Skip to main content
  • Archivaris
  • 324

Strijd Indonesië zorgt niet voor verandering

Na ruim dertig jaar militaire dictatuur, ingeleid door de afslachting van een half miljoen arbeiders, boeren, communisten en etnische Chinezen in 1965-66, is het bewind van de Indonesische dictator Suharto aan haar einde gekomen. Maanden van torenhoge inflatie en werkloosheid ten gevolge van de economische crisis in Zuidoost-Azië leidden tot groeiende onlusten in het land. In mei kwam de woede tot uitbarsting toen de regering onder druk van het IMF drastisch bezuinigde op brandstof en andere zaken, waardoor de prijzen tot zo'n 70% omhoog gingen.

door Bas van der Plas en Lela Smolina

Toen regeringstroepen op 12 mei zes protesterende studenten van de universiteit van Jakarta doodschoten, leidde dit tot een volksopstand waarbij honderden mensen om het leven kwamen en delen van de Indonesische hoofdstad veranderden in rokende puinhopen. De wanhopige bewoners van de sloppenwijken richtten zich vooral tegen de residentie van de president en de zaken van zijn familieleden en getrouwen. Maar het plunderen van winkels sloeg ook om in moorddadige aanvallen op Chinese handelaren. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat deze pogroms werden aangemoedigd door het regime, dat teruggreep op het aloude recept om onlusten te kanaliseren richting anti-Chinees racisme.
Het bewind zocht een uitweg uit de volkswoede door wat minder in diskrediet gebrachte figuren uit de kringen van Suharto te ondersteunen. Onder degenen die protesteerden tegen de harde lijn van Suharto zijn er velen, met name onder de studenten, die nog de illusie hadden van een 'democratische' vleugel binnen het politieke en militaire establishment. De nieuwe president, Jusuf Habibie, een fanatieke anti-Chinese racist, is in alle opzichten een produkt van zijn beschermer Suharto. Het is daarom ook te verwachten dat het 'hervormde' Indonesische regime even repressief en bloedig zal zijn als zijn voorganger en ook de massa's in het land zal laten opdraaien voor de gevolgen van de kapitalistische crisis.

revolutionaire optie
De grote toename van imperialistische investeringen gedurende de laatste tientallen jaren hebben de groei van een strijdlustig jong proletariaat tot gevolg gehad dat de afgelopen jaren regelmatig proteststakingen heeft georganiseerd. Arbeiders sloten zich aan bij studentenprotesten in de Sumatraanse stad Medan en elders kwam het openbaar vervoer door stakingen tot stilstand. In de huidige onlusten is het proletariaat evenwel niet als klasse de politieke arena binnengestapt, voornamelijk door het ontbreken van een onafhankelijke leiding. Toch zijn in Indonesië alle ingrediënten aanwezig voor een revolutionaire optie: een verbinding van het proletariaat met de verarmde werklozen, de massa's op het platteland, vrouwen en de honderden wreed onderworpen etnische en nationale minderheden levert een enorme macht op tegen de heersende kringen van de bourgeoisie. Dit is de enige weg om te voldoen aan de eisen van de massa's en het doorbreken van de keten van imperialistische uitbuiting en overheersing. Een revolutionaire ontwikkeling in Indonesië zou gevolgen hebben voor heel Zuidoost- en Oost-Azië, waar honderden miljoenen worden platgewalst onder het gewicht van wrede uitbuiting en door het IMF gedicteerde bezuinigingen op de eerste levensbehoeften. Het zou ook een enorme invloed hebben op China, waar de stalinistische bureaucratie aanstuurt op nationaal-kapitalistisch herstel.

boycotacties
Vanaf de bloedige anticommunistische pogroms in 1965, toen de CIA de beulen van Suharto voorzag van lijsten met potentiële opponenten, tot en met het trainen en bewapenen van de beruchte Rode Baretten, bekend vanwege het martelen en doden van 'politiek verdachten', zijn de Verenigde Staten de belangrijkste steunpilaar geweest voor het militaire regime. Maar ook andere landen, waaronder niet in laatste plaats Nederland, hebben het regime van wapens en repressiemiddelen voorzien. Nu is het westen op zoek naar de installering van een stabieler en betrouwbaarder regime om de dictaten van het IMF door te kunnen voeren. Het westerse gehuil over 'de noodzaak van democratisering in Indonesië' is niets anders dan een afleidingsmanoeuvre om het systeem van uitbuiting via militaire repressie te handhaven, zoals gebruikelijk ondersteund door de VS en haar Britse, Nederlandse en Australische bondgenoten. Uit solidariteit met de Indonesische massa's zouden er boycotacties moeten worden georganiseerd tegen wapentransporten naar Indonesië. Australische havenarbeiders hebben een geschiedenis van dergelijke acties, vanaf het boycotten van Nederlandse schepen tijdens de Indonesische bevrijdingsstrijd in de tweede helft van de veertiger jaren tot een boycot in 1996 toen de vrijlating van gevangen Indonesische vakbondsleiders werd geëist. Steun aan de onderdrukte Indonesische bevolking vraagt veel meer van dergelijke acties. In Nederland moet alle steun aan het regime worden stopgezet. De Britse Labourregering heeft het afgelopen jaar nog 50 scheepsladingen wapens aan Suharto gestuurd en de Australische sociaaldemocraten verwierpen onlangs nog een motie waarin de vrijlating van linkse activisten uit Suharto's kerkers werd gevraagd.

oppositie
Duidelijk is dat de westerse bondgenoten samen met het Indonesische regime op zoek zijn naar een oplossing ter voorkoming van verdere onlusten. Maar welke oplossing er ook komt, in de praktijk zal er niets veranderen. Het 'nieuwe' regime van Habibie zal nog steeds de harde maatregelen moeten doorvoeren die hem opgelegd zijn door het IMF en Wereldbank en dat zal gepaard gaan met een toenemende repressie van de groeiende bevolkingswoede. 'Gematigde' leiders zoals legerchef Wiranto staan tot hun nek in het bloed van onschuldige slachtoffers, vanaf het bloedbad van 1965 tot de voortdurende marteling en moord van opponenten in Indonesië zelf en Oosttimorese vrijheidsstrijders. Oppositionele politici zoals Megawati Sukarnoputri, dochter van de nationalistische leider Sukarno, en moslimleider Amien Rais hebben slechts gediend als steunpilaren voor het militaire regime.
Niettemin zorgen illusies in dergelijke figuren voor grote obstakels in de mobilisatie van de Indonesische massa's. Er bestaat een verbinding tussen hen die beweren te spreken namens de massa's met de burgerlijke 'oppositie' van Megawati en Rais. Zodat de linksnationalistische Volksdemocratische Partij, in theorie vertegenwoordiger van de massa's, in de praktijk oproept voor een alliantie met Megawati en de islamitische PPP. De rol van de 'gematigde' islamitische leiders wordt duidelijk door Rais, hoofd van de 28 miljoen leden tellende Muhammadiyah, de tweede moslimorganisatie van het land. Rais, die een verleden heeft van anti-Chinees racistisch fanatisme, roept het leger op om 'de belangen van de natie te verdedigen' door het toe te juichen als 'de ruggegraat van de gemeenschap'.

bloedbad
Het is vanzelfsprekend dat deze burgerlijke politici naar de militaire beulen opkijken als 'verdedigers van de belangen van de natie'. Maar zij die dergelijke vanzelfsprekendheden voorleggen als perspectief aan de massa's leiden hen naar een herhaling van het bloedbad van 1965-66. Suharto kwam aan de macht door een anticommunistische slachtpartij, uitgevoerd door de militairen en reactionaire islamitische bendes, met directe betrokkenheid van de Amerikaanse CIA en Australische huurlingen. De terreur, die begon in oktober 1965, vermorzelde de Indonesische Communistische Partij (PKI), ooit ontstaan op initiatief van de internationale revolutionair Henk Sneevliet, en met drie miljoen leden en 14 miljoen aanhangers in vakbonden, boeren-, vrouwen- en jeugdorganisaties uitgegroeid tot de grootste in de kapitalistische wereld. Dit afschuwelijke bloedbad was een belangrijke les van het dodelijke gevaar van klassencollaboratie. Zich baserend op het stalinistische schema van een revolutie in twee fasen, wat inhoudt dat de arbeiders in de eerste fase de burgerlijke nationalisten aan de macht brengen en eindigt in de afslachting van arbeiders en communisten (vgl. China 1927), sprak de PKI zich uit tegen revolutionaire strijd van het proletariaat. PKI-voorzitter Aidit huldigde de leuzen 'Lang leve Sukarno! Lang leve de PKI!'. Met volledige ondersteuning van zijn stalinistische mentors in Moskou en vooral Peking predikte de PKI 'nationale eenheid' met de burgerlijk-nationalistische heersers, het islamitische establishment en de militaire leiding. De PKI verwierf hierdoor een aantal ministersposten in Sukarno's regering en omarmde zijn politiek van 'Nasakom', een alliantie van burgerlijk-nationalistische en islamitische groeperingen en 'communisten'. En dit nationalistische volksfront ketende het proletariaat aan haar klassevijand!

zondebokken
Herhaaldelijk verbood de PKI stakingen, onderdrukte boerenprotesten en predikte vertrouwen in Sukarno en zijn generaals. Pleitend voor uitvoering van samenwerking tussen het volk en de strijdkrachten, en vooral met de politiemacht, zorgde de PKI voor een versterking van het repressieapparaat dat haar aanhang zou afslachten. Na een staatsgreep in oktober 1965, geleid door Suharto, richtten de generaals zich tegen de communisten en Sukarno sloot zijn ogen voor de afslachting van zijn vroegere bondgenoten. De arbeiders van Indonesië betaalden met hun bloed voor het verraad van de leiding van de 3 miljoen leden tellende pro-Chinese PKI. Tijdens de slachtpartij in 1965 weigerde Peking ieder protest tegen de vernietiging van de PKI, haar trouwste bondgenoot en grootste communistische partij in de kapitalistische wereld. Na het bloedbad kwam Washington met een toenadering tot Peking, vooral toen Peking's verhoudingen met Moskou tot een openlijke scheuring hadden geleid.
De linkse activisten die waren ontsnapt aan het bloedbad in 1965-66 werden voor tientallen jaren opgesloten in Suharto's kerkers en gevangenkampen. Tot in de negentiger jaren werden PKI-leiders nog geëxecuteerd. Ook vele duizenden Chinezen werden afgeslacht in 1965-66. Na het bloedbad sloot Suharto Chinese scholen, kranten kregen een verschijningsverbod en het werd zelfs verboden in het Chinees te schrijven. Etnische Chinezen zijn praktisch verbannen uit het politieke systeem, de ambtenarij en universiteiten. Maar tegelijkertijd ging de onmetelijk rijke Suhartoclan verbindingen aan met een kleine Chinese elite die zo'n 70-80% van de nationale economie onder controle heeft. Dit heeft ervoor gezorgd dat alle etnische Chinezen, een voornamelijk christelijke minderheid van niet meer dan 5% van de bevolking van het grootste islamitische land ter wereld, tot zondebokken werden gemaakt voor de vernederende armoede van de Indonesische massa's.
Van deze situatie heeft de Indonesische leiding gebruikgemaakt om te trachten het verzet te kanaliseren richting zondebokken. Zolang de Indonesische bevolking nog in de racistische ophitsing blijft geloven kan toekomstig verzet gemakkelijk in nieuwe pogroms ontaarden. De overgrote meerderheid van de etnische Chinezen in de regio zijn evenwel onderdeel van het proletariaat en hebben steeds een grote rol gespeeld in de sociale strijd. Etnische Chinezen speelden een prominente rol in de Filippijnse bevrijdingsstrijd aan het begin van deze eeuw, hebben de eerste vakbonden opgericht in Thailand en stichtten communistische partijen in Thailand, Maleisië en elders. Wanneer deze rol door de Indonesische massa's begrepen wordt zal het moeten komen tot vormen van interetnische klassesolidariteit, waarmee aan de Indonesische machthebbers een belangrijk wapen ('verdeel en heers') uit handen zal zijn genomen. Dit voorbeeld zal zich uitstrekken tot Europa waar nu nog namens de bourgeoisie organisaties als Front National, DVU, CD langs dezelfde racistische sentimenten opereren.

wingewest
De protesterende studenten in Jakarta werden gesteund door een breed scala van groeperingen en personen. Het vernederende beeld van IMF-directeur Michel Camdessus die Suharto zijn dictaten oplegde zorgde voor een concentratie van 'nationale eenheid'. Maar onder de gezamenlijke woede tegen Suharto en de imperialistische bloedzuigers liggen scherpe klassentegenstellingen. Aanzienlijke delen van de bourgeoisie en middenklasse verachten het regime vanwege haar corrupte vriendjespolitiek. Voor het proletariaat is het vooral het probleem van overleving. De werkloosheid is het afgelopen jaar enorm toegenomen, waardoor meer dan acht miljoen mensen zonder werk kwamen. Volgens prognoses zal tegen het eind van dit jaar circa de helft van de Indonesische werkende bevolking van 90 miljoen ver onder het bestaansminimum leven.
Om op termijn te overleven en te voldoen aan de behoeften van de bevolking zal diezelfde bevolking de macht over moeten nemen. Indonesië werd formeel onafhankelijk in 1949 onder de nationalisten van Sukarno, na eeuwenlang te hebben geleefd onder de laars van het Nederlands kolonialisme. Onder het Nederlands bewind was er nauwelijks sprake van een proletariaat, maar vanaf de eerste wereldoorlog werd door Sneevliet en Tan Malaka een strategie ontwikkeld voor de koloniale bevrijding van Indonesië gebaseerd op socialistische principes. Ondanks de massale opkomst van een linkse beweging blijft Indonesië tot de dag van vandaag een neokoloniaal wingewest, een bron van goedkope grondstoffen en laagbetaalde arbeid, borrelend van de niet opgeloste nationale en sociale tegenstellingen. Maar wat veranderde is de opkomst van een jong proletariaat dat sinds het begin van de jaren 90 haar potentiële kracht heeft getoond in een reeks stakingen, met name op midden-Java. Dit is de maatschappelijke kracht die kan afrekenen met de militaire dictatuur en een eind kan maken aan de wrede onderdrukking van vrouwen en onderwerping van nationale en religieuze minderheden. Binnen de heersende Indonesische kringen bestaat er geen democratische vleugel en onder kapitalistische verhoudingen in onderontwikkelde, van imperialistische uitbuiting afhankelijke landen met de bijbehorende structurele armoede van grote delen van de bevolking, kan ook geen sprake van democratie zijn. Het Indonesische proletariaat moet zich bewust worden van haar historische rol, zich de lessen van Sneevliet en Tan Malaka eigen maken, maar ook de lessen van de PKI-leiding in 1965, de rol van Moskou en Peking, van Den Haag en Washington.

nationalistisch
De afgelopen tien jaar is uit de arbeidersstrijd in Indonesië een aantal onafhankelijke vakbonden ontstaan. Veel activisten en leiders, zoals Muchtar Pakpahan van de Bond van Indonesische Arbeiders voor Welvaart en Dita Sari van het Indonesisch Centrum voor Arbeidersstrijd (PPBI), zijn regelmatig gevangengezet. De PPBI is verbonden met de Volksdemocratische Partij (PRD), waarvan de leider, Budiman Sudjatmiko, wegkwijnt in de gevangenis.
PRD-activisten hebben zonder twijfel grote moed getoond in hun strijd tegen een regime dat nooit meer dan een tamme oppositie op haar weg tegenkwam. Maar de PRD is voorstander van een nationalistisch programma en zoekt een verbinding van de Indonesische arbeiders met een vermeende 'democratische' vleugel van de bourgeoisie. Af en toe roept de PRD op tot onafhankelijkheid voor Oost-Timor, maar komt niet verder dan de VN te verzoeken haar pseudoresoluties in praktijk te brengen. De partij komt niet verder dan de eis tot 'vermindering van militaire acties in Oost-Timor' in plaats van een geloofwaardiger eis als 'onmiddellijke terugtrekking van het bloedige Indonesische bezettingsleger'. Maar de PRD-standpunten worden helemaal ongeloofwaardig door haar steun aan Megawati, die eist dat Oost Timor de 27e provincie van Indonesië wordt.
Al met al zit het Indonesische protest en verzet zonder evenwichtige leiding, zonder strategie. Tot nu toe heeft de militaire dictatuur in Indonesië zich ervan verzekerd dat alles wat naar links neigde begraven werd onder een berg van dode lichamen. De regering van Habibie zal links met dezelfde wapenen tegemoet treden om te voldoen aan haar door het westen opgelegde verplichtingen. In die zin heeft de wisseling van de wacht in regeringskringen geen enkele verandering gebracht voor het lot van de Indonesische bevolking.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 324, 28 augustus 1998