Skip to main content
  • Archivaris
  • 285

Informatie over Georgië

Deel 3B: vluchtmotieven

De ontwikkelingen in Georgië van de laatste jaren hebben voor verschillende kategorieën vluchtelingen gezorgd. In dit vijfde en laatste artikel zullen we deze verschillende kategorieën nader toelichten.

I. Aanhangers van de politieke lijn van Gamsachurdia
Na de staatsgreep tegen Gamsachurdia in december 1991/januari 1992 volgde een ware klopjacht op diens aanhangers. De belangrijkste politici van de Gamsachurdia-lijn verbleven in Tsjetsjenië en een aantal vond hun weg naar het westen, met name Frankrijk. Dat waren degenen die over voldoende financiën beschikten om een leven in ballingschap te kunnen leiden. Degenen die, noodgedwongen danwel vanuit een bewuste keuze, achterbleven in Georgië werden in een anti-Gamsachurdia-kampagne als misdadigers bestempeld, en een aantal van hen werd gevangen gezet of vermoord. Over degenen die als politieke gevangenen werden vastgehouden is bekend dat zij werden gemarteld. Uit allerlei mensenrechtenrapporten blijkt dat marteling van politieke gevangenen in Georgië onderdeel van het repressiesysteem is geworden. Tegen een aantal politieke gevangenen werd de doodstraf geëist. In het algemeen is het politieke gevangenen niet toegestaan kontakten met advokaten te hebben, en ook medische zorg wordt hen geweigerd.
Het nieuwe regime in Georgië richtte zich vooral tegen die politieke organisaties die deel hadden uitgemaakt van de Rondetafel, een belangrijke politieke macht in de tijd van Gamsachurdia. Tot de Rondetafel behoorden: de Helsinki Unie, het Genootschap van St.Ilia de Rechtvaardige, het Merab Kostava-genootschap, de Unie van Georgische Traditionalisten, de Liberaal-Demokratische Partij, de Nationaal-Christelijke Partij en het Volksfront Radikale Unie. Al deze partijen en organisaties waren tegen het Georgische lidmaatschap van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) en vochten voor behoud van de onafhankelijkheid. Van de leden van de Rondetafel stond de Helsinki Unie 't meest bloot aan repressie van de kant van het nieuwe regime. De Helsinki Unie had ook als eis de verwijdering van de Russische militaire bases uit Georgië. Na de dood van Gamsachurdia stonden zij op het standpunt dat Gamsachurdia was vermoord door het regime en niet, zoals de officiële versie luidde, dat hij zelfmoord had gepleegd.
Human Rights Watch/Helsinki publiceerde in augustus 1994 een lijst van politieke gevangenen in Georgië. Hieruit blijkt dat de meeste gevangenen aanhangers zijn van Gamsachurdia's politieke ideeën en leden van de Helsinki Unie. Ook worden voorbeelden gegeven van repressie tegen familieleden van politieke gevangenen. De Duitse sektie van de International Society for Human Rights publiceerde op 30 oktober 1994 een gedokumenteerde lijst van 79 politieke gevangenen. 'Liste ist unvollständig' laat de ISHR weten. In deze lijst staat aangegeven tegen wie de doodstraf is uitgesproken, wie gemarteld werd, tot langdurige gevangenstraf werd veroordeeld, enz. Uit veel internationale dokumenten is bekend dat gevangenen gemarteld worden, maar deze lijsten zijn slechts het topje van de ijsberg. In werkelijkheid zijn er duizenden politieke gevangenen in Georgië. Mensen die in direkt kontakt met Gamsachurdia hadden gestaan werden vermoord. Gamsachurdia vormde een reëel gevaar voor zowel het nieuwe regime in Georgië als voor de Russische regering in Moskou, omdat hij als een der weinigen in staat kon worden geacht de Kaukasusvolkeren te verenigen tegen de Russische overheersing.
In 1992 werd, in een ondergrondse Georgische publikatie, door de gevangengenomen militaire leider van Gamsachurdia, het lid van de Militaire Raad David Puturidze, bekendgemaakt dat politieke gevangenen onder druk gevraagd werd voor de Georgische KGB te werken en dat zij die toestemden werden vrijgelaten.
De eerste grote golf van vluchtelingen uit Georgië waren de mensen die met Gamsachurdia hadden gewerkt in de diverse overheidsstrukturen, verder mensen die bij de media werkten (kranten, radio en televisie) en aanhangers van de Rondetafel, vooral vanuit de Helsinki Unie. Ook mensen die het werk van de Rondetafel gesteund hadden, bijvoorbeeld in de vorm van donaties, waren hun leven niet zeker en vluchtten.

II. De Mkhedrioni
De belangrijkste kracht tijdens de staatsgreep, en repressieapparaat van het nieuwe regime, is de paramilitaire organisatie Mkhedrioni. De Duitse sektie van de International Society for Human Rights geeft in haar rapport 'Menschenrechte in Georgien. Januari-Juli 1994' informatie over ontstaan en ontwikkeling van deze paramilitaire organisatie. De Mkhedrioni ontstond in het geheim met steun van de Georgische KGB. Basis van de organisatie waren kriminelen onder leiding van Dshaba Ioseliani, zes maal gearresteerd en veroordeeld, voornamelijk wegens roof, en een autoriteit in het kriminele circuit. Op 5 december 1990 werd de Mkhedrioni door Gamsachurdia tot verboden organisatie verklaard, nadat deze de achtergronden ontdekte. Op 19 februari 1991 werd Ioseliani gearresteerd en gevangengezet op beschuldiging van roof, moord, overvallen op wapendepots en diefstal van staatseigendommen. Tegelijkertijd werden 72 leden van de Mkhedrioni ook opgepakt.
Wanneer op 27 december 1991 de staatsgreep tegen Gamsachurdia begint, worden zij weer vrijgelaten. Ook geeft het nieuwe regime amnestie aan 4000 kriminelen die deel gaan uitmaken van de Mkhedrioni of het zgn. 'Nationale Leger' van Kitovani. Op 6 januari 1992 vluchten Gamsachurdia en een deel van zijn parlement naar Tsjetsjenië. Op 10 maart van dat jaar haalt Ioseliani Sjevardnadze naar Georgië. Deze wordt regeringsleider, Ioseliani en Kitovani vice-presidenten. De Mkhedrioni is weer volop aktief in Georgië en een golf van terreur gaat over het land. De regering antwoordt hierop door de Mkhedrioni van een nieuwe naam te voorzien, een soort bescherming bevolking (Mashvelta korpusi), waarop de regering verklaart dat de Mkhedrioni niet meer zou bestaan en dit probleem is opgelost.
In de Mkhedrioni werkten een aantal mensen gedwongen. Voor hen was dat een reden om het land te ontvluchten.

III. De oorlog in Abchazië
Ten tijde van Gamsachurdia's regering woedde de strijd in Samachablo (Zuid-Ossetië). Gamsachurdia verklaarde voor de Georgische televisie dat deze strijd werd geïnitieerd door de Russen en dat hij over de bewijzen daarvoor beschikte. De Russen waren in het gebied als een 'vredesmacht' gestationeerd.
Het is niet moeilijk om in de strijd om Abchazië ook de lange arm van Moskou te ontdekken. De Amerikaanse ex-president Nixon had al eens verklaard dat het Georgisch-Abchazisch konflikt door Rusland was veroorzaakt.
In feite was de oorlog in Abchazië een fake-oorlog. Op het moment dat Georgische militairen een deel van een gebied veroverden, werden zij door de Georgische regering in Tbilisi gedwongen terug te trekken, waarna zij weer oprukten, om vervolgens weer terug te trekken. Zeker in het begin van het Abchazisch konflikt was het Georgische leger de sterkste partij, maar door bovengenoemde 'taktiek' sleepte het konflikt zich voort. Getuigen van deze fake-oorlog, zowel militairen als burgers, werden vermoord of gevangengenomen, maar een deel wist te vluchten naar het buitenland.
Nadat de Russische troepen in Abchazië gelegerd waren als 'vredesmacht' van het GOS, maakte in februari 1994 minister van defensie Karkarashvili zijn ontslag bekend om tegen deze status van het Russische leger te protesteren. Naar zijn mening was het geen vredesmacht, maar een bezettingsmacht. Na Karkarashvili's ontslag volgde een uitgebreide desinformatiekampagne tegen hem, waarin onder andere gesteld werd dat hij van plan zou zijn geweest terroristische daden te plegen tegen ministers van de Georgische regering en Mkhedrionileiders. Later werd in Moskou een aanslag op hem gepleegd. De oorzaken van deze gebeurtenissen liggen wellicht in het feit dat Karkarashvili populair was onder soldaten en burgers. Karkarashvili wordt als een van diegenen beschouwd die de potentiële mogelijkheid bezat voor de opbouw van een eigen Georgisch leger, hetgeen de regering het argument van Russische aanwezigheid zou ontnemen. Ook kende hij alle feiten over de oorlog in Abchazië. Een aantal van de huidige vluchtelingen uit Georgië was aanhanger van Karkarashvili en deelde zijn ideeën inzake de Russische aanwezigheid in Abchazië en Georgië.

IV. Legerdeserteurs
Onder de Georgische jeugd bestond weinig animo om ingezet te worden in de gevechten in Samachablo en Abchazië, met name omdat dit als een strijd tegen de eigen bevolking beschouwd werd. Bovendien verloren de Georgische strijdkrachten in die gebieden steeds meer hun funktie door de inzet van Russische militairen. Ook vanwege de angst dat Georgische dienstplichtigen ingezet zouden worden in het GOS-leger, dat als een bezettingsleger wordt beschouwd, ontvluchtte een deel van de dienstplichtigen het land.

V. Vluchtelingen uit oorlogsgebieden
De oorlogen in Samachablo en Abchazië ontaardden in een genocide tegen de Georgische bevolkingen in die gebieden. Volgens het blad 'Refugees' van de UNHCR in Genève (nr. IV-1994) raakten door deze oorlogen tenminste 350.000 mensen van huis en haard verdreven, en dat op een totale Georgische bevolking van 5.5 miljoen. De situatie in Abchazië is zeer moeilijk. In de huizen van Georgische vluchtelingen uit Abchazië wonen nu Russische militairen en hun gezinnen. De Abchazische president Vladislav Ardzinba verklaarde op 2 november 1994 dat 'repatriëring van vluchtelingen praktisch onmogelijk is zonder substantiële ekonomische hulp' (RFE/RL daily report 2-11-94). Vluchtelingen die terugkeerden naar Gali, een distrikt in Abchazië, werden gedood of gevangengenomen. Vluchtelingen uit Abchazië hebben in feite geen kans om terug te keren. Zij leven onder slechte ekonomische omstandigheden, en sommigen worden in Georgië geterroriseerd, met name degenen die getuige waren van gebeurtenissen in Abchazië.

VI. Ekonomische redenen
Na het begin van de oorlog in Abchazië was het voor Georgische zakenmensen en privé-ondernemingen vrijwel onmogelijk te werken vanwege de enorme belastingdruk die hen door de regering werd opgelegd. Veel zakenlieden verlieten dan ook het land. Deze situatie had een slechte invloed op de Georgische ekonomie, wat nog eens verslechterd werd doordat met de invoering van de koepon als munteenheid de inflatie torenhoog steeg. Geld op bankrekeningen, vaak spaartegoeden van oudere mensen als pensioenvoorziening, waren niets meer waard. Van regeringszijde stond daar geen kompensatie tegenover. De inflatie was zo hoog dat een gemiddeld maandsalaris of pensioen niet meer toereikend was om zelfs maar een zakdoek te kopen.
Fabrieken en bedrijven beëindigden hun werk door het wegvallen van de overheidssteun. De ekonomie stortte volledig in. Een nog grotere verarming ontstond omdat mensen ook nog hun banen kwijtraakten. In de wintermaanden was er geen verwarming, geen gas, geen elektriciteit. Mensen stierven van honger en koude. Een grote vluchtelingenstroom kwam op gang, bestaande uit diegenen die in Georgië geen kans hadden de honger te overleven. De armoede en wanhoop maakten mensen apatisch.
Sommige leden van de regering trachtten een eind te maken aan deze krisissituatie. In september 1994 werd bekendgemaakt dat minister van financiën Dvalishvili zelfmoord gepleegd zou hebben. Hij zou zich in een werkkamer van het ministerie doodgeschoten hebben met een TT-revolver. Grote twijfels bestaan over deze versie van Dvalishvili's dood. Het bezit van een wapen in een overheidsgebouw is bij wet verboden, en bovendien is een wapen van het TT-type van zodanige afmetingen dat het niet makkelijk binnengesmokkeld kan worden. De laatste maanden voor zijn dood was Dvalishvili in oppositie tegen de regeringspolitiek. Volgens een bepaalde opinie zou hij over feitenmateriaal beschikken dat de Georgische regering met opzet een ekonomische krisis veroorzaakte.
Ook een aantal parlementsleden is in oppositie tegen de politiek van Sjevardnadze. Zij zijn van mening dat hij de Georgische onafhankelijkheid wel erg makkelijk prijsgaf en er alles aan deed om een marionet van Rusland te worden. De parlementaire oppositie ondernam pogingen om Sjevardnadze van zijn post te ontheffen, maar de regering antwoordde hierop door deze parlementariërs als kriminelen te bestempelen. In augustus 1994 bleek uit mededelingen van minister van binnenlandse zaken, ondermeer belast met de politie en binnenlandse veiligheid, Zeikidze, dat door Sjevardnadze en de vicepresident plannen beraamd werden ter liquidatie van de oppositie. (Rapport IGFM, Georgien in Spiegel der russische Presse, Mai-Sept. 1994). Oppositiebijeenkomsten werden regelmatig verstoord door de politie. De krant Nezavisimaja Gazeta bericht op 10 juli '94: "Officieel werd het proces-verbaal vrijgegeven tegen Irakli Tsereteli, die op 9 juli een vergadering had georganiseerd waarvoor geen toestemming was. Uit dit dokument blijkt dat de prokureur, politie en veiligheidsdienst er alles aan doen om de anti-regeringskrachten niet toe te staan in Georgië". En volgens politiechef Kviraia was 'het nodig voor leger, politie en veiligheidsdienst om samen te werken tegen kriminelen' (IGFM Spiegel, Mai-Sept.1994). Mensen die tegen de regering zijn heten in het nieuwe Georgische taalgebruik nu 'kriminelen'. Getuigen vertelden dat zij hebben gezien dat in de stad Zugdidi politiechef Kviraia eigenhandig zes mensen doodde die door hem gearresteerd waren.
Een aantal vluchtelingen zijn leden van oppositiepartijen, die ook nu nog in Georgië bestaan, en mensen die in het ambtenarenapparaat van de regering werkten, maar het oneens zijn met de politieke lijn.

VII. Schrijvers/journalisten
De regering pakt vooral schrijvers en journalisten die haar niet welgevallig zijn hard aan. De Universiteit van Helsinki geeft hiervan in haar 'Rapport over Georgië' van 21 september 1993 een voorbeeld: "Wij bezochten ook het kantoor van de laatste krant (Iberia Spektr) die nu en dan Sjevardnadze bekritiseert. Alle andere oppositiekranten zijn verboden, hoofdredakteuren werden bedreigd, geslagen of gearresteerd. De hele plek was in een verschrikkelijke staat. Hoofdredakteur Irakli Gochiridze had ook kritiek op Gamsachurdia, tijdens diens presidentschap, maar dat kon openlijk. Gochiridze's zoon, die Zviadist is (aanhanger van Gamsachurdia) werd gewurgd gevonden in het centrum van Tbilisi. Terwijl wij in het kantoor waren, kreeg Gochiridze een telefoontje van de Georgische Schrijversbond, gevestigd in het gebouw naast het kantoor. Een vrouw zei dat zij een aantal gewapende mannen daar had horen praten om naar het kantoor van Iberia Spektr te gaan en die plek te vernielen. Gochiridze belde de chef van de politie om bescherming te vragen. Hij kreeg als antwoord dat ze hem nog liever aan de hoogste boom zagen hangen...". Alle oppositiekranten en -tijdschriften die kritiek op Sjevardnadze hadden werden verboden. Maar nog steeds verschijnt in een hoge oplage 'Komunisti', het tijdschrift van de Kommunistische Partij. Op 23 mei 1994 werd de journalist Giorgi Khaindrava vermoord en op 26 oktober 1994 de journalist Zurab Kervalishvili (Moskovskie Novosti 30/10-6/11/94).

VIII. Vluchtelingen via Rusland naar Europa
Een deel van de Georgische vluchtelingen was eerder vluchteling of emigrant in Rusland. Op 16 oktober 1993 schrijft journalist Michail Sjevelob in de Moskovskie Novosti: "Heeft u enige ervaring waarom mensen van nationaliteit veranderen? Heeft u niet gehoord dat familienamen die eindigen op -dze, -ian of -zade, namen zijn van mensen afkomstig uit Georgië, Armenië of Azerbeidjan? En dat zij vanwege hun namen en afkomst niet aan de bak komen? Als deze ervaring u iets zegt, zult u wellicht begrijpen wat er in Tsjetsjenië gebeurt". Veel mensen uit de Kaukasus, die oorspronkelijk in Rusland woonden, vluchten nu vanwege etnisch geweld naar Europa en de Verenigde Staten.
De afgelopen drie jaar werd het, gezien de enorme aantallen vluchtelingen uit Georgië, mensen niet onmogelijk gemaakt uit het land weg te komen. Het is mogelijk te denken dat de regering de oppositie niet verbood te vluchten. Zij werd tenminste niet tegengehouden. De laatste tijd echter is de emigratie uit Georgië aanzienlijk minder, omdat de regering de touwtjes nu stevig in handen heeft en er geen echte oppositie meer is. Inmiddels is een begin gemaakt met het maken van een inventarisatie van de oppositionelen die zich buiten Georgië bevinden. Het ministerie van buitenlandse zaken heeft hier een speciale afdeling voor in het leven geroepen. In Duitsland zijn al verhalen bekend over aktiviteiten van de Georgische geheime dienst. Vraag is wanneer zich in Nederland Georgische vluchtelingen onveilig moeten gaan voelen door de lange arm van Sjevardnadze...

Informatie uit diverse bronnen in Georgië-archief van InSudok, informatie- en dokumentatiecentrum over de (voormalige) Sovjet-Unie, postbus 11061, 5200 EB Den Bosch.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 285, 5 mei 1995