Skip to main content
  • Archivaris
  • 286

Brievenbus

Door het beslagen raam zag ik de postbode zijn fiets tegen de heg zetten, gevolgd door het bekende knarsende geluid van het tuinhekje. En daarna het traditionele geklepper van de brievenbus. Zo, de post was geweest. Ik keek de man nog even na, wilde niet direkt al te nieuwsgierig overkomen, maar toen hij uit het zicht, en ik uit het zijne, verdwenen was, snelde ik naar de deurmat waar de PTT-beambte zijn lading had gelost dat aan mijn adres gericht was. Giro-afrekening, reklamefolder van de Wibra, bericht dat ik een ton kon winnen in de sweepstake van Lekturama en... een brief van de huisbaas. Eerst giro-envelop open: u heeft saldotekort (wist ik al), folder van de Wibra doorgekeken (stuntaanbieding: paraplu voor 3,95 -handig tegen die lekkage in m'n slaapkamer) en de Lekturama-aanbieding geloof ik wel (ik win toch nooit wat). Dan de brief van de huisbaas openmaken: 'hierbij stellen wij u voor de huur van het door u gehuurde perceel per 1 juli a.s. met 4,75% te verhogen. Ingaande die datum bedraagt uw huur 644,85'.
Stilte... lange, lange stilte... Lange, externe stilte, want van binnen begint het te gisten. Mijn hartspier wervelt het bloed in een duizelingwekkende snelheid door mijn aderen. Mijn hoofd bonst als een heimachine op een braakliggend terrein. Mijn oren beginnen te suizen, mijn neus te lopen, mijn ogen te tranen, mijn lippen te beven, mijn maag te draaien, mijn knieën te knikken en mijn adem te stokken. Vertwijfeld pak ik de brief en lees nogmaals wat er staat..'met 4,75% te verhogen per 1 juli'... Mijn oren beginnen te stokken, mijn neus te knikken, mijn ogen te draaien, mijn lippen te tranen, mijn maag te lopen en mijn knieën te suizen... Verder stilte, lange, lange stilte, lange externe stilte. Dan hef ik traag een arm en laat hem vallen op de tafel. De kopjes rinkelen, de asbak valt om, de koffiepot gaat plat en traag stroomt de bruine drab over het ochtendblad van eergisteren, de droogbloemen in de oude chaintifles vallen spontaan uit... Ik hef een been, schop tegen de tafel en de poten, al aangetast door houtworm, houden het niet en bezwijken onder dit ongekontroleerd geweld. Het tafelblad valt tegen het dressoir en beukt de deur in, waardoor alle door opgestapelde papieren vrij spel krijgen en als een lawine bezit nemen van de kamer. De op het dressoir staande stereo-installatie wankelt onheilspellend, om vervolgens met een trage salto mortale op de versleten biezen mat terecht te komen. De arm van de pickup scheert langs de vensterbank en neemt de ficus mee, die als een bowlingbal de dieffenbachia, de geranium en de draconia op de grond doet belanden, zodat deze hoek van de kamer eruit ziet als een kwekerij na een felle hagelbui. Nu begint ook het dressoir zelf vermoeidheidsverschijnselen te vertonen en zakt langzaam, maar zeker, tegen de boekenkast die deze last niet aankan en als een geraamte van een dinosaurus waar men het cruciale botje uit verwijdert met een geweldig geraas op de vloer valt. Mijn huurwoning heeft een houten vloer die nu een krakend geluid laat horen, waarschijnlijk ook aangetast door de houtworm. Ik loop snel naar de keuken en draai van het laatste beetje kruimelshag dat ik daar kan vinden met onwillige vingers een sigaret. Ik lik de helft van de tabak naar binnen als ik het vloetje dicht wil plakken en uiteindelijk houd ik toch een wit kokertje gevuld met bruine serpentines over. Intussen houdt het gekraak in de kamer aan, alsof er een bulldozer rondrijdt. Met het witte kokertje in de hand loop ik naar de kamerdeur. Ik zie een enorme krater waar de vloer ingestort is; meubilair, planten, papieren vormen een lavalaag en dik stof dwarrelt als asresten boven deze Vesuvius in mijn doorzonkamer. Met een lucifer steek ik de sigaret aan en werp hem daarna brandend in de krater. Traag vreet een oranje vlammetje aan het ochtendblad van eergisteren en kringelt een blauwachtig rookpluimpje naar het plafond. Ik loop weer de keuken in, de achterdeur uit (die ik in mijn blijvende akkuratesse ook nog op slot draai) en verlaat via de brandgang de plek die nu zeven jaar mijn adres is geweest. De PTT was hiervan op de hoogte, bijna iedere ochtend zette de postbode zijn fiets tegen de heg, ging via het hekje naar de brievenbus. Soms zwaaide hij zelfs naar me als hij me zag zitten, konsekwent zogenaamd verdiept in het ochtendblad van eergisteren, maar inwendig hopend op die ene brief van haar die nooit meer kwam... Niets, stilte, lange, lange stilte... In die zeven jaar kwam er wel jaarlijks de brief van de huisbaas, eens per jaar een brief, een eenzijdige korrespondentie. Eens per jaar moest ik wennen aan het nieuwe bedrag op de akseptgiro en iedere week las ik dat ik saldotekort had en dat ik een ton kon winnen bij Lekturama, Readers Digest of de ECI. Wat er dit jaar gebeurde weet ik niet, misschien was het de druppel...
Als ik de straat uitloop kijk ik niet meer achterom, want wat geweest is... Bijna bij de hoek hoor ik een doffe explosie. Ik steek de straat over en nog voor ik het plein heb bereikt hoor ik de sirenes. Ik trek m'n jas wat dichter om me heen en verdwijn in de schaduwen van het park. Op een bank ga ik zitten, inspekteer m'n nieuwe adres: goddank geen brievenbus.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 286, 9 juni 1995