Skip to main content
  • Archivaris
  • 326

Spion voor Moskou in de dertiger jaren

Onderzoek naar de geschiedenis en ontwikkeling van inlichtingen (en veiligheids-)diensten, naar opzet, verloop en effect van inlichtingenoperaties, naar de effecten op internationale verhoudingen tussen staten, kunnen interessante publicaties opleveren. In een groot aantal gevallen biedt het een kijkje achter de schermen van de voortdurende strijd tussen staten, klassen, economische machten, tussen onderwereld en bovenwereld, tussen politieke verantwoordelijkheid en raison d'etat.

door Johan Vandestoppelaere

Aangezien dergelijke studies veelal gebaseerd zijn op herinneringen van medewerkers dan wel (relatief zelden) op archiefstukken van de betrokken dienst bestaat er een gerede kans op het manipuleren van de onderzoeker. In dat verband is de stelling van de Engelse historicus B. Porter op zijn plaats; alle bewijzen op het gebied van spionage en contraspionage zijn onbetrouwbaar, aangezien alle spionnen en geheime agenten leugenaars zijn, getraind in technieken van deceptie en dissimulatie; "who are just as likely to fake the historical record as anything else. This is why the first rule for the reader of any book about secret services, including this one, is not to trust a word of it." ( "Plots and Paranoia", pag viii).
Belangstelling voor dergelijk historisch onderzoek bestond eerst buiten de universitaire wereld; bekend is de belangstelling voor deze thematiek van de OSS (voorloper van de CIA) en later van de CIA zelf. De CIA bestudeerde o.a. de geschiedenis van operaties van de voormalige Czaristische Ochrana; van het vooroorlogse communistische netwerk van de Rote Kapelle, alsmede van het sabotagenetwerk van Wollweber in West-Europa. Met als doel zicht te krijgen op zowel de betrokkenheid en rol van de westerse communistische partijen bij het inlichtingenwerk en bij de agentennetwerken, als op organisatiestructuur, methoden en technieken, informatiepositie, beveiliging, communicatielijnen enz. enz.
Nederland nam in de periode vanaf de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog in de wereld van de elkaar bestrijdende inlichtingendiensten een belangrijke plaats in. Als neutraal land tijdens de Eerste Wereldoorlog bood het een uitstekende uitvalsbasis voor operaties binnen het bezette deel van België en in Duitsland. Maar ook in de decennia tussen beide oorlogen bleef Nederland, o.a. dank zij de koloniën, de olie en de vlootpolitiek interessant. Allerlei particuliere en buitenlandse inlichtingendiensten werkten binnen Nederland of gebruikten Nederland als springplank voor operaties in derde landen. Over dergelijke activiteiten in die periode is verhoudingsgewijs weinig bekend. Wel is gebleken dat de Nederlandse politieke politiediensten in de grote steden, alsmede de beveiligingsdiensten van grote ondernemingen zich vooral orinteerden op het opkomende socialisme en communisme in binnen- en buitenland. Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat zij na 1933 goede relaties onderhielden met het nationaal-socialistische Duitsland. Maar in hoeverre de vooroorlogse BVD, de Centrale Inlichtingendienst, weet had van de speciale rol die Nederland (en Nederlanders) speelde in de operaties van de inlichtingendiensten van de Sovjet-Unie en van de Comintern in de jaren '20 en '30 is niet duidelijk. In de meidagen van 1940 is het archief van de C.I. vernietigd.
De geschiedenis van de Centrale Inlichtingendienst is na de Tweede Wereldoorlog beschreven door M. de Meijer ('Geheime dienst in Nederland 1912-1947'). De Meijer was voor 1940 medewerker van de politieke inlichtingendienst van de Gemeentepolitie in Rotterdam en later medewerker van de afdeling B van de BVD. Hij besteedt in zijn geschiedschrijving uiteraard aandacht aan de vooroorlogse CPN en enige aandacht aan de sabotageorganisatie van Wollweber.
De BVD heeft, in navolging van de CIA, eind jaren '40 begin jaren '50, menskracht geïnvesteerd in het in kaart brengen van de vooroorlogse communistische ondergrondse netwerken in Nederland.
Zo stuitte men o.a. op de naam van Henri Pieck, die in de jaren dertig agent was van de Russische GPOe/GRU. In 1989 heeft Igor Cornelisse in "De GPOe op de Overtoom" de rol van Pieck en van andere Nederlanders binnen de Sovjet-diensten beschreven. Cornelisse baseert zich grotendeels op gesprekken met (en de bereidheid tot praten van) enkele oud BVD'ers met de weduwe van Pieck, alsmede op het boek 'Our own people' van E. Poretsky. Het ligt voor de hand dat een groot aantal zaken voor hem niet toegankelijk werden. O.a. blijft voor Cornelisse onduidelijk wanneer Pieck precies voor de Sovjet-Unie is gaan werken. (Hij noemt 1929 of 1931 of nog eerder?). Wel wordt duidelijk dat de Engelse binnenlandse veiligheidsdienst MI5 in 1946 nog zoveel belangstelling had voor Pieck, dat Jane Archer naar Nederland gestuurd werd. De huisgeschiedschrijver van de BVD D. Engelen beschrijft in zijn proefschrift dat de BVD na de oorlog gegevens van MI5 over de communistische achtergrond van Pieck over het hoofd had gezien, een behoorlijke ambtelijke blunder binnen zo'n apparaat. Blijkbaar zijn inmiddels de BVD-archieven zover vernietigd dat hij geen weet had van, en met geen woord rept over dat bezoek van MI5 na 1945 (en belangstelling van de CIA) voor Pieck.
Door het recent verschenen boek van N. West wordt nu een nieuw licht geworpen op de betrokkenheid van Henri Pieck in het spionageapparaat van de voormalige Sovjet-Unie in de jaren 1920 en 1930.
Sinds het oplossen van de Sovjet-Unie zijn een beperkt aantal staats-(en KGB-)archieven in Moskou openbaar ; mede op basis van dergelijke bronnen (KGB-archieven) heeft Nigel West samen met Oleg Tsarev het boek 'The Crown Jewels, the British Secrets at the Heart of the KGB archives' het licht laten zien.
Het spreekt bijna voor zich dat de meeste belangstelling van de auteurs uitgaat naar Philby, Maclean, Blunt, Cairncross en Burgess (Cambridge-achtergrond) en een mogelijk netwerk van oud Oxford-studenten, maar het werpt tevens zijdelings een bescheiden licht op de betrokkenheid van Pieck bij de operaties in Engeland.
Hierbij wordt overigens duidelijk dat al in 1930 bekend was bij de Nederlandse (politie-)inlichtingendienst dat Pieck als agent betrokken was bij Russische spionageactiviteiten. De betreffende gegevens werden namelijk uitgewisseld met de Engelse binnenlandse veiligheidsdienst MI5.
Volgens MI5 was Pieck in de jaren '20 onder de naam Donat lid geworden van de Communistische Partij. In 1930 zou Pieck zijn gerecruteerd door I. Reiss en onder de codenaam Cooper zijn gaan werken. Hij werd gestationeerd in Genève en had de opdracht contacten te leggen met Engelse diplomaten en ambassadepersoneel aldaar. In 1934 recruteert hij één van hen, John King. Op een receptie in Londen in 1936 wordt Pieck benaderd door John Hooper, o.a. medewerker van MI6 (daarnaast spionerend voor nazi-Duitsland en diensten leverend aan de Sovjet-Unie), die hem in kennis stelt van de Engelse informatiepositie met betrekking tot Pieck en hem te kennen geeft dat er in Nederland een onderzoek naar hem loopt. Dat is voldoende reden om Pieck terug te trekken uit Londen, de Russische agent Mally neemt zijn contactennetwerk over. Dit alles blijkt uit een deel van het MI5 dossier van Pieck, dat door Blunt werd doorgespeeld aan de KGB.

THE CROWN JEWELS. The British secrets at the Heart of the KGB archives van Nigel West en Oleg Tsarev is verschenen bij HarperCollins te Londen en kost daar 19,99 britse ponden.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 326, 30 oktober 1998