Skip to main content
  • Archivaris
  • 282

Haast en tijdgebrek

Haast is een ziekte die epidemische vormen heeft aangenomen waarvan het eind nog lang niet in zicht is. Alles moet steeds sneller gebeuren terwijl alles al veel sneller gebeurt dan vroeger. Haast is een gebrek aan tijd, maar wat is een gebrek wanneer zoveel mensen zich te pletter vervelen en niet meer weten wat ze moeten doen (en dus maar de hele avond naar de televisie zitten te staren). Men probeert zoveel mogelijk te doen of te laten voor enkele minuten tijdwinst. Deze mensen zouden natuurlijk ook gewoon enkele minuten korter kunnen slapen, dat zou hetzelfde resultaat geven. Trouwens, hoe meer haast iemand heeft, des te vermoeider hij is en des te meer hij zal slapen: weg tijdwinst! Of: haast = stress en stress bekort je levensduur aanzienlijk, waar blijft dan die besparing van tijd? Elke dag heeft nog steeds 24 uur, niets meer en niets minder en je moet je door niemand op laten jagen. We werken minder uren dan vroeger, maar in die uren presteren we meer dan ooit. Gewoon omdat er niemand zegt: tot hier en niet verder. Er is er maar eentje die er beter van wordt en dat is de baas, de uitbuiter, de kapitalist. deze schroeft langzaam maar zeker de arbeidsproduktiviteit omhoog met als resultaat dat er alom stress is, wat dan weer de nodige lichamelijke reacties veroorzaakt (ziekten) om onszelf te vertellen wat onze monden niet durven; dat we rust nodig hebben. De arbeidsproduktiviteit wordt expres zo hoog mogelijk gehouden zodat de werknemers zich te moe voelen om in opstand te komen aan het eind van de dag en zetten de televisie aan om niet eens zélf meer te denken. De meesten durven zo en zo al niet te rebelleren want zij kunnen zich nog heel goed herinneren hoe zij vroeger werden gestraft wanneer zij in opstand kwamen tegen de totalitaire macht van de ouders. Zij zijn ook nu nog steeds bang dat ze 'straf' krijgen wanneer ze hun werkgevers bekritiseren. En als er dan toch zonodig geproduceerd moet worden, waarom dan niet voor iedereen in het bedrijf gelijke lonen? Tenslotte is iedereen even belangrijk voor het functioneren van een goede produktie. De schoonmaker is net zo belangrijk als de directeur, want als er niet wordt schoongemaakt kan er niet gewerkt worden. Wanneer een bedrijf gelijkgeschakeld wordt, is ook iedereen even gemotiveerd, is er geen discriminatie onderling en wordt iedereen met evenveel respect behandeld. Als ook de winst en de aandelen gelijk worden verdeeld is deze vorm van werken toch duidelijk een goede stap voor een beter leven voor iedereen. Onmogelijk? Welnee, er zijn inmiddels al kleine bedrijfjes aan het experimenteren met deze principes en met groot succes! Maar zolang er de traditie is van grote kapitalistische families die zonodig in ontzettend dure auto's willen rondrijden en in onmogelijke grote huizen wonen en die dus gewoon arbeiders gebruiken als instrumenten om hun uitzinnige drang naar luxe en macht te garanderen, blijft deze uitbuiting van mensen bestaan. De bedrijfsleiding van Chrysler in de VS zat met een groot probleem. Nadat ze een winst hadden van $ 68 miljoen in 1990 bleek er in 1991 een verlies te zijn van $ 795 miljoen. Van de lonen van de arbeiders kon niets meer af, want die lagen al op het absolute minimum. Toen kwam men op het idee dat topman Lee Iacocca 35 procent van zijn loon moest inleveren. Lee hoefde overigens niet al teveel te treuren, want hij hield nog altijd zo'n drie miljoen over in zijn loonzakje, naast al zijn nevenaktiviteiten die hem óók nog eens een flinke duit opleveren. In IJsland hadden arbeiders na veel stakingen en zware onderhandelingen en ondanks de tegenwerking van de overheid het toch voor elkaar gekregen een loonsverhoging van zo'n drie procent af te dwingen. Enkele weken later stemde het parlement over een loonsverhoging voor henzelf, en kwam binnen recordtijd tot overeenstemming: hun loonzakje werd aangevuld met negentig procent. Eigenlijk is er nog maar bitter weinig veranderd, nog steeds economische en sociale ongelijkheid waarin mensen worden uitgebuit door autoriteiten, zij het niet meer met stokslagen, dan wel met een ingenieuze manipulatie. De arbeider werkt vol trots en onwetend aan zijn eigen geestelijke en lichamelijke ondergang. Hij werkt, is nuttig, hij voldoet een taak en krijgt daar een beloning voor, net als vroeger toen hij nog een kind was en zich trots voelde en blij wanneer zijn ouders tevreden over zijn gehoorzaamheid en ijver waren en vervolgens neerkeek op diens broers en zussen wanneer deze wel de moed hadden om kritiek te tonen. Werken wordt als het allerbelangrijkste gezien, zelfs als het volkomen onzinnig, nutteloos of zelfs destructief is. En de werkelozen worden gezien als parasieten die profiteren van het hardverdiende geld van de werkman (iedereen meent altijd heel erg hard voor zijn geld te werken). In plaats van het feit onder ogen te zien dat arbeid aanzienlijk minder kan zijn omdat de technologie voor een groot deel die arbeid overneemt, denkt de mens nog steeds in termen waarmee hij is opgegroeid. Men kan ook zijn tijd besteden aan een eigen autonoom leefsysteem, onafhankelijk van anderen, waarin onze hele natuur geïntegreerd is. Maar blijkbaar willen mensen dàt zijn waarvoor ze geprogrammeerd zijn: brave kinderen die zeggen en doen wat ouders en onderwijzers hen vertellen. Daardoor blijven ze bij vormen van vervreemd werk waarbij er geen ruimte is voor zelfontdekking en geestelijke groei. Veel werkelozen zien zichzelf plotseling geconfronteerd met zichzelf én een zee van tijd, waar ze voor het eerst in hun leven mee te maken gaan krijgen met wie ze eigenlijk zijn en ook het verschil opmerken tussen onderdrukking van de individuele gevoelens en het algemeen belang. Die verwarring veroorzaakt altijd een mindere motivatie om zichzelf weer als instrument aan te bieden in een onmenselijk produktiesysteem. Men is bang voor echte veranderingen en weigert daarom de structuur van de maatschappij, die is gebaseerd op ideeën van één of twee eeuwen geleden, aan te passen aan de tegenwoordige behoeften van de mens, die sneller veranderen dan wetten en regels kunnen bijhouden. Ieder mens heeft behoefte aan andere mensen die hem kennen, die weten waar hij vandaan komt en hem een gevoel van geborgenheid geven. Maar steeds vaker raakt men afhankelijk van een koude bureaucratische overheid, die geen enkele overeenkomst meer heeft met een liefhebbende, verzorgende familie en meer oog heeft voor iemands individuele kwaliteiten en tekortkomingen. In plaats van dit onder ogen te zien, worden er juist meer van die koude organisaties opgericht die iemands vervreemding van zijn eigen bestaan verder versterkt. Op het laatst zit iedereen in een flinke identiteitscrisis en moet men naar allerhande drugs grijpen om toch maar iets te voelen.

Dennis Rodie

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 282, 10 februari 1995