Skip to main content

Requiem voor een klootzak (003)

07 december 2024

Dat de universiteit alleen nog maar hapklare brokken voorzet is niet nieuw, maar wel de geslagenheid waarmee het academische wereldje haar uitholling accepteert. Dat ging in de jaren tachtig wel anders. En Jan Best was toen nou juist een sprekend voorbeeld van strijdlust.

Hoezeer de tijden ten slechte gekeerd zijn bleek mij reeds tien jaar geleden. Het fascistische uitgevertje Perry Pierik vroeg mij toen om actie te ondernemen tegen Best: die zou ‘gewapende Koerden’ naar Pieriks toko in Soesterberg willen sturen.

Koerden en Jan Best: die combinatie deed bij mij een mooie herinnering opkomen. Dus vertelde ik Pierik Junior in kleuren en geuren hoe Best rond 1982 de wegbezuiniging van zijn studierichtinkje had aangekaart bij zijn bazen op de Letterenfaculteit van de UvA.

Zonder ons al te veel te vragen werden Fred Woudhuizen en ik op een morgen in een speelgoed-uniform van een peshmerga gekleed en in een bestelbusje, met aan het stuur Ben, de portier van het Universiteitstheater, naar de Letterenfaculteit aan het Spui gereden.

Naast Ben zat Best, in zijn gewone kloffie (spijkerbroek met hip jasje), en met hem voorop ging het naar het zaaltje waar het bestuur van de faculteit in vergadering bijeen zat. Voordat iemand begrepen had waarover het ging, sprong Best op de dure tafel, met in zijn knuisten een blaffer.

Nou ja, ook uit de feestwinkel dus, die kloeke revolver. Best gelastte Fred en mij om de toegangsdeur ‘bezet te houden’ en stak een kleine redevoering af waarvan de kern was dat men aan de tafel van wetenschap geen kaas van had gegeten en hem dus gewoon zijn ding moest laten doen.

We waren net zo snel weer weg. Maar natuurlijk wel gekiekt door de fotograaf van Folia Civitatis, het toen nog toonaangevende blad van de UvA. Ook op het instituut waaronder Best ressorteerde had hij na onze actie de lachers op zijn hand.

‘Alleen een dwaas deed in die dagen aangifte van iemand die op een speelse manier een vergadering opvrolijkte’, zei ik tegen Perry Pierik. ‘Dat waren nog es tijden, joh. Je had bijvoorbeeld ook Bingel die hetzelfde flikte in de Tweede Kamer ..'

Maar Pierik Junior had nooit van Bingel gehoord en had het woord ‘terrorist’ al vele malen in de hoorn geblazen. Dus ik had voor hem nog een toegift: ‘Dit is maar de helft van het verhaal’, sprak ik. ‘Nu komt de moraal.’

De voorzitter van de club in het zaaltje heette Nico van den Boogaard. Ik heb die naam zo goed onthouden omdat veertien dagen na onze performance wij Best in diens kantoortje lijkwit in zijn stoel aantroffen.

Hij las ons met bevende stem voor uit de NRC: een rouwadvertentie voor die Van den Boogaard. De man was bezweken aan een hartaanval. Maar Jan Best was er voor de volle honderd procent van overtuigd dat het hartfalen veroorzaakt was door hem.

‘Zal ik zijn vriendin bloemen bezorgen?’ vroeg hij ons met tranen in de ogen. ‘Of zou ze het prettig vinden als ik bij haar langs ga?’ Met onze bezweringen dat de oorzaak van ‘s mans verscheiden vast niet ons akkefietje was geweest, kon Best maar weinig.

‘Ziedaar het fenomeen Jan Best’, zei ik tegen Pierik. Maar die had geen oren naar mijn relativerende woorden. ‘Ik doe aangifte tegen die gek’, stamelde hij, ‘en waarom ook niet maar gelijk tegen jou.’

JoopFinland

Klik hier om uw reactie toe te voegen
07 december 2024
Requiem voor een klootzak