Manifest
Het volgende, eco-religieus getinte 'manifest' over poep en voeding hebben we overgetiept uit het februari-1995 nummer van 'Ongehoord: een wereldblad voor de verandering' (ASEED-NL, Begijnenstraat 34-36,6511 WP, Nijmegen. 080.602939)
De vegetatie heeft miljoenen jaren nodig gehad om het slijk, de giftige stoffen te bedekken met een humuslaag, een zuurstoflaag, zodat de mens op aarde kon leven. En de ondankbare mens haalt die met langdurige kosmische moeite toegedekte slijk en giftige stoffen weer naar de oppervlakte. Zo wordt door de wandaden van de onverantwoordelijke mens het einde van de wereld het begin der tijden. We plegen zelfmoord. Onze steden zijn kankergezwellen. Van bovenaf is dat goed te zien. We eten niet wat bij ons groeit, we halen eten van ver, uit Afrika, Amerika, China en NieuwZeeland. De stront houden we niet zelf. Onze troep, ons afval spoelen we weg, we vergiftigen er rivieren, meren en zeeën mee of vervoeren het naar ingewikkelde, dure zuiveringsinstallaties, bijna nooit in gecentraliseerde compostfabrieken, of ons afval wordt vernietigd. De stront komt nooit terug op de akker en ook nooit daar waar ons eten vandaan komt, de kringloop van stront naar eten is onderbroken. We hebben een verkeerde voorstelling van ons afval. Iedere keer wanneer we doorspoelen en denken een hyginische daad te voltrekken, zondigen we tegen kosmische voorschriften., want in werkelijkheid is het een goddeloze daad, een verwerpelijk gebaar van dood. Als we naar het toilet gaan en onze stront doorspoelen sluiten we iets af. Waarvoor schamen we ons? waarvoor zijn we bang? Wat er naderhand met onze stront gebeurt verdringen we als de dood. We zien het gat in de w.c.pot als de poort naar de dood, snel weg, snel vergeten, dat afval en bederf. Terwijl het net omgekeerd is. Met de stront begint het leven pas. Stront is veel belangrijker dan eten. Eten houdt alleen de mensheid in stand die zich massaal vermeerdert, in kwaliteit afneemt en een dodelijke bedreiging voor de aarde is geworden. Een dodelijke bedreiging voor de vegetatie, voor de dierenwereld, het water, de lucht, de humuslaag. Maar stront is de bouwsteen van onze wederopstanding, sinds de mens kan denken, probeert hij onsterfelijk te zijn. De mens wil een ziel hebben. Stront is onze ziel. Door stront kunnen we overleven. Door stront worden we onsterfelijk. Waarom hebben we toch zoveel angst voor de dood? Wie een humustoilet gebruikt, heeft geen angst voor de dood, want onze stront maakt toekomstig leven, maakt onze wedergeboorte mogelijk. Als we onze stront niet eren en veranderen in humus ter ere van god en de wereld, verliezen we de rechtvaardiging voor onze aanwezigheid hier op aarde. In naam van valse hygiënische wetten verliezen we onze kosmische substantie, verliezen we onze wedergeboorte. Vuil is leven. Steriele zuiverheid is dood. Gij zult niet doden, maar wij steriliseren al het leven met gif en beton. Dat is moord. De mens is alleen een pijpleiding. Aan de ene kant stopt hij er dingen in, aan de andere kant komen ze er verteerd weer uit. De mond is voor, de aars achter. Waarom? het zou eigenlijk andersom moeten zijn. Hoezo is eten positief? Hoezo is schijten negatief? Wat uit ons komt, is geen afval, maar de bouwsteen van de wereld, ons goud, ons bloed. Wij bloeden dood, onze beschaving bloedt dood, de aarde bloedt dood door de waanzinnige onderbreking van de kringloop. Wie steeds aderlaat, altijd alleen maar bloed verliest en het niet door nieuw vervangt, bloedt dood. Freud had gelijk toen hij in de traumdeutung zei: stront is synoniem voor goud. Nu moeten we concluderen dat het niet alleen een droom is maar werkelijkheid. Toen Passolini acteurs in een film stront liet eten, was dat een symbool voor de gesloten kringloop, een vertwijfeld willen bespoedigen. dezelfde liefde, dezelfde tijd en zorgvuldigheid als voor wat er 'van voren' in gaat, moet opgebracht worden voor wat er van 'achteren' uit komt. Dezelfde ceremonie als bij eten, met tafelkleden, messen, vorken, lepels, chinese eetstokjes, schalen, zilveren bestek, en kaarslicht. We bidden voor en na het eten. Bij het schijten bidt niemand. We danken god voor ons dagelijks brood, dat uit de aarde groeit, maar we bidden niet dat hij onze stront weer moge omvormen. Afval is mooi. Sorteren en weer inschakelen van afval is een prettige bezigheid. Die bezigheid speelt zich niet alleen af in kelders en achterhoven, op mesthopen, in toiletten en wc's. Maar ook daar waar we leven, waar licht en zon is, in de woonkamer, in de keuken, in de pronkkamer. Afval bestaat niet. Afval is er niet. Het humustoilet is een statussymbool. We hebben het privilege getuige te zijn hoe ons eigen afval, onze eigen stront, in humus verandert met behulp van onze wijsheid, zoals een boom groeit en de oogst rijpt. Bij ons thuis, alsof het onze eigen zoon is. Homo-humus-humanitas, drie noodlotswoorden van dezelfde stam. Humus is het ware zwarte goud. Humus ruikt goed. Humuslucht is heiliger en nader bij god dan de geur van wierook. Wie na de regen in het bos loopt, kent die geur. Natuurlijk is het iets geweldigs als de afvalbak in het middelpunt van de woning staat en het humustoilet een ereplaats op het mooiste plekje wordt. Dat is precies de totale ommekeer die onze beschaving moet maken om te overleven. de geur van humus is de geur van god, de geur van de wederopstanding, de geur van onsterfelijkheid.
(Friedensreich Hundertwasser, 1979-80).
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 284, 7 april 1995