Skip to main content
  • Archivaris
  • 402

De Hiv-Aids hypothese: 20 jaar van dwaalwegen

Het moet maar eens gebeuren, ook in dit blad: wat klopt er eigenlijk van het officiële standpunt dat het Hiv-virus Aids veroorzaakt? De onverklaarbaarheden zijn van dien aard dat de hypothese met de dag minder houdbaar lijkt. Een samenvatting in twintig stellingen.

door Ton Geurtsen

1. Het Hiv-virus behoort tot de zogeheten retrovirussen. Daarvan zijn er al enkele duizenden geïdentificeerd. Zij komen zowel bij mensen als bij andere dieren voor en veroorzaken geen ziekteverschijnselen. Ze worden in het algemeen overgedragen van moeder op kind tijdens de zwangerschap. Van het Hiv-virus wordt aangenomen dat het wèl ziektes veroorzaakt en nog wel dodelijke ook. Dat betekent dat men aan dit virus kenmerken toekent die retrovirussen niet hebben.
2. Virussen kunnen ziektes veroorzaken, die echter in de welvarende wereld niet meer leiden tot massale sterfte. Die situatie is volstrekt anders in de Derde Wereld, daar zeer veel mensen er door armoede, ondervoeding, gebrekkige hygiënische omstandigheden en een geschiedenis van belast zijn met infecties onvoldoende weerstand hebben. Daar mist men het vermogen om op tijd natuurlijke immuniteit op te bouwen.
3. Wanneer virussen ziekte veroorzaken, worden antistoffen aangemaakt zodat de gastheer ertegen beschermd is. Alleen diegenen wier weerstand sterk te wensen overlaat, lopen gevaar. Zo kan het griepvirus voor mensen met bijvoorbeeld hart- of longaandoeningen of oude mensen met een zwak gestel gevaarlijk zijn. Een normaal functionerende afweer brengt het virus echter onder controle. Voor retrovirussen, dus ook het Hiv-virus, geldt hetzelfde, met dat verschil dat zij geen ziekte veroorzaken. Het griepvirus is dan ook, anders dan het Hiv-virus, w_l schadelijk.
4. Als iemand zich laat testen op Hiv, wordt niet getest op Hiv zelf, maar op de aangemaakte antistoffen. Deze geven niet aan dat er gevaar is, maar integendeel dat het virus onder controle is. Een positieve testuitslag is dan ook niet het teken van onheil waar het voor gehouden wordt. Uit de medische literatuur zijn bovendien tientallen factoren bekend - andere virussen, vaccinaties, bloedtransfusies, hoog vetgehalte in het bloed en vele andere - die leiden tot een positieve uitslag. Een deel van de critici van de gangbare opvatting heeft mede hieruit de conclusie getrokken dat zelfs het bestaan van het Hiv-virus niet is aangetoond.
5. Wie Hiv-positief test, wordt aangeraden regelmatig bloedonderzoek te laten doen. Daarbij wordt gekeken naar het aantal CD4-cellen, belangrijke afweercellen van het lichaam, en de zogeheten viral load, de concentratie van het virus in het bloed. De redenering is dat een hoog aantal CD4-cellen samengaat met een lage viral load. In de praktijk blijkt dit verband er vaak niet te zijn. De viral load kan bovendien soms ook gemeten worden bij mensen die Hiv-negatief zijn.
6. De Amerikaan Robert Gallo, een van de 'uitvinders' van het Hiv-virus (in feite stal hij de uitvinding van de Franse wetenschapper Luc Montagnier), moest al enkele jaren na de bekendmaking daarvan (1984) toegeven dat het virus geen geïnfecteerde cellen kon doden. Deze vaststelling is echter ook uit het wezen van retrovirussen af te leiden: zij infecteren net genoeg cellen om te kunnen overleven en leiden een slapend bestaan. Men noemt dat passagiersvirussen.
7. Toen Aids begin jaren tachtig opdook, werd door wetenschappers, artsen en beleidsmakers vaak verwezen naar drugsgebruik als oorzaak. Dat veranderde toen de 'uitvinding van het Hiv-virus' per persconferentie bekend werd gemaakt. Het doek viel over de drugs-Aids-hypothese en dat is in 2005 nog altijd onveranderd. De plaats werd ingenomen door de Hiv-Aids-hypothese, maar daarvoor is nooit enig wetenschappelijk bewijs geleverd. Nobelprijswinnaar scheikunde Kary Mullis heeft beschreven hoe hij de hele literatuur afstruinde naar een bewijs, niets kon vinden en niemand van zijn collega's hem een bewijsdocument kon tonen. De dissidente stemmen zijn gebleven, maar hen viel een systematische boycot ten deel: weigeren van onderzoeksgelden, censuur in wetenschappelijke tijdschriften en vooral veel agressie.
8. Aanvankelijk werd er van uitgegaan dat iemand, eenmaal besmet met het Hiv-virus, binnen drie maanden Aids zou ontwikkelen. Al snel werd dat een jaar. Dat bleek bij velen niet het geval en nog altijd geldt dat van het aantal geschatte seropositieven een relatief kleine minderheid Aids ontwikkelt. Intussen gaat men uit van een periode van gemiddeld tien jaar, met mogelijke uitschieters naar twintig jaar. Ook wint de opvatting terrein dat sommigen het helemaal nooit zullen krijgen. Dit uitstel naar een steeds verdere toekomst biedt het voordeel aan de Aids-wetenschappers dat zij schijnbaar altijd gelijk hebben, omdat alle aandoeningen die reden zijn voor een Aids-diagnose al veel langer bestaande ziektes zijn. De kans dat iemand ooit een van deze aandoeningen krijgt is immers redelijk groot, ook voor niet-geïnfecteerden.
9. Geforceerde Aids-diagnoses zijn ook mogelijk geworden doordat men - naar het voorbeeld van het Centers for Disease Control and Prevention (CDC), de Amerikaanse gezondheidsinspectie - de definitie regelmatig heeft aangepast. De belangrijkste daarvan stamt uit 1993, toen onder meer baarmoederhalskanker in een ernstig stadium aan de lijst werd toegevoegd. Elke Hiv-negatieve vrouw met baarmoederhalskanker zal horen dat zij dit aan het papillomavirus (en bijkomende risicofactoren) te danken heeft. Als echter diezelfde vrouw antistoffen tegen Hiv heeft, wordt het papillomavirus als oorzaak vervangen door het Hiv-virus. Anders gezegd: het samengaan van Hiv en baarmoederhalskanker wordt aangezien voor een oorzakelijk verband. Het gevolg van de nieuwe definitie was dat tijdelijk het aantal Aids-diagnoses toenam.
10. De uitbreiding van het aantal Aids-aandoeningen verklaart ook waarom vrouwen er ogenschijnlijk steeds meer door getroffen worden. Maar ook na 25 jaar blijft het een relatief kleine minderheid. De oorspronkelijk getroffenen - dus v__r de uitbreiding van de definitie - waren voor het overgrote deel vrouwen die drugs gebruikten. Dit verklaart ook het probleem van de Aids-kinderen die zij hebben voortgebracht. Voegen we hieraan de (drugsgebruikende) homoseksuele mannen en de intraveneuze drugsgebruikers toe, dan blijft alleen de kleine categorie hemofiliepatiënten (en andere bloedtransfusieontvangers) over. Omdat het hen toegediende bloed gezuiverd is van lichaamsvreemde eiwitten, is ondanks blootstelling aan Hiv hun gemiddelde levensverwachting in de loop der tijd juist gestegen.
11. Aids is nog altijd grotendeels beperkt tot de traditionele risicogroepen en er is dan ook nooit sprake geweest van een Aids-epidemie. Niet alleen is het aantal slachtoffers relatief klein in vergelijking met andere ziektes, Aids heeft zich ook niet representatief over de bevolking verspreid. Het uitblijven van ziekte op grote schaal onder zowel vrouwen als heteroseksuele mannen (tenzij behorend tot een van de risicogroepen) betekent dat Aids in kleine kringen blijft rondcirkelen. Hierin onderscheid zich de zogenaamde epidemie sterk van de situatie in de Derde Wereld: daar is sprake van een gelijkmatige verdeling over de seksen.
12. De ziektes waar men in de Derde Wereld aan lijdt, zijn met de komst van het Aids-tijdperk niet veranderd. Ze zijn alleen geherclassificeerd onder de term Aids. Deze term is onder meer nodig om onderzoeks- en projectgelden te verkrijgen. Feitelijk lijden deze mensen echter nog steeds aan de desastreuze gevolgen van ondervoeding en infectieziekten die zij door gebrekkige weerstand niet kunnen doorstaan. In de enkele gebieden waar men de slachtoffers onderzocht en hun ziektebeelden registreerde, bleek telkens weer dat onder hen ook veel Hiv-negatieven waren. De schattingen van het aantal Aids-slachtoffers in de arme landen zijn bovendien geheel onbetrouwbaar. Daarvoor moet men immers weten of zij besmet zijn. Voor een Aids-diagnose is zo'n test echter niet vereist, waarmee men het eigen uitgangspunt dat Hiv de oorzaak is van Aids totaal onderuit haalt. Aids-diagnoses worden er gesteld op grond van klinische symptomen. En dat zijn dezelfde als die men vroeger had.
13. In het Westen, waar men gemakkelijk een Hiv-test kan doen, wordt het verband tussen Hiv en Aids zoveel mogelijk aangehouden. Maar al in 1988 waren in de Verenigde Staten ruim 43.000 gevallen van Aids geregistreerd bij mensen van wie werd aangenomen dat ze seropositief waren maar bij wie nooit een test was afgenomen. In de literatuur zijn bovendien meer dan 4.500 voorbeelden te vinden van Aids-diagnoses bij mensen die met zekerheid seronegatief waren. Zij waren dus niet met het virus in aanraking gekomen, maar kregen wel dezelfde ziektes. Om het verband tussen Hiv en Aids te redden, paste men een definitietruc toe: mensen met Aids maar zonder Hiv lijden sinds 1992 aan 'idiopathische CD4 Lymphozytopenie' (ICL).
14. De gemeenschappelijke factor in Aids onder de traditionele risicogroepen (uitgezonderd bloedtransfusieontvangers) is drugsgebruik. Zo lieten de eerste onderzoeken onder homoseksuele Aids-slachtoffers zien dat de getroffenen intensieve gebruikers van recreatieve drugs als cocaïne, amfetamine en poppers (amylnitriet) waren. Het gebruik ervan is sowieso onder deze groep veel hoger dan onder de doorsnee van de bevolking. Het is onder meer te wijten aan het grote gebrek aan kennis onder heterowetenschappers en -artsen over de homoseksuele subcultuur dat het verband tussen Aids en drugsgebruik buiten beeld blijft. Wie deze wereld kent, weet wel beter.
15. Het gevolg van intensief en langdurig gebruik van recreatieve drugs is een geleidelijke instorting van de afweer zodat men vatbaar wordt voor 'opportunistische infecties'. Daarnaast kunnen intensieve gebruikers van bijvoorbeeld cocaïne en heroïne verschijnselen ontwikkelen als chronische diarree, dementie, tuberculose, extreem gewichtsverlies of longontsteking. De laatste aandoening kan ook veroorzaakt worden door gebruik van poppers, dat bovendien in relatie staat met Kaposi sarcoma (een kanker van de bloedvaten in de huid). De lijst is niet uitputtend, maar de hier genoemde verschijnselen zijn zonder uitzondering reden voor een Aids-diagnose.
16. De woede die onder nogal wat Amerikaanse homoseksuelen bestaat ten aanzien van het Aids-establishment is onder andere verklaarbaar doordat in de VS strengere criteria worden gehanteerd dan in Europa. Terwijl hier ook nog rekening wordt gehouden met het al dan niet aanwezig zijn van aandoeningen, is in de VS een aantal CD4-cellen van beneden de 200 - naar men aanneemt wijzend op een lage afweer - zonder meer reden voor een Aids-diagnose. Men is dan niet ziek, maar heeft wel Aids. De consequentie daarvan is geweest dat honderdduizenden mensen die niet ziek waren massaal en preventief op medicatie zijn gezet. Aanvankelijk was dat zidovudine (AZT), geproduceerd door de farmaceutische multinational GlaxoSmithKline - toentertijd Burroughs Wellcome. Later werd dat, na enkele tussenmiddelen die niet deden wat men wilde, de zogeheten combinatietherapie. Het relatieve 'voordeel' van deze nieuwe therapie is dat het vernietigende AZT er in een veel geringere dosering in is opgenomen.
17. Ondanks de woede, is het op de markt brengen van AZT mede het resultaat geweest van de druk die de Amerikaanse homobeweging uitoefende: men wilde snel het medicijn waarvan men zulke goede dingen hoorde. GlaxoSmithKline, tegenwoordig belangrijk sponsor van de Nederlandse Hiv-vereniging, was echter de drijvende kracht achter het versneld uitbrengen van het middel. Er werd daarbij verwezen naar de goede resultaten: diegenen die met AZT behandeld werden, maakten het beter dan de mensen in de controlegroep. Homoactivist John Lauritsen wist later met een beroep op de Amerikaanse variant op de Wet Openbaarheid van Bestuur de - evengoed zwaar gecensureerde - documenten in handen te krijgen. Daaruit bleek dat de werkelijkheid geheel anders was dan wat men de publieke opinie had verteld: de gezondheidssituatie van diegenen die met AZT werden behandeld was slechter dan van diegenen die een nepmiddel (placebo) kregen.
18. AZT en vergelijkbare middelen werken via het afbreken van DNA-ketens in de lichaamscellen. De voortzetting van deze keten is voorwaarde voor leven. Worden deze ketens afgestopt, dan sterven de cellen. Wanneer veel cellen sterven, sterft uiteindelijk ook de gastheer. Het is vergelijkbaar met chemokuren die bij kanker worden ingezet en die gemiddeld gesproken een neutraal effect hebben: sommigen kunnen overleven, anderen bespoedigen er hun einde mee. De patiënt overleeft alleen als er net genoeg kankercellen worden uitgeschakeld voordat er teveel gezonde cellen zijn afgestorven. Dat is mogelijk omdat chemokuren per definitie tijdelijk zijn. Tegen Aids werd AZT echter dagelijks en levenslang ingezet, tot de dood er op volgde. Dat resultaat was voorspelbaar, omdat het middel eerder ondeugdelijk was bevonden om kankercellen te vernietigen. Bij proeven op muizen met tumoren werd niet de kanker uitgeschakeld, maar gingen de muizen zelf dood.
19. De sinds 1996 beschikbare combinatietherapie bespoedigt nare tot levensbedreigende ziektes. Daartoe behoren vetverplaatsing, aandoeningen aan lever of alvleesklier, bloedarmoede, diabetes, botontkalking en hartproblemen. Andere gevolgen kunnen zijn spierverkwijning, langdurige diarree, dementie of lymfeklierkanker - die alle ook reden zijn voor een Aids-diagnose. De inzet van de therapie blijft verdedigd worden met een beroep op de 'drastische afname van het aantal Aids-gevallen' sinds de introductie ervan in 1996. Een blik op de statistieken laat zien dat men hier de publieke opinie voorliegt, want de afname van het aantal Aids-gevallen is al begin jaren '90 begonnen. Dat veel Hiv-positieven ondanks de grote gezondheidsrisico's redelijk positief oordelen over de therapie, is verklaarbaar doordat de middelen tegelijkertijd werken als een soort antibiotica, waardoor infecties verdwijnen.
20. De huidige zoektocht naar enzymen, eiwitten of genen die verantwoordelijk zouden zijn voor het al dan niet ontwikkelen van Aids en de termijn waarop dat gebeurt, moet in het licht van het voorgaande als een doodlopende weg worden beschouwd. Men zou terug moeten naar de kenmerken van (onschadelijke) retrovirussen in het algemeen en het (onschadelijke) Hiv-virus in het bijzonder en de werkelijke oorzaken van Aids moeten onderzoeken. Hoewel bijkomende factoren zeker niet uit te sluiten zijn, wijzen de gegevens steeds weer in dezelfde richting: Aids is in de westerse wereld het gevolg van drugs in de Engelse betekenis van het woord. Dat wil zeggen: recreatief drugsgebruik en anti-virus medicatie.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 402, 13 mei 2005