NCRV - Arm & Rijk
Open Brief aan de regisseur René de Vries
Van een goede vriend van mij, de zeer krasse vierentachtigjarige Dr.W.P.Roelofs uit Soest hoorde ik dat hij u twee brieven had geschreven als reactie op het programma Arm en Rijk van 4 oktober jongstleden. Hij schreef u dat hij mij gevraagd had waarom ik bij zo'n belangrijke discussie en met mijn kennis van zaken geen bek open gedaan had en als dom stemvee op een knopje had zitten drukken. Zijn kritiek was bepaald niet mals, vooral omdat de mensen in de studio geen keuze hadden om blanco te stemmen. Ze waren gedwongen te accepteren dat er überhaupt bezuinigd moest worden op de sociale zekerheid, zoals Violet Valkenburg in haar inleiding stelde. De hele goegemeente is inmiddels wel geïndoctrineerd met het trieste gegeven dat de sociale voorzieningen 'onbetaalbaar' zijn geworden. Uw programma heeft er een niet geringe bijdrage aan geleverd.
Zoals u weet zijn die sociale voorzieningen helemaal niet onbetaalbaar. U was daarvan door mij ver voor de eerste uitzending van Arm & Rijk in kennis gesteld met de kopie van mijn brief aan socioloog Dr. Romke van der Veen. U had nog ruim de gelegenheid om de misleidende en onjuiste stelling aan te passen aan de werkelijkheid, en mede vanwege de publikatie van een grafiek in de Volkskrant van 21 september 1994 die mijn statistiek bevestigde. Ik kan met recht stellen dat u om de een of andere wazige reden bereid bent om 15 miljoen Nederlanders willens en wetens van valse informatie te voorzien met het uitgangspunt van de onbetaalbaarheid van de sociale wetten. Het geweten der natie blijkt zelf geen geweten te hebben. En dan zijn we met z'n allen gewoon in de aap gelogeerd.
Ik heb geaarzeld om u deze brief te schrijven omdat ik weet dat het zinloos is een dergelijke kritiek op het misbruik van de media aan diezelfde media te melden. Dat is bij de duivel te biecht gaan. Toch doe ik dit alsnog, omdat Peter Roelofs de moeite genomen had met dezelfde wetenschap, zodat ik niet achter wilde blijven een en ander van mijn ervaring met uw regie op papier te zetten. Bovendien was de redactie van het kritisch intellectuele blad Promotor bijzonder geïnteresseerd in de gang van zaken. Natuurlijk wist ik dat van de ruim anderhalf uur durende opname een gemonteerde en kortere versie op het scherm kwam. Maar dat u het toestond om alle zeven opmerkingen van mijn kant eruit te knippen is toch wel het toppunt van manipulatie. Dit temeer, omdat u mij op de twintigste, een dag na de opname, opbelde met het vriendelijke, doch wel dringende verzoek om de volgende uitzending, waarvoor ik op de drieëntwintigste ook was uitgenodigd, toch maar niet bij te wonen. In ons gesprek van ongeveer een half uur maakte u mij duidelijk dat ik (brockhus), en ik citeer u: "zodanig prominent in beeld kwam in die uitzending, dat gevaar bestond van "herkenning" bij het publiek, wanneer men mij opnieuw in een uitzending van Arm & Rijk zou terugzien" en dat u verwijten van 'vriendjespolitiek' wilde vermijden. Natuurlijk toonde ik begrip voor uw benarde positie, want bezwaar maken was feitelijk nutteloos. Dat u echter zover wilde gaan om alle opmerkingen - inclusief mijn prominente optreden - eruit te halen, had ik werkelijk niet verwacht.
Mijn eerste opmerking die ik als vraag aan de vrouw in de bijstand stelde: "Bent u uw zelfrespect niet kwijtgeraakt als uitkeringsgerechtigde?" was verdwenen. Dit voor heel veel mensen uiterst belangrijke aspect was daarmee verloren. Mijn opmerking dat de mensen bij de kamerverkiezingen hadden kunnen kiezen voor een beter sociaal beleid was eruit, evenals mijn visie op de politiek dat deze de afgelopen vijftien jaar alleen maar bezig was met slopen, slopen en nog eens slopen! Verder was mijn opmerking "Dat er in Nederland de afgelopen dertig jaar geen enkel uur aan werkgelegenheid was bijgekomen; en dat niet te verwachten was dat de komende dertig jaar er ook maar één enkel uur aan werkgelegenheid bij zou komen" eveneens pleite. Dit weg te knippen is voor de bewustwording van de bevolking van de beperktheid van de werkgelegenheid en hoe daarmee om te gaan een zware aanslag op de vrijheid van meningsvorming. Mijn discussie met Dr. Romke van der Veen over het thema basisinkomen werd evenmin uitgezonden. U manipuleert mijns inziens hierbij wel - en vermoedelijk zelfs heel gezagsgetrouw, maar ook weinig journalistiek - de publieke opinie op een hoogst onverantwoordelijke, onfatsoenlijke en gevaarlijke wijze.
De massa krijgt met uw programma slechts één ding goed ingepeperd: "er moet bezuinigd worden; en het is slechts de vraag waarop". Het feit dat u zich hiervoor leent met de voorkennis van het tegendeel, waardoor mensen in de nabije toekomst door onnodige verpaupering vroegtijdig zullen overlijden - zodat is aangetoond met onderzoeken naar de gemiddelde levensduur in achterstandswijken ten opzien van rijkere buurten - is werkelijk onacceptabel. Het uiterst merkwaardige verschijnsel doet zich voor, dat christenen met fundamentele inslag de bescherming van het leven voor de geboorte met alle middelen trachten te bewerkstelligen, maar wanneer de mens eenmaal in de burgelijke stad staat ingeschreven, geen middel schuwen om ten bate van de Mammon maatregelen (te laten) treffen, die mensen de sociale afgrond indrukken. Want om dat te voorkomen moet een beleid gevoerd worden dat geld gaat kosten; en geld is voor velen nu net niet uitgevonden om het te laten circuleren, maar om het op te potten, te schrapen, te bezitten. Uw gedrag als regisseur bij een christelijke omroep verschilt daar nauwelijks van.
Toch wil ik u nog herinneren aan mijn vraag aan u: "Of u - om die voornoemde herkenning bij het publiek te vermijden - iemand wist te noemen die als woordvoerder van de uitkeringsgerechtigden zou kunnen optreden?". U wist toen niemand te noemen waarop ik u toen voorstelde "wordt het dan niet eens hoog tijd om iemand de kans te geven dat te worden?" daarmee op mijzelf doelend, waarop u reageerde met "daarop niets te kunnen zeggen".
Met alle pissigheid, Rob Brockhus, Westkade 227, 1273 RJ, Huizen. 02152.68153. (8 oktober 1994)
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 278, 21 oktober 1994