Skip to main content
  • Archivaris
  • 308

Bijstand en mensenrechten, deel 2

vervolg van deel 1

'Sociaal Handvest'
Blijkbaar waren bovenstaande fraaie bewoordingen, zoals gesteld in de Universele verklaring van de rechten van de mens en het Verdrag van Rome, nog onvoldoende om te beklemtonen welk een respect voor de basisrechten van de mens men in Nederland heeft. Daar bovenop werd op 18 oktober 1961 in Turijn het 'Europees Sociaal Handvest' opgesteld, dat zich beriep op de Universele verklaring en het Verdrag van Rome, hetgeen zou moeten leiden tot 'verdere verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden'. Bovendien wordt in de preambule gesteld dat men is 'vastbesloten, gezamenlijk alles in het werk te stellen om het levenspeil te verhogen en het welzijn van alle bevolkingsgroepen, zowel in de stad als op het platteland, te bevorderen door middel van doelmatige instellingen en maatregelen'. Wederom zien we hier de discrepantie met de nABW en het gelijkheidsbeginsel. De argumenten beginnen bijna eentonig te worden, maar getoetst aan de internationale verdragen en afspraken is het onmogelijk de nABW te zien als een wet die 'het levenspeil verhoogt' en .'het welzijn bevordert' Integendeel, de nABW bevordert armoede, maatschappelijke uitsluiting en isolatie en ongelijkheid, en is dan ook fundamenteel in strijd met de genoemde internationale verdragen en afspraken.
Artikel 12 van het Europees Sociaal Handvest betreft het 'recht op sociale zekerheid'. In artikel 12 lid 3 wordt gesteld dat de partijen zich verplichten 'te streven naar een geleidelijke verhoging van de sociale zekerheidsnormen'. Commentaar hierbij lijkt overbodig, zeker wanneer in de gemeente 's-Hertogenbosch reeds blijkt dat er sprake is van een verlaging van de sociale zekerheidsnormen!

discriminatie
Op 19 december 1966 werd door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties te New York ondertekend het 'Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten', waarin men zich wederom beroept op de Universele verklaring van de rechten van de mens van 1948. Artikel 26 van dit 'Internationale verdrag' herbevestigt nogmaals dat 'Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder discriminatie aanspraak op gelijke bescherming door de wet'. Dienen wij, gelet op onze bovenstaande argumenten ten aanzien van de nABW hieraan nog iets toe te voegen? Uit onze argumenten is reeds voldoende duidelijk geworden dat de thans ontstane situatie rond de nABW, een situatie die ongelijkheid creëert, armoede en sociale uitsluiting, discriminatie en aantasting van de basisrechten, in strijd is met zowel het gestelde in de Nederlandse Grondwet als de genoemde Internationale Verdragen. Derhalve dient ofwel de nABW te worden aangepast aan het gelijkheidsbeginsel en getoetst aan de Grondwet en de Internationale Verdragen ter zake, of Nederland dient over te gaan tot een Grondwetswijziging en opzegging van de Internationale Verdragen.

hoongelach
Bezuinigingen op de gezondheidszorg, de sociale zekerheid, het onderwijs en andere basisvoorzieningen behoren al jaren tot de vaste beleidspunten van achtereenvolgende kabinetten, ongeacht de politieke samenstelling. Deze bezuinigingen op de basisvoorzieningen hebben slechts het boven alles verheven doel van lastenverlichting voor het bedrijfsleven en terugdringing van het financieringstekort van de overheid. Het primaat van de economie veronderstelt afbraak van de basisvoorzieningen in de samenleving. Reeds begin jaren 70 werd de huidige crisis voorspeld, maar burgerlijke economen reageerden daar schamper en met hoongelach op. Economische groei en toename van de welvaart waren bij hen inherent aan de vrije markteconomie. De economische groei mag dan doorgezet hebben, ten aanzien van de welvaart dienen we een groeiende onderklasse in Nederland te constateren en een scherper wordende tegenstelling tussen arm en rijk. De discussie onder de burgerlijke economen spitste zich toe op de vraag in welke mate de overheid moest of mocht ingrijpen om een evenwichtige economische ontwikkeling te bewerkstelligen. Wij stellen evenwel dat binnen het huidige systeem geen evenwichtige ontwikkeling mogelijk is, en dat crises onlosmakelijk verbonden zijn met datzelfde systeem.

repressie
Een gevolg van de huidige crisis is de hoog blijvende werkloosheid. Ondanks alle versluierende maatregelen als banenpools en Melkertbanen kan men niet heen om een hoge structurele werkloosheid. Een debat over herverdeling van arbeid kan niet plaatsvinden, omdat de overheid nog steeds uitgaat van de mythe van algehele werkgelegenheid. Dit betekent dat eenieder die genoodzaakt is te leven van een uitkering per definitie een profiteur is van gemeenschappelijke voorzieningen en alles in het werk dient te stellen zo snel mogelijk door het vinden van betaalde arbeid uit deze status van profiteur te komen. Het overheidsbeleid richt zich dan, door bezuinigingen op de sociale zekerheid, op het zo onaantrekkelijk mogelijk maken van de status van 'profiteur' en men schuwt zelfs niet tot het toepassen van repressie -bijvoorbeeld in de vorm van inbreuken in het privéleven, door strafkortingen bij gebleken of vermeend misbruik, de invoering van omgekeerde bewijslast- om de uitkeringsgerechtigden te dwingen in de richting van de heilig verklaarde arbeidsmarkt waar vervolgens onvoldoende banen blijken te zijn. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die naar onze mening slechts kan worden doorbroken middels een fundamenteel debat over de rol van de arbeid en de herverdeling van de beschikbare arbeid in onze samenleving, maar niet door het ongenuanceerd loslaten van kortingen op verschillende groepen uitkeringsgerechtigden.
Van werkloosheidsbestrijding is bij het huidige kabinet geen sprake. Het tegendeel is waar, het vernietigt werkgelegenheid. Ook dat is inherent aan de crisis waarin het systeem verkeert.

oorzaken
Er is meer dan één oorzaak voor de crisis van dit moment. De belangrijkste oorzaak vloeit voort uit de natuurlijke tendens van het systeem om een zo hoog mogelijke winst te willen halen tegen een zo laag mogelijke prijs. De ontwikkeling van de nieuwe technologie maakt het de sterkste bedrijven mogelijk de concurrentiestrijd onbarmhartig te voeren. In de strijd om een zo groot mogelijk deel van de markt worden de ondernemers tot de aanschaf van de meest moderne produktiemiddelen gedwongen. Automatisering betekent grote investeringen doen. Steeds groter bedragen moeten worden geïnvesteerd om niet uit de markt gedrongen te worden door de concurrenten, om de winst te behouden die men heeft of om deze nog te vergroten. Steeds meer wordt geïnvesteerd in gebouwen, grondstoffen en machines, en steeds minder in arbeidsloon. Het gaat hier om de zogenoemde verhoging van de organische samenstelling van het kapitaal. De tendens tot daling van de winstvoet, die het gevolg is van de verhoging van de organische samenstelling van het kapitaal bedreigt voortdurend alle bedrijven en de schaarser wordende werkgelegenheid. De Renaultfabriek in het Belgisch Vilvoorde is hiervan een recent voorbeeld.
Wanneer er op korte termijn geen debat zal plaatsvinden over herverdeling van de beschikbare arbeid, gekoppeld aan een aantal beleidsmaatregelen ter zake, dan zal de crisis van het huidige systeem zich in volle hevigheid ontplooien en zullen de gevolgen onoverzienbaar zijn, waarbij vergeleken de situatie in bijvoorbeeld het voormalige Joegoslavië of het zuiden van Albanië nog slechts kinderspel is. Men dient te bedenken dat in principe volgens het huidige systeem er alleen winst gemaakt kan worden door de uitbuiting van de levende arbeid. Het is echter niet zo dat bezitters van geautomatiseerde fabrieken (dus met weinig arbeiders) minder winst maken dan die met fabrieken met veel arbeiders. Door het prijsmechanisme weten de bezitters van de geautomatiseerde fabrieken de winsten af te romen van hun concurrenten die (nog) veel arbeidsloon betalen. De gevolgen voor de betaalde arbeid laten zich raden.
Naast deze algemene ontwikkeling, die al sedert enige tientallen jaren aan de gang is, zijn er de veranderingen in de arbeidsdeling in de wereld, zoals de verschuiving van handarbeid naar de dienstensector in de ontwikkelde westerse landen en de enorme inkrimping van de menselijke arbeid in de landbouw. Verder is er de migratie van industrieën vanuit het ontwikkelde westen naar Aziatische, Latijnsamerikaanse en Oosteuropese landen. Ondernemers brengen hun fabrieken (vaak sterk geautomatiseerd) over naar die landen waar het arbeidsloon vaak veel lager is, omdat ze geweldige belastingvoordelen krijgen, gemakkelijke vestigingsplaatsen waar vaak geen rekening hoeft te worden gehouden met vervuiling van het milieu en uiteraard om de winst, die nog in westerse landen werd gemaakt, in die landen te laten opduiken om zodoende hier de belasting te ontduiken. Recente voorbeelden zijn de vestiging van een grote Mercedesfabriek in de voormalige Sovjetrepubliek Oezbekistan of Philipsfabrieken in Polen en Hongarije.

bezuinigingen
Ter handhaving van het bovenbedoelde systeem dient bezuinigd te worden op de basisvoorwaarden in de samenleving. Met deze bezuinigingen op de basisvoorwaarden komen internationale afspraken, zoals bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de rechten van de mens onder steeds grotere druk te staan en dienen deze internationale afspraken dan ook steeds vaker te worden geschonden, met alle gevolgen vandien.
Een mensenrechtenorganisatie als de Nederlandse Liga van de Rechten van de Mens, aangesloten bij de internationale Fédération des Droits de l'Homme, stelt dan ook terecht dat binnen de huidige maatschappelijke verhoudingen een internationale afspraak zoals de Universele Verklaring onmogelijk gehandhaafd kan worden, omdat volledige doorvoering van het gestelde in de Verklaring totaal andere maatschappelijke verhoudingen veronderstelt, maatschappelijke verhoudingen die door sommigen het 'pure socialisme' (niet te verwarren met een gelijknamig systeem in de voormalige Sovjet-Unie, of zoals aangehangen door de Nederlandse Partij van de Arbeid) genoemd worden.

Nederlands vingertje
Toch stelt de Nederlandse overheid zich op als een instantie die de basisrechten, zoals verwoord in onder andere de Universele Verklaring, nastreeft, naleeft, garandeert en handhaaft en weet men steeds het vingertje te heffen wanneer deze basisrechten elders in de wereld aangetast of geschonden worden. Tenminste mits wanneer dit heffen van het vingertje geen Nederlandse belangen schaadt, in dergelijke gevallen hanteert men liever een struisvogelpolitiek. Asielzoekers die in Nederland een erkenning als politiek vluchteling zoeken ervaren dat dagelijks aan den lijve.
Uit het bovenstaande moge blijken dat de Nederlandse overheid zich, met als voorbeeld het beleid ten aanzien van de nABW, in het geheel niet gelegen laat aan het nastreven, naleven, garanderen en handhaven van de basisrechten. Het verdient daarom ook aanbeveling te komen tot een eenzijdige opzegging door Nederland van alle internationale verdragen en afspraken ten aanzien van gelijke behandeling, zoals bijvoorbeeld de Universele Verklaring en het Europees Sociaal Handvest, omdat duidelijk is geworden dat binnen de huidige maatschappelijke verhoudingen deze verdragen en afspraken een belemmering vormen voor de stimulering van de economische groei en de gemaakte afspraken slechts papieren afspraken blijven die onmogelijk in praktijk kunnen worden gebracht.

Bas van der Plas

(Het bovenstaande is een samenvatting van een beroepschrift NABW aan de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch).

| begin artikel |

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 308, april 1997