren de twee hoofdvakstudenten, een paar mensen die ‘Mediterrane Pre en Prut’ (aldus Best zelf) als bijvak deden en twee zogenaamde toehoorders, een heel oude meneer en een nog oudere mevrouw die een smak geld neertelden om zich in de schaduw van Best geniaal te mogen voelen.
De ene hoofdvakstudent was ik, de ander heette Fred Woudhuizen. Over hem zal het in dit serietje nog vaker gaan. Wie wil kan nu al op zijn naam googelen om te ontdekken dat ie in het vakgebied van Jan Best een ‘grote naam’ zou worden.
Ik had die ambitie niet. Ik keek en luisterde naar Jan Best. Naar hoe hij zichzelf consequent, in wat voor context dan ook, op de voorgrond plaatste en de hoofdrol toebedeelde. Best was de eerste narcist en pathetische leugenaar in mijn leven.
Hij had in de junidagen van 1966 ‘natuurlijk’ geen stenen gegooid op de Dam, maar wel vooraan gestaan. Hij had Weggelaar zien neerzijgen, meteen aan het oog onttrokken door een geweldige menigte. Nee, hij was niet mee opgetrokken met die menigte naar het gebouw van de gehate krant.
Best was in die roerige zomer ‘de rechterhand’ van Ton Regtien, ‘de leider’ van de SVB, de studentenvakbond. Toen Regtien had gehoor gegeven aan ‘de lokroep van een baantje’ aan de uni van Groningen, was Best ‘natuurlijk’ in A’dam gebleven, om ‘het verzet aan te voeren’.
Ik was in 1983, toen ik zijn verhaal aanhoorde, vijfentwintig, net zo oud als Best in 1966. Ik was aktief in onder meer de kraakbeweging, maar Best moest daarvan niets hebben. ‘Die heeft toch helemaal geen voeling met de arbeiders, jongen?’
(JoopFinland)

  • Datum: .

Dat de universiteit alleen nog maar hapklare brokken voorzet is niet nieuw, maar wel de geslagenheid waarmee het academische wereldje haar uitholling accepteert. Dat ging in de jaren tachtig wel anders. En Jan Best was toen nou juist een sprekend voorbeeld van strijdlust.

Hoezeer de tijden ten slechte gekeerd zijn bleek mij reeds tien jaar geleden. Het fascistische uitgevertje Perry Pierik vroeg mij toen om actie te ondernemen tegen Best: die zou ‘gewapende Koerden’ naar Pieriks toko in Soesterberg willen sturen.

Koerden en Jan Best: die combinatie deed bij mij een mooie herinnering opkomen. Dus vertelde ik Pierik Junior in kleuren en geuren hoe Best rond 1982 de wegbezuiniging van zijn studierichtinkje had aangekaart bij zijn bazen op de Letterenfaculteit van de UvA.

Zonder ons al te veel te vragen werden Fred Woudhuizen en ik op een morgen in een speelgoed-uniform van een peshmerga gekleed en in een bestelbusje, met aan het stuur Ben, de portier van het Universiteitstheater, naar de Letterenfaculteit aan het Spui gereden.

Naast Ben zat Best, in zijn gewone kloffie (spijkerbroek met hip jasje), en met hem voorop ging het naar het zaaltje waar het bestuur van de faculteit in vergadering bijeen zat. Voordat iemand begrepen had waarover het ging, sprong Best op de dure tafel, met in zijn knuisten een blaffer.

Nou ja, ook uit de feestwinkel dus, die kloeke revolver. Best gelastte Fred en mij om de toegangsdeur ‘bezet te houden’ en stak een kleine redevoering af waarvan de kern was dat men aan de tafel van wetenschap geen kaas van had gegeten en hem dus gewoon zijn ding moest laten doen.

We waren net zo snel weer weg. Maar natuurlijk wel gekiekt door de fotograaf van Folia Civitatis, het toen nog toonaangevende blad van de UvA. Ook op het instituut waaronder Best ressorteerde had hij na onze actie de lachers op zijn hand.

‘Alleen een dwaas deed in die dagen aangifte van iemand die op een speelse manier een vergadering opvrolijkte’, zei ik tegen Perry Pierik. ‘Dat waren nog es tijden, joh. Je had bijvoorbeeld ook Bingel die hetzelfde flikte in de Tweede Kamer ..'

Maar Pierik Junior had nooit van Bingel gehoord en had het woord ‘terrorist’ al vele malen in de hoorn geblazen. Dus ik had voor hem nog een toegift: ‘Dit is maar de helft van het verhaal’, sprak ik. ‘Nu komt de moraal.’

De voorzitter van de club in het zaaltje heette Nico van den Boogaard. Ik heb die naam zo goed onthouden omdat veertien dagen na onze performance wij Best in diens kantoortje lijkwit in zijn stoel aantroffen.

Hij las ons met bevende stem voor uit de NRC: een rouwadvertentie voor die Van den Boogaard. De man was bezweken aan een hartaanval. Maar Jan Best was er voor de volle honderd procent van overtuigd dat het hartfalen veroorzaakt was door hem.

‘Zal ik zijn vriendin bloemen bezorgen?’ vroeg hij ons met tranen in de ogen. ‘Of zou ze het prettig vinden als ik bij haar langs ga?’ Met onze bezweringen dat de oorzaak van ‘s mans verscheiden vast niet ons akkefietje was geweest, kon Best maar weinig.

‘Ziedaar het fenomeen Jan Best’, zei ik tegen Pierik. Maar die had geen oren naar mijn relativerende woorden. ‘Ik doe aangifte tegen die gek’, stamelde hij, ‘en waarom ook niet maar gelijk tegen jou.’

JoopFinland

  • Datum: .

Jan Best was bij mijn weten zijn hele volwassen leven begaan met de Koerdische zaak. Maar zijn dweperij met het Jodendom was van de laatste decennia, misschien zelfs van na de dood van zijn echtgenote, Nanny de Vries. Joost mag weten hoe hij ertoe kwam om zichzelf te zien als Joods.

Was het een reactie op de rassenwaan van zijn ouders, notoire nationaal-socialisten? Of was -in het geval hij zich meer tot het Joodse geloof als het Joodse ras had bekeerd- de vrijage van een geboren en getogen agnost met religie?

Ik heb Best nooit anders over geloof en gelovigen horen spreken in andere dan meewarige woorden. Bij Best en De Vries thuis, in de Amstelveense Michelangelostraat, zocht je vergeefs naar enig teken van religieus leven.

Ook bij Nanny de Vries heb ik nooit een Joodse achtergrond kunnen vermoeden. In de tachtiger jaren verbleef ze weliswaar veel in de omgeving van criminologe Irma Dessaur, maar dat was ver voordat die als Andreas Burnier schreef over haar Joodse wortels.

Wellicht werd de belangstelling van Best voor het Jodendom ingegeven door dezelfde behoefte die veel leden van de Nederlandse culturele elite koesteren: men ziet zich in die kringen als onderdeel -en drager- van de ‘christelijk-joodse beschaving’.

Zo bezien werd Best van de charmante non-conformist zoals ik die in 1977 had leren kennen tot het bange vriendje van politie en advokaten dat mij tussen 2016 en 2020 op deze site stalkte.

(JoopFinland)

  • Datum: .

De plaatselijke bieb legde voor vijftig cent het boek Het verdriet van Koerdistan op straat en opeens was ik tien jaar teruggeworpen in de tijd. We gaan in deze aflevering naar een restaurant in Baarn, waar Jan Best in juni 2014 zijn afscheidsfeestje (1) gaf.

Best had naast hemzelf en mijn vrouw en mij vijf mensen rond een tafel verzameld. Aan weerszijden van de gastheer zaten twee ‘vriendinnen’ van hem: ‘wijven die ik nog es moet naaien’, zoals hij de relatie in een mail aan mij had beschreven.

Tegenover mij zat Perry Wijnand Pierik, de uitgever van wie ik toen nog niet wist dat ie fascisten als Sid Lukkassen, Tom Zwitser en Pepijn van Houwelingen een podium bood. Best noemde Pierik een ‘leuke, anarchistische jongen’ en had me overgehaald om contact met hem te zoeken.

Pieriks uitgeverij Aspekt had ook Het verdriet van Koerdistan op de markt gebracht. Naast hem zaten de auteurs van het boek, Maria E. Luten en Azad Kardoi. Luten was een pseudoniem en ik ging er van uit dat ook de Koerd onder schuilnaam zijn relaas had gedaan.

Ik had Het verdriet gelezen en goed bevonden. Vooral het einde, waarin ‘Kardoi’ zich voorneemt voor zijn vlucht naar Europa zijn ouders nog eens te ontmoeten maar bij het ontwaren van zijn vader in zijn geblindeerde auto aan hem voorbijrijdt.

Een tof boek dus, en tijdens een kleine rookpauze op de binnenplaats van het restaurant raakte ik met de jonge Koerd in geanimeerd gesprek. Ook zworen wij elkaar daar dat wij eeuwig trouw zouden zijn aan onze gezamenlijke vriend Jan Best.

Best was evenwel een heel andere mening toegedaan met betrekking tot zijn jonge Koerdische vriend. Hij placht mij in die tijd elke avond te bellen en zodra wij vanuit Baarn waren teruggekeerd naar Finland hing hij aan de lijn.

Ik gaf aan dat tijdens het natuurlijk met veel tranen gelardeerde samenzijn vooral de ontmoeting met ‘Kardoi’ me had aangegrepen, maar Best zei: ‘Hij is een gladjanus, Joop. Hij heeft iedereen om de tuin geleid, ook die vrouw aan wie hij dat boek dicteerde omdat hij zelf niet kan schrijven.’

Een vreemde episode inderdaad. Net zo vreemd als de tekst van Jan Best (De Vries) op de achterzijde van het boek. Centraal daarin staat de scabreuze vergelijking tussen de Koerden en de zionisten.

‘In het Westen heerst de misvatting dat Israel gehaat zou zijn bij alle omliggende landen. Het is nagenoeg onbekend dat dit niet opgaat voor de bewoners van Koerdistan, de Koerden. Die zien in de Joden en in de staat Israel een navolgenswaard voorbeeld.’(2)

(1) Best liet in die tijd het bericht de ronde doen dat hij ‘nog maar enkele maanden’ te leven zou hebben.
(2) Zie voor de hele tekst deze link naar bol com (waar je je nog vrolijk blauw mag betalen aan een exemplaar van het boek!)

JoopFinland

  • Datum: .

Hij zou vandaag 66 zijn geworden, Fred Woudhuizen. Een ongeneeslijke ziekte nam hem in 2021 weg, maar voor mij stierf ie al midden jaren negentig. Door toedoen van Jan Best.

We kenden elkaar vanaf de eerste dag van onze studie geschiedenis aan de UvA, Fred en ik. Onze kennismaking was voor mij, als Achterhoeker, die met de Westfries. Fred was erg blond en sprak op slepende toon. We zaten voor het eerst tegenover elkaar bij Hoppe aan het Spui, en Fred maakte op mij de indruk dat ie daar, met zijn ‘biertje’ en wat ‘aanspraak’ zoals hij zijn favoriete drank en mijn gezelschap noemde, volledig in zijn sas was.

Fred was er trouwens de mens niet naar om ‘geluk’ tot onderwerp van een lange beschouwing te maken. Laat staan het na te streven. Hij was een stoïcijn, zonder ook aan die eigenschap erg veel woorden te besteden. Hij had het wel eens over het fatum, maar dan vooral gekscherend. Mij beschouwde Fred als een romanticus, die eeuwige liefde en de revolutie najoeg en daarover ook nog eens boeken wilde schrijven.

Maar ook een stoïcijn wordt op de proef gesteld. Hij bedoelde het niet als een verwijt wanneer hij tegen me zei: ‘Jou komt het allemaal aanwaaien, ik moet er mijn best voor doen’. Met dat ‘allemaal’ bedoelde hij niet geluk of liefde, maar studieresultaten. Mij interesseerde onze studie feitelijk geen reet, maar eind jaren zeventig moest je studiepunten halen om je beurs te behouden. Dus legde ook ik tentamens af en haalde voor die dingen zesjes of een zeven min.

Je mag het best wel een minderwaardigheidscomplex noemen waaraan Fred leed. En waar dat tussen Fred en mij dus niet leidde tot onhebbelijkheden, daar legde het wel de basis voor zijn afhankelijkheid van Jan Best. Best voelde als geen ander aan hoe hij Fred kon manipuleren. Best lag op de UvA met iedereen in de clinch en speelde maar wat graag de underdog. Fred zag in het grotendeels verzonnen lot van zijn docent zijn eigen achterstelling bij anderen weerspiegeld.

Fred werd dus wetenschapper, ik leg nog wel eens uit waarin precies. Hij studeerde af en promoveerde ook, bezocht internationale congressen en schreef wetenschappelijke boeken. Maar altijd aan de hand van Jan Best. Die was nooit ver weg, en dreef ‘zijn’ student Woudhuizen wel eens af dan werd deze weer bij de les en in het gareel geroepen. Meestal volstond daartoe een ‘biertje’ en wat ‘aanspraak’, maar midden jaren negentig verkeerde het allemaal in geweld …

JoopFinland

  • Datum: .

Iedereen die ook zo’n vijf jaar geleden deze site bezocht, weet hoeveel last wij van het Kleintje hebben gehad van ene Jan Best. Hij liet geen gelegenheid onbenut om online vooral mijn persoontje door het slijk te halen en was ook niet vies van bedreiging.
Bij ons weten is Best al weer bijna twee jaar geleden gestorven. We hoeven dus niet te vrezen weer door hem gestalked te gaan worden. Maar dat is niet de reden om hier aandacht voor de man te vragen.
Die is gelegen in het feit dat Wikipedia de enige bron is waaruit wij zijn verscheiden kunnen vernemen. En dat terwijl met Jan Best een groot wetenschapper en dito docent heenging die ook nog es regelmatig voor ophef en vertier in het Amsterdamse academische wereldje zorgde.
Zijn anonieme dood gaat er bij mij niet in, hoeveel ruzie ik op het eind van zijn leven dan ook met hem heb gehad. Jan was een klootzak voor wie het met hem aan de stok kreeg -en helaas voor hem was dat vrijwel iedereen waar ie mee te maken had- maar ook klootzakken verdienen meer dan oorverdovende stilte bij hun vertrek uit het ondermaanse.
Om een voorbeeld te geven van de rol die Best aan de UvA had. Het mes gaat in onze universiteiten weer in de kleine talen en cultuurgebieden. Lees er bijvoorbeeld Stine Jensen maar over. Vergeten is alweer dat vijfendertig jaar geleden ook zo’n kaalslag plaatsvond. Toen verdween onder veel meer ook het studierichtinkje van Best. Maar niet dan nadat juist Best de kwestie op memorabele wijze onder de aandacht van het grote publiek had gebracht.
De jonge Jan Best vertegenwoordigde in de jaren zestig ‘zijn’ UvA in het toenmalig achtuurjournaal omdat ie internationale faam kreeg als schrift-ontcijferaar. Ga er maar aan staan: succesvol concurreren met de nieuwsfeiten van de Roaring Sixties met een gort en gort en nog es gortdroge materie.
Begin jaren tachtig deed ie dat nog es dunnetjes over. In Rotterdam (!) organiseerde hij toen een tentoonstelling van prehistorische vondsten uit Bulgarije (!) waarop 300.000 bezoekers afkwamen.
Ik voel me als zijn oud-student (en medeplichtige aan menige door hem geïnitieerde storm in de UvA-vijver) verplicht om een serietje aan Jan Best te wijden. Noem het (de aanzet tot) een biografie, van de mens die in mijn leven en in dat van nog wat figuren om hem heen een onuitwisbare indruk heeft nagelaten.

(JoopFinland)

  • Datum: .