commentaar
Hoewel ik niet alle aspecten van het artikel van de heer Schrover uit het vorige Kleintje de revu wil laten passeren, wil ik niettemin op de door mij gedestilleerde hoofdpunten enige kritische kanttekeningen maken en in kritisch daglicht plaatsen.
door Astrid Essed
In de eerste plaats valt mij in zijn artikel de sterke generalisatie op betreffende het door hem geconstateerde en door mij zeker niet ontkende criminele gedrag van een kleine groep Marokkaanse jongeren. Evenzeer generaliseert hij het door hem geconstateerde anti-semitisme onder Marokkaanse jongeren en maakt hij geen onderscheid tussen het Europese anti-semitisme en deze eveneens zeer te veroordelen nieuwe vorm van anti-semitisme, die echter andere componenten in zich draagt.
Zoals bekend kunnen dergelijke op een deelgebied van de realiteit gebaseerde generalisaties leiden tot een zeer onwenselijk racistisch standpunt. Hoewel ik met bovenstaande allerminst wil beweren dat het artikel van de heer Schrover als zodanig racistisch te noemen is, draagt het wel degelijk een aantal racistische componenten in zich waarop ik in de loop van mijn betoog zal terugkomen.
In de tweede plaats betrekt hij in zijn beschouwing een aantal politiek-historische ontwikkelingen, die hiermee slechts in zeer beperkte mate in verband staan.
In de derde plaats constateer ik in ernstige mate een door hem tentoongespreide absolute bagatellisering van de met name na 11 september 2001 en de moord op Theo van Gogh ontstane zeer verontrustende anti-islamhetze.
Tenslotte verbijstert mij zijn zeer bagatelliserende opmerkingen ten aanzien van het doodrijden door een 43-jarige automobiliste van een 19-jarige jongeman, waarbij zijn "blaming of the victim" theorie mij als hoogst oneigenlijk en inhumaan overkomt.
Anti-semitisme
Laat het in de eerste plaats duidelijk zijn, dat ik een verklaard tegenstander ben van iedere vorm van racisme en anti-semitisme en van mening ben, dat hiertegen streng dient te worden opgetreden, althans binnen de geldende internationale en Nederlandse rechtsprincipes.Het is echter eveneens van belang de oorzaken van het onder een groep Marokkaanse jongeren levend anti-semitisme, nader onder de loupe te nemen.
In de eerste plaats dient niet uit het oog verloren te worden, dat er een onderscheid is tussen het traditionele Europese anti-semitisme, dat grotendeels is gebaseerd op afkeer van Joodse mensen, de religie en gebruiken en als zodanig zeer virulente vormen heeft aangenomen (daartoe hoef ik naar ik aanneem geen nadere voorbeelden te noemen) en het zogenaamde "nieuwe anti-semitisme" onder Marokkaanse jongeren, dat met name is gebaseerd niet zozeer op afkeer van joodse mensen, maar inderdaad zoals schrijver opmerkt, op de humanitaire en politieke aspecten rond het Midden-Oostenconflict.
Uiteraard is een en ander geen verontschuldiging voor dergelijk gedrag, maar wel een verklaring, die met name van belang is in de oplossingsstrategie van een wenselijk of minder wenselijk maatschappelijk verschijnsel. Daarenboven speelt mede een rol het vanuit de heersende politieke kringen pro-Israëlische politieke beleid, de in media-kringen heersende vrij incomplete en tendentieuze berichtgeving en onderschat niet het feit, dat in het Nederlandse geschiedenisonderwijs weliswaar volkomen terecht uitgebreid wordt ingegaan op de holocaust maar betreffende de stichting van de staat Israël slechts in zeer beperkte mate gewag wordt gemaakt van de in de oorlog van 1948 ten aanzien van de pas gestichte staat en de Palestijnen plaatsgevonden massaslachtingen in een aantal Palestijnse dorpen door Israëlische terreurorganisaties, de fysieke verwoesting van meer dan 400 Palestijnse dorpen door de Israëlische troepen en de etnische zuiveringen waardoor meer dan 750.000 Palestijnse burgers van huis en haard verdreven zijn.
Onderschat niet de invloed, die dergelijke niet te ontkennen maatschappelijke factoren op een aantal laag-opgeleide Marokkaanse jongeren kunnen hebben. Voeg daarbij de zeker sinds 11 september 2001 toegenomen anti-Islamhetze en de discriminatie en achterstelling en dergelijke volledig onwenselijke en onacceptabele patronen als anti-semitisme krijgen een voedingsbodem.
Uiteraard merk ik een en ander niet op als enige mate van verontschuldiging, want die heb ik nooit voor racistisch en anti-semitisch gedrag, maar wel als een verklaring.
Wie overigens ooit de moeite heeft genomen, werkelijk met deze jongeren in gesprek te raken, zal al gauw merken, dat met "Jood" over het algemeen Israëlische soldaat of kolonist wordt bedoeld. Dat geeft, dunkt mij, al een duidelijker beeld van de heersende realiteit dan het door Schrover geschetste.
Generalisatie
Wat mij evenzeer in hoge mate stoort is het feit, dat Schrover impliciet doet voorkomen, alsof dit anti-semitisme betrekking zou hebben op de meerderheid van de Marokkaanse jongeren. Niets is minder waar.
Nader onderzoek laat zien, dat het hier een zeer beperkte groep betreft, die zich bovendien heel vaak verbaal minder goed kan uitdrukken en meestal als zodanig een laag opleidingsniveau heeft. Ik vind het daarenboven, gelet op de door Schrover meerdere malen gedane uitspraak, ronduit schokkend te constateren, dat hij impliciet in zijn artikel suggereert, dat Marokkaanse kinderen geen waarden van goed en kwaad zouden meekrijgen van hun ouders. In de eerste plaats zijn het doorgaans zeer goed opgevoede kinderen, die echter net als autochtone Nederlandse kinderen onderworpen zijn aan maatschappij-invloeden, in de tweede plaats is ook hier weer sprake van verregaande generalisatie dienaangaande. In de derde plaats vind ik de door Schrover gebruikte connotatie "goed" en "slecht" in hoge mate arrogant.
Bagatellisering
Al evenzeer bagatelliseert Schrover volgens mij de sinds 11 september 2001 heersende en zich verder verspreidende anti-Islamhetze. Ik meen als zijnde allochtone van Surinaamse komaf over enige kennis en ervaring dienaangaande te beschikken omdat iets dergelijks zich evenzeer voordeed ten aanzien van de Surinamers in de zeventiger jaren, alleen op basis van andere directe aanleidingen. Het principe is echter hetzelfde: Het blameren van de gehele etnische minderheid door de dominante autochtone samenleving (uiteraard niet iedere autochtoon, maar betreffende een aantal instituties en maatschappelijke stromingen, die dan al geen grote invloed op de autochtone leefgemeenschap krijgen) in verband met de door een minderheid gepleegde criminele feiten, hetzij verwerpelijke politiek-criminele handelingen. Direct na 11 september is er sprake geweest van een groot aantal anti-islamitische aanslagen en geweldsdaden, voornamelijk brandstichtingen. De Anne Frank Stichting noemt een aantal van 190 gewelddaden in de periode vanaf 11 september tot december 2001. Met betrekking tot de moord op Theo van Gogh noemt genoemde organisatie 174 aanslagen en gewelddaden, vanaf 2 november tot eind november 2003. Het is evident dat een en ander heeft geleid tot grote intimidatie en angstgevoelens onder mensen die qua uiterlijke kenmerken te definiëren zijn, zoals Surinamers in de zeventiger jaren.
Het is eveneens duidelijk dat een en ander niet slechts samenhangt met de directe aanleidingen, die trouwens evenzeer getuigen van racisme, aangezien de gewelddaden van anderen worden getransponeerd op de gehele "groep", maar eveneens getuigt van een reeds dieper in de Nederlandse samenleving geankerd en aanwezig racisme.
Ik ben het met schrijver eens dat iedere bevolkingsgroep, dus ook de Marokkaanse, kritisch dient te staan tegenover het eigen functioneren, maar ik denk dat de Nederlandse samenleving en met name de soms sterk manipulerende politiek (refererend aan de VVD oorlogshitserij en haatzaaierij na de moord op Van Gogh) alsmede de media en uiteraard de direct verantwoordelijke individuen, allereerst de hand in de eigen racistische boezem dienen te steken.
Bovendien was er ook nog sprake van een ernstige mate van stigmatisering van de gehele Marokkaans-islamitische bevolkingsgroep, waarbij alle door Marokkanen gepleegde criminele feiten alsmede religieuze uitspraken onder een vergrootglas werden gelegd en de absurditeit ontstond, dat individuele Marokkanen zich moesten verontschuldigen voor de daden, door andere individuen bedreven.
Van Gogh en Fortuyn
In een dergelijk klimaat werd de discriminatie cq racisme niet alleen gevoed door een politicus als Pim Fortuyn, maar tevens, gevaarlijker nog, ontstond en is een klimaat ontstaan, dat de meest extreme racistische cq beledigende opvattingen jegens Marokkanen en Islam als "vrijheid van meningsuiting" werden aangemerkt en iedere kritiek hierop als "onverdraagzaam" of "subversief" of in de meest milde vorm als "naïef" werden betiteld. Waardoor het steeds meer bon ton werd, racisme tot vrijheid van meningsuiting te verheffen.
In een dergelijk klimaat kon eveneens iemand als Theo van Gogh, die zich trouwens in de negentiger jaren van de meest virulente anti-semitische uitspraken had bediend (Sonja Barend voor een concentratiekamp zeggend "en morgen gezond weer op" en de door Van Gogh gemaakte "karamel"opmerking annex "copulerende Davidssterren in de gaskamer") eveneens zijn veelal voor de Marokkaanse bevolkingsgroep in het algemeen als voor moslims in het bijzonder meest racistische uitspraken spuien, terwijl hij eveneens een groot aanhanger was van het uitzettingsbeleid van minister Verdonk, maar dat terzijde.
Het is evident, dat de moord op hem een zeer ernstige schending van het menselijk recht op leven behelst, maar het is geheel oneigenlijk naar mijn mening, hem als de "kampioen voor de vrijheid van meningsuiting" op te voeren, tenzij racisme de nieuwe norm wordt.
Ook de door Robbert Schrover in verband met de "vreugde" onder moslims na 11 september 2001 alsmede de "vreugde" ten aanzien van de moord op Theo van Gogh is in hoge mate generaliserend, aangezien het hier een zeer kleine groep betrof, waarbij bovendien zoals reeds gezegd iedere nadere en serieuze analyse dienaangaande ontbreekt.
Eveneens gaat Schrover in op een aantal kritische publicisten waaronder de door mij zeer gewaardeerde Hans Feddema, die niet alleen wijst op het toenemende racisme in met name Europa en de Verenigde Staten in het kader van de anti-islamhetze, maar een en ander volgens mij terecht in verband brengt met de Amerikaans-Europese kolonialistisch-imperialistische rol uit het verleden, die nog steeds zijn gevolgen heeft cq wordt gecontinueerd.
Daarom is het volgens mij oneigenlijk van de schrijver om eveneens te wijzen op de onderdrukking van de eigen bevolking in de VS en Europa op sociaal-economisch en politiek gebied. Natuurlijk ontken ik een en ander genendele (het is gedeeltelijk een resultante van hetzelfde systeem dat kolonialisme en slavernij genereerde) maar het noemen hiervan wijst volgens mij op een bagatellisering van de Amerikaans-Europese koloniale rol dienaangaande.
Ook is volgens de verwijzing naar de Arabische imperialistische oorlogen in het verleden onzinnig en oneigenlijk, alsmede het Arabische aandeel in de slavernij, aangezien een en ander niets afdoet aan de Europese en Amerikaanse rol in dezen, waarvoor slechts de respectievelijke landen verantwoordelijk zijn. Even oneigenlijk zou het zijn, wanneer ik kritiek op de ernstige repressie van het Turks-Ottomaanse Rijk in de diverse koloniën door de eeuwen heen bagatelliseer door te stellen, dat tijdens de Europese kruistochten zich de meest gruwelijke massamoorden hebben voorgedaan. Uiteraard is dit een realiteit, maar een en ander is geen enkel excuus voor het repressieve optreden tijdens het Turks-Ottomaanse Rijk.
Verder verliest Robbert Schrover uit het oog, dat de Europees-Amerikaanse politieke ontwikkelingen dienaangaande geen historisch karakter dragen zoals de indertijd door Arabische machthebbers cq handelaren gespeelde zeer negatieve rol, maar dat het tentoongespreide Europees-Amerikaanse imperialisme (zie Irak, Afghanistan en de ongestrafte Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden) nog tot op de dag van vandaag doorgaat, met verwerpelijke terroristische reacties hierop tot gevolg.
Het grootste bezwaar tegen deze beschouwing heb ik echter met het feit dat een en ander in geen enkel verband staat tot het artikelonderwerp "Antisemitisme versus integratie" en bovendien de indruk zou wekken, de Marokkaanse gemeenschap van nu verantwoordelijk te stellen voor al deze bovenstaande historische ontwikkelingen.
De dood van Ali El B
Schokkender wellicht vind ik nog het feit, dat voor het sociaal afwijkend gedrag en het gebrek aan zelfcensuur door Robbert Schrover wordt aangevoerd het doodrijden van een 19-jarige Marokkaanse jongen door een 43-jarige automobiliste.
In de eerste plaats stel ik hierbij nadrukkelijk, dat voor de gepleegde daad haar afkomst genendele een rol speelt. Dat er direct werd verwezen naar een racistische moord wijst en dat ben ik met schrijver eens, op de verslechterde verhoudingen binnen de Nederlandse samenleving tussen de Marokkaanse bevolkingsgroep enerzijds en de Nederlandse autochtone groep anderzijds, hetgeen eveneens werd gevoed door de ronduit apert-racistische reacties op diverse discussiefora. Verder moet het mij van het hart, dat Schrover zowel in humanitaire als in juridische zin blijk geeft van een opvallende bagatellisering van het doodrijden van een mens. Het ontgaat kennelijk aan zijn humanitair begrip dat er door niemand mag worden doorgereden, ondanks het gepleegde misdrijf, nog afgezien van het feit, dat het stelen van tasjes als misdrijf, zonder het overigens te bagatelliseren, ook maar qua ernst in verband gebracht kan worden met het ontnemen van het leven van de ene mens door de andere. Nog eens de feiten op een rijtje: De betreffende jongens, die de automobiliste in kwestie van haar bezit hadden beroofd, bedreigden haar niet fysiek, de enige reden, die het doden van een ander mens juridisch gezien legitimeert in het kader van zelfverdediging. Het is begrijpelijk, dat automobiliste haar eigendom terug wilde halen, maar daartoe stonden haar diverse middelen open zoals om hulp roepen, bellen met een mobilofoon etc. Wanneer zij achteruit de daders achterna rijdt, neemt zij een onverantwoord risico met de levens van zowel daders als eventueel passerende voetgangers, hetgeen in geen enkel opzicht acceptabel is en valt onder eigenrichting, aangezien er geen sprake was van directe bedreiging harerzijds of het toepassen van proportioneel geweld (hetgeen volgens de wet is toegestaan, maar slechts om de dader fysiek staande te houden, vast te houden of desnoods op de grond in bedwang te houden, verder gaat dat niet!)
Het feit, dat zij beweerde niet te kunnen zien wat er gebeurde wijst er des te meer op, dat zij een onverantwoord risico nam, met dodelijke gevolgen van dien. Een en ander is absoluut onacceptabel, welke daad de dader ook had bedreven! Ik vind het dan ook verbijsterend, dat de auteur de gotspe heeft, deze jongeman, die dodelijk slachtoffer is van het bewust door een ander gepleegde rijgedrag, door hem eveneens als dader wordt aangenomen, terwijl hij voor de verantwoordelijke in dezen slechts vergoeilijkende termen aanvoert. Het is evident, dat zij moet leven met het feit, dat zij iemand heeft doodgereden en ik vind het derhalve dan ook onacceptabel, dat zij dienaangaande niet verder strafrechtelijk is vervolgd, hetgeen met name een licht doet werpen op de waarde, die in deze samenleving gehecht wordt aan een mensenleven in vergelijking tot het beroven van een tasje. Ik vind dat auteur zich derhalve in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan "blaming the victim".
Incidenten
Tot mijn verbijstering verheft vervolgens de auteur het onacceptabele gedrag van een aantal door hem genoemde Marokkaanse kinderen tot een algemeen onder Marokkaanse kinderen voorkomend gedragspatroon, hetgeen in hoge mate generaliserend is, tegen het racistische aan. Uiteraard moeten kinderen streng gestraft worden voor gewelddaden zoals tegen genoemde oudere meneer gepleegd, maar in de eerste plaats komt dergelijk gedrag evenzeer voor onder Nederlandse kinderen en in de tweede plaats is het uiteraard normatief voor een kleine groep Marokkaanse kinderen en kan een en ander niet gegeneraliseerd worden. Het voorbeeld van het Marokkaanse meisje, dat niet naast de Surinaamse vrouw in de bus wilde zitten, vind ik eveneens onzinnig en oneigenlijk, eveneens het plotseling tentoongespreide hartverscheurende "meeleven" van de auteur. In de eerste plaats verheft hij ook hier weer een losstaand incident tot een verschijnsel van structurele onaangepastheid bij Marokkaanse jongeren (nog los van het feit, dat het hier een kind van 12 jaar betreft!), daarnaast schijnt de auteur uit het oog te verliezen, hoeveel Nederlanders met name volwassenen, in de zeventiger jaren weigerden, plaats te nemen naast Surinamers en andere gekleurde mensen.Mij is een en ander eveneens een aantal keren overkomen. Het is onaangenaam, maar je integreert een en ander in je ervaringen en het leven gaat door. Evenzeer verliest auteur uit het oog, dat er onder Surinamers helaas eveneens sprake is van anti-Marokkanisme, net als er uiteraard onder Marokkanen sprake is van racisme ten aanzien van Surinaamse allochtonen. Een aantal jaren geleden reisde ik met de trein uit Den Haag naar Amsterdam en wilde opstaan voor een Nederlandse jongeman, die op krukken stond. Hij zei, dat een en ander niet nodig was, maar ging gretig zitten op de plaats, die een Nederlandse vrouw, die later was binnengekomen en hiervan niet op de hoogte was, hem aanbood. Verontwaardiging bij de andere, meest Nederlandse reizigers, niet bij mij. Het is immers aan de jongeman, al dan niet op mijn plaats te willen zitten. Ik heb het incident dus gerelativeerd, al heb ik een vermoeden, dat racisme hierbij een rol heeft gespeeld. Ik heb het echter uiteraard niet alle Nederlanders aangerekend, want ik ben geen racist.
Nabeschouwing
Robbert Schrover echter generaliseert in hoge mate door een kleine groep Marokkaanse jongeren gepleegde criminele feiten en anti-semitisme door een en ander niet alleen impliciet te transponeren op de gehele groep als zodanig, daarenboven verwijt hij ook nog de merendeel zeer gewetensvolle Marokkaanse ouders ieder onder een beperkte groep Marokkaanse jongeren voorkomend afwijkend gedrag. Tenslotte brengt hij een en ander niet alleen in een oneigenlijk kader van algemeen-historische ontwikkelingen, hetgeen in dezen genendele van toepassing is, daarenboven verwijt hij een doodgereden Marokkaans slachtoffer zijn eigen gewelddadige dood en verheft hij enkele buurtincidenten tot algemeen crimineel gedrag. Tevens sluit hij zijn ogen voor alle door extreem rechtse groeperingen en individuen gepleegd geweld tegen met name Marokkaanse allochtonen.
Ik denk, dat het van belang is, dat auteur zich realiseert dat hij zich met dergelijke stellingnamen op gevaarlijke wijze in racistisch vaarwater begeeft en spreek dan ook de hoop uit, dat hij zich bij volgende bijdragen over dit onderwerp genuanceerder en met meer oog voor de achtergrondgeschiedenis mag uitlaten.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 406, 23 september 2005