Skip to main content
  • Archivaris
  • 377

Parasieten aan de top

Kapitalisme op z'n Russisch (deel 1)

"Mijn goede vriend Vladimir". Zo noemde George W. Bush de Russische president Poetin tijdens het staatsbezoek dat hij in september 2002 bracht aan de Russische Federatie. Maar uiteindelijk koos "de goede vriend" na lang dralen en veel twijfels in het Irak-spektakel de kant van de Europese bondgenoten Frankrijk en Duitsland. Heeft de Russische bevolking daar enig voordeel van?

door Bas van der Plas

Met de uiteindelijke keuze tegen de Amerikaanse oorlogshitsers kiest de Russische regering voor toenadering tot Europa, en dan vooral de Europese grootmachten Duitsland en Frankrijk. In de ontwikkeling van het Russische kapitalisme zal men het uiteindelijk ook van Europa moeten hebben. Nu, ruim tien jaar na de ineenstorting van de Sovjet-Unie is er in de Russische Federatie een nieuwe bourgeoisie ontstaan die haar eisen aan de regering dicteert, en het is aan Poetin om aan deze eisen een politieke vorm te geven.
Sinds de overwinning van Jeltsin op de resten van de stalinistische bureaukratie tijdens de poging tot staatsgreep van augustus 1991, een gebeurtenis die het einde van de Sovjet-Unie inluidde, is voor een groot deel van de vroegere Sovjetbevolking een uitzichtloze periode van ellende, armoede en verval aangebroken. De enigen die in voorspoed leven zijn degenen die op tijd een greep hebben gedaan naar de vroegere staatsbezittingen, die op misdadige wijze hebben geprofiteerd van de "privatisering" en coalities zijn aangegaan met de onderwereld. Een nieuwe klasse ontstond op de puinhopen van de Sovjetstaat, een klasse van kleptocraten.
In 1992 beloofde Jeltsin zijn landgenoten nog dat door de introductie van een zogenaamde "shocktherapie", dat wil zeggen een snelle overgang van gecentraliseerd staatskapitalisme naar vrije marktmechanismen, de pijn binnen een paar maanden voorbij zou zijn. En vier jaar later, bij zijn overwinning in de presidentsverkiezingen van 1996 toen hij voor een tweede termijn gekozen werd, liet hij zijn landgenoten weten: "Nu ben ik er zeker van dat Rusland in 2000 een welvarend, democratisch land zal zijn." Inmiddels is al heel lang duidelijk dat de invoering van een vrije markteconomie in de Russische Federatie tot een regelrechte sociale catastrofe heeft geleid. De criminaliteit viert hoogtij, corruptie is er op alle gebied en degenen die zich verrijkt hebben uit de staatskas, de "nieuwe Russen", doen wat zij willen zonder zich veel van de wetten aan te trekken. Het herstel van het kapitalisme in Rusland heeft geleid tot de diepste depressie die ooit in een geïndustrialiseerde economie werd waargenomen. "De economie van Rusland is bijna ieder jaar geslonken. De produktie is in tien jaar tijd met ongeveer 53% afgenomen volgens de officiële statistieken. De fysieke infrastructuur is in verval geraakt: ziekenhuizen, wegen, gevangenissen, scholen en spoorwegen, met uitzondering van een paar prestigeprojecten in Moskou, zijn in een ongelooflijk slechte staat. Russen zijn slecht gevoed, slecht gekleed, slecht gehuisvest, slecht behandeld. Het duidelijkste teken van verval is dat de Russen jong sterven en dat er zo weinig kinderen worden geboren. De bevolking is ten opzichte van 10 jaar geleden met 6 miljoen afgenomen." Dat schreef het Britse blad de Economist in haar editie van 30 mei 2000.

"diefstal van de eeuw"
De Sovjet-Unie was ontstaan als gevolg van een staatsgreep in november 1917. Na het verslaan van de "binnenlandse vijand" en geallieerde interventielegers werd de basis gelegd voor een planeconomie. Buitenlands en binnenlands kapitaal werd onteigend en er kwam een staatsmonopolie op buitenlandse handel. Mede door de inzet van een ongekende repressie en terreur, vooral onder de 'rode dictator' Josef Stalin, werd de Sovjet-Unie uiteindelijk van een agrarisch land een moderne geïndustrialiseerde staat, die evenwel niets met 'socialisme' te maken had.
Na de Tweede Wereldoorlog brak al snel de periode van de Koude Oorlog aan en de bewapeningswedloop tussen de VS en de Sovjet-Unie leidde tot economische uitputting van de laatste. Tussen 1960 en 1970 vond er een scherpe daling plaats in de economische ontwikkeling van de Sovjet-Unie en aan het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw was het absolute dieptepunt bereikt. Tijdens de regeerperiode van Brezjnjev (1964-82) ontstond al een breedschalige schaduweconomie en namen corruptie en machtsmisbruik ongekende vormen aan. Brezjnjev's opvolger Andropov, het vroegere hoofd van de KGB, poogde de onder Brezjnjev ontstane 'bandeloosheid' de kop in te drukken door meer discipline in te voeren. Deze pogingen leidden wel tot een lichte opleving in de economie die duurde tot het midden van de jaren 80, maar de structurele problemen van de bureaucratische commando-economie lieten zich niet oplossen door repressieve maatregelen.
In 1985 werd Michail Gorbatsjov algemeen secretaris van de heersende Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Zijn politiek van perestrojka werd gebracht als een middel om de effectiviteit en kwaliteit van de economische produktie te stimuleren door marktgeoriënteerde hervormingen van de planeconomie. De pogingen van Gorbatsjov leidden tot een steeds fellere machtsstrijd in de partijtop, waar conservatieve elementen vochten voor behoud van hun positie en privileges. De eerste belangrijke hervormingsmaatregel van Gorbatsjov was de legalisering in 1986 van privé-ondernemingen in de vorm van coöperatieven, die onmiddellijk begonnen met het toepassen van staatseigendommen voor privédoeleinden. Het jaar daarop verordende Gorbatsjov dat fabrieksdirecteuren, die tot dan toe door de staat werden benoemd, nu per onderneming door het personeel gekozen moesten worden. Dit gaf de bedrijfsleidingen een grote onafhankelijkheid van het bureaucratische staatsapparaat en velen maakten van de nieuwe vrijheid gebruik om de bezittingen van de ondernemingen te privatiseren. In veel gevallen verkochten zij grondstoffen of eindprodukten aan bevriende coöperatieven tegen afbraakprijzen. Deze verkochten daarop de goederen aan de hoogste bieder, liefst tegen betaling in harde valuta's, en de winsten werden gedeeld met de directeuren van de ondernemingen. De "diefstal van de eeuw", zoals de privatisering van de Sovjeteconomie ook wel genoemd wordt, was begonnen.
De beslissing om ondernemingen los te maken van gecentraliseerd beheer en een versoepeling van het staatsmonopolie op buitenlandse handel leidde tot een onmiddellijke daling van het nationale inkomen. In het vierde kwartaal van 1990 meldde Goskomstat, het staatscomité voor statistiek, dat het nationale inkomen met 8,5% was gedaald in vergelijking met een jaar eerder. En in het eerste kwartaal van 1991 nam de daling met nog eens 10% toe.
"Rusland was in 1988-1992 een niemandsland tussen twee systemen. Staatscontrole over handel en export desintegreerde, maar de prijzen op de binnenlandse markt bleven onder controle, vaak op absurd lage niveaus. Iedereen die aan olie, diamanten of metalen kon komen voor roebels, en ze dan in het buitenland voor dollars kon verkopen, werd plotseling rijk. Dit vereiste wel de oogluikende toestemming van staatsambtenaren die de noodzakelijke vergunningen afgaven en de problemen aan de grens verzachtten." schrijft Thane Gustafson in 'Capitalism-Russian Style'.
De massale overboeking van inkomsten naar buitenlandse rekeningen zorgde voor een scherpe terugval van exportopbrengsten en een groeiende staatsschuld die harde aanvallen deed op de Russische goudvoorraden en valutareserves. In een poging het tij te keren werd in 1990-91 de import met 45% gereduceerd, maar de daaruit voortvloeiende tekorten verstoorden de produktie verder en droegen bij tot een groeiend besef dat de zaak uit de hand liep. Toen de druk toenam om orde in de chaos te brengen steunden zowel Gorbatsjov als Jeltsin het '500-dagenplan' van de econoom Stanislav Sjatalin, voor een snelle overgang naar een markteconomie.

'normaal' kapitalisme
De overgang naar kapitalisme vereiste de omvorming van gemeenschappelijk bezit tot het eigendom van individuele kapitalisten: het kapitaal. Van 1988 tot 1995 stonden de deuren in Rusland wijd open voor de brutalen en hun handlangers om zich staatseigendommen met een waarde van honderden miljarden dollars toe te eigenen. Deze "diefstal van de eeuw" vormde de Russische economie snel om tot een situatie die de kapitalistische leerboeken over economie als 'normaal' beschouwen: een kleine, steenrijke elite aan de top en een grote massa verpauperde arbeiders aan de onderkant van de maatschappij.
Het eerste stadium voor 'normale' kapitalistische verhoudingen in Rusland, een primitief proces van accumulatie van kapitaal, werd ingeleid met een versoepeling van de staatscontrole op exporten. Het tweede stadium, een in 1990 begonnen brede golf van speculatie, werd al in 1987 voorbereid met de beslissing van Gorbatsjov om het monopolie van de Staatsbank van de Sovjet-Unie te breken als onderdeel van de campagne om de greep van de centrale planning te versoepelen. In 1991 waren er al 1600 particuliere banken ontstaan. De particuliere banken converteerden roebelrekeningen met lage rentes van staatsondernemingen in harde valuta's, die zij gebruikten voor kortlopende leningen om exporttransacties te financieren. Bij beide transacties verdienden de banken grote bedragen: op de dollarleningen bedongen zij hoge rentes en dan nog eens wanneer de dollars weer werden geconverteerd naar intussen veel minder waard geworden roebels op de rekeningen van de eigenaren. Na de afschaffing van de prijscontroles in 1992 klom de inflatie naar 2500%. In dat financiële klimaat kon de vertraging van geldtransacties, al was het maar met een paar dagen, grote winst opleveren. De bureaucraten die hun roebelrekeningen voor deze doeleinden lieten gebruiken kregen natuurlijk ook hun stukje van de taart aangereikt.
In 1992 zette Jeltsin het derde stadium van de primitieve kapitaalaccumulatie in door de massale privatisering van staatsondernemingen. De fortuinen die waren vergaard met de bovenomschreven banktransacties werden nu door de oligarchen ingezet om algehele controle over de economie te krijgen. Architect van Jeltsin's privatiseringsprogramma was de nieuwe premier Jegor Gajdar, die in de Sovjetperiode nog was benoemd tot economisch redacteur van het blad 'Kommunist', het belangrijkste ideologische tijdschrift van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Gajdar gebruikte zijn positie om de overgang naar een markteconomie aan te bevelen als dé oplossing voor de Sovjetproblemen.
Het programma van de regering-Gajdar was de shocktherapie, grootschalige privatisering en een onmiddellijk eind aan de prijscontroles. De maatregelen leidden tot enorme inflatie die spaarrekeningen van 'gewone burgers' in een klap waardeloos maakte, en het tot bijna nul reduceren van de inkomsten van degenen die op vaste bedragen in roebels werden uitbetaald, zoals gepensioneerden en werkenden die op roebelcontracten waren aangesteld. In de geprivatiseerde bedrijven was het al gewoonte salarissen in dollars te berekenen.

"het is gestolen"
In 1999 werden door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) de hervormingen van de Russische economie geëvalueerd. Het 'Human Development Report for Central and Eastern Europe and the CIS' beschrijft het proces aldus: "De meest bepleite hervormingsstrategie ten tijde van de ineenstorting van de Sovjet-Unie stond bekend als 'shocktherapie', of de 'big bang'. Er werd vanuit gegaan dat er een zekere 'pijn' geleden zou moeten worden, maar men nam aan dat de pijn van korte duur was en dat de uiteindelijke voordelen aanzienlijk zouden zijn. De 'big bang'-strategie onderscheidde drie fases. Ten eerste zouden staatsondernemingen worden geprivatiseerd met als resultaat de vorming van een kapitalistische klasse zonder de voorafgaande noodzaak van de particuliere accumulatie van kapitaal. Ten tweede zouden alle prijzen volledig worden geliberaliseerd, zodat prijssignalen konden worden benut voor de opsporing van grondstoffen en de verbetering van de economische doeltreffendheid. Ten derde zou buitenlands kapitaal worden gebruikt om de pijn te verzachten die werd veroorzaakt door een verlaging van produktie en inkomens."
Aan het eind van de jaren 90 had het bovenbeschreven proces er uiteindelijk toe geleid dat de Russische bourgeoisie uit een tiental clans bestond rond oligarchen die met elkaar in een strijd gewikkeld waren om de controle over de staat en de grondstoffen. Het Britse blad The Economist vroeg zich af waar de buitenlandse leningen aan Rusland waren gebleven: "wat gebeurde er eigenlijk met het geld dat werd geleend aan de Sovjet-Unie en aan Rusland? Alles samen bedroeg dat meer dan 150 miljard dollar. In theorie was het bedoeld voor de import van voedsel en de modernisering van de industrie en om de openbare financiën te steunen. Maar er is verbazend weinig resultaat te zien van de grote sommen die ermee gemoeid zijn. "Het is gestolen, zegt een ervaren Moskouse investeringsbankier." (The Economist, 11 januari 2001)
De "leningen" van westerse financiers bedroegen in 1998 30% van het Russische bruto nationaal produkt. Na toeëigening door een aantal parasieten aan de top van de Russische maatschappij blijven de leningen toch in de boeken staan als te moeten worden terugbetaald, met rente, door de verarmde lagen aan de onderkant van die maatschappij. De situatie lijkt volkomen uitzichtloos en dat is ook de positie waarin Poetin verkeert, tussen oligarchen en proletariërs. Vraag is welke keuze hij uiteindelijk maakt in de binnenlandse politieke situatie, nu hij op buitenlands vlak gekozen heeft voor het kamp van de Europese landen die niet aan het Amerikaanse lijntje willen lopen. Daarover zullen we ons buigen in een volgend artikel in dit blad.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 377, 21 maart 2003