Het schaduwcommando van de prins (003)
In de twee voorafgaande afleveringen van dit epos hebben wij uiteengezet hoe de voormalige Joegoslavische veiligheidsagent Slobodan Mitric in de jaren zeventig in aanraking kwam met vertegenwoordigers van een geheime organisatie, die wij gemakshalve het prinselijk schaduwcommando hebben genoemd. Zoals vermeld werd Mitric vanaf midden jaren zeventig "gerund" door de als kolonel gekenschetste Hagenaar en ex-conservator van het Leidse Wapenmuseum, Kurt Görlitz. In opdracht van prins Bernhard's vriend Hans Teengs Gerritsen. In de aanvangsperiode van deze opmerkelijke samenwerking deden zich volgens Mitric twee grote zaken voor: de Menten-affaire en een voor die tijd formidabele drugszaak.
door Jan Portein
Met het gegeven dat het geheime commando van Teengs Gerritsen zich inliet met de Menten-affaire komt opnieuw de veronderstelling tot leven, dat de prins en de miljonair uit Blaricum wel degelijk iets met elkaar te maken hebben gehad. De Nederlandse pers heeft zich op een enkele uitzondering na het vuur uit de rubberzolen gelopen om de beweringen van Menten in die richting ten tijde van de tegen hem gevoerde processen in de jaren veertig en de jaren zeventig te ontzenuwen. Maar had "de miljonair uit Blaricum " wat dat betreft toch gelijk?
Contra's in de Oekraïne
Pieter Menten was rond 1920 naar Polen vertrokken om carrière te maken als zakenman. Na zich een paar jaar te hebben bezig gehouden met het plukken van bloemen aan de rand van het ravijn (1), vestigde hij zich aan de rand van de Karpaten in het Poolse gedeelte van Galicië. Een landstreek in het zuiden van Oekraïne, dat zich na WO I onder leiding van de OUN (Organisation of Ukranian Nationalists) onafhankelijk had verklaard. Het land beschikte echter over een gigantische graanschuur en was rijk aan grondstoffen, waaronder aardolie. Dat vormde voor de landen waartoe het oorspronkelijk behoorde, Polen en de nog prille Sovjet Unie, voldoende reden om in 1921 Oekraïne binnen te vallen en weer netjes op te delen. De OUN werd tegelijkertijd gereduceerd tot een eens in de maand bijeenkomend buurtcomité. Daarmee was met name de Koninklijke Shell opnieuw de nodige bezittingen aan de Russische communisten kwijtgeraakt. En daar konden noch concern-Führer Henry Deterding, noch groot-aandeelhouders als het Nederlands koninklijk huis een warm gevoel van krijgen. Toen de OUN dan ook na verloop van enige jaren opnieuw tekenen van leven gaf, aarzelde Deterding, die in 1924 aan de dochter van een Wit-Russische generaal zijn eeuwige trouw had beloofd, niet om de club in het geheim te gaan sponsoren. In de hoop dat hij via deze Oekraïnse contra's zijn greep op de olievelden in het betrokken gebied zou kunnen herstellen. Zijn "agent in place" werd Pieter Menten, die via de Duitse bankiers Hermann Josef Abs en Fritz Mannheimer (2) in de loop der tijd van zo'n anderhalf miljoen harde Nederlandse guldens werd voorzien. Die waren overigens niet alleen bestemd voor de financiering van subversieve activiteiten (3) maar ook voor de overname van een paar selectieve kleine olievelden annex raffinaderij van de Poolse vorstin Maria Lubomirska. Het zal niemand echt verbazen dat de Nederlandse, zich tot kunstverzamelaar verheffende entrepreneur via Abs en Mannheimer contact kreeg met de Duitse geheime dienst (Abwehr) en dat dat contact na Hitler's machtsovername in 1933 alleen maar inniger werd (4). Daarnaast ontving Menten de nodige assistentie van de rooms-katholieke kerk en wel in de persoon van de Rotterdamse jezuïet Jacob Peridon, rector van het klein-seminarie in de Galicische "hoofdstad" Lemberg (5).
Inmiddels was bij de contra's een schisma ontstaan. Het ene gedeelte wilde de onafhankelijkheid afdwingen langs diplomatieke weg. Het andere gedeelte (de OUN/B) via de weg van sluipmoorden, bomaanslagen en andere ludieke activiteiten. De leiding van deze al snel tot de top van de guerillacompetitie doordringende fractie berustte bij Evhen Konovalec, Stephan Bandera en Jaroslav Stetsko. Het moge duidelijk zijn dat juist deze OUN/B de warme sympathie van Deterding genoot. Er ontstond dankzij diens subsidies dan ook zowel in het Poolse als in het Russische gedeelte van Oekraïne een bittere ondergrondse strijd die heel wat slachtoffers eiste (6). In januari 1937, temidden van deze vrolijke ambiance deed een versgebakken bruidspaar uit Nederland het Galicische dorp Krinica aan, als eerste pleisterplaats van een zeer uitgebreide, en niet onbesproken gebleven huwelijksreis: kroonprinses "Jula" en haar gade prins "Bernilo" (7). Begeleid door maar één waakhond: de chef van de koninklijke veiligheidsdienst H. Sesink. Zij logeerden in het hotel van het vocale echtpaar Jan Kiepura en Martha Eggert dat vooral in het Berlijnse uitgaanswereldje een enorme populariteit genoot. Een wereldje trouwens waar ook prins Bernhard in de jaren dertig zijn weg had weten te vinden. In de voetsporen van zijn moeder, prinses Armgard, die er bekend stond als "tolle Lola". In de weken na hun aankomst in Krinica verloren de twee jonge vertegenwoordigers van Neerlands hoop in bange dagen zich in ongebreideld skiën en afterskiën. Tijdens een informele party die ter ere van hen in het hotel werd georganiseerd, zou ook Pieter Menten zijn opwachting hebben gemaakt. Niet zó vreemd. Het aantal Nederlanders van een beetje importantie in die streek zal zeker niet buitenproportioneel zijn geweest. En gezien zijn rol als agent van Deterding en zijn vriendschappelijke relatie met jonkvrouw Marie Louise Steengracht van Mooyland (8) was hij op zo'n party zeker niet "out of place". Menten zou prins Bernhard tijdens dat feestelijk samenzijn ook nog hebben uitgenodigd om bij hem in de buurt een lekker potje te komen jagen op beren, herten, zwijnen en ander loslopend of losvliegend wild. Het kwam er niet van. Maar een paar maanden later keerde Bernhard zonder begeleiding naar Krinica terug. En over die reis zijn verder geen bijzonderheden bekend. Mogelijk dat er toen alsnog is gejaagd en daarna de eerste ideeën zijn ontwikkeld om tot de vorming van een Wereld Natuur Fonds en een Panda-club te komen (9). Maar een niet bevestigd verhaal wil dat het "odd couple" Bernhard/Pieter toen deel uitmaakte van een groepje niet onbelangrijke hoogwaardigheidsbekleders dat aanwezig was bij de aankoop van een olieconcessie, mogelijk van de al eerder genoemde vorstin Lubomirska (10). Vraag is of Bernhard aanwezig was om gewicht in de schaal te leggen namens een van de groot-aandeelhouders of namens anonieme opdrachtgevers in Berlijn (11).
Agenten trekken voorbij
In februari 1934 werd door de Abwehr in Berlijn een Pools/Franse spionagering opgerold die onder leiding stond van de Poolse ritmeester Jurek Sosnovski (12). Daartoe bleek ook een uit Rusland afkomstige "ex-kolonel" Pantchoulidzew te behoren. Deze maakte al sinds 1917 deel uit van het huishouden van de Lippe Biesterfelds (verder bestaande uit: de zieke pater familias Bernhard sr., diens echtgenote prinses Armgard en de twee zoons Bernhard jr. en Aschwin). En al sedert jaren had deze Russische majordomus Armgard gechaperonneerd bij haar "tolle" uitstapjes in het zwoele uitgaansleven van de Duitse hoofdstad. Wij mogen dus gevoeglijk aannemen dat niet alleen Pantchoulidzew aan een pittig verhoor werd onderworpen, maar ook Armgard en misschien zelfs haar twee zoons. Hoe dit ook zij, Pantchoulidzew werd "omgedraaid" en ging voor de Abwehr werken. Wat aanvankelijk alleen maar inhield dat hij alle gegevens over de agenten en subagenten van de spionagering die hij kende aan zijn nieuwe werkgever overdroeg. Eén van zijn "runners" was Michael graaf Soltikov, die in het leven van de Lippe Biesterfelds een blijvende rol zou spelen. In juni van datzelfde jaar overleed Armgard's echtgenoot en op diens sterfbed liet Bernhard jr. hem weten dat hij mogelijk in de nabije toekomst in dienst van een vreemde mogendheid zou treden. Er werd kennelijk toen al gewerkt aan de verbintenis tussen "Jula" en "Bernilo", waarbij de Abwehr de handen ineen had geslagen met NW 7 (de spionageafdeling van IG Farben onder leiding van moeder Armgard's vriend Max Ilgner). Na het beëindigen van zijn studie kreeg Bernhard geheel binnen de context van het Abwehr/NW 7-plan een baan bij Ilgner's spionageafdeling. Na een stoomcursus in Berlijn vertrok de prins naar Amsterdam en vervolgens naar Parijs voor het opdoen van de nodige praktijkervaring die hem later als prinsgemaal te pas zou komen. Volgens Soltikov zou Bernhard na zijn huwelijk met Juliana onder de codenaam "Observator" voor de Abwehr hebben gewerkt. En dat zou dan inderdaad inhouden dat de prins bij zijn ontmoeting(en) in Galicië met de eveneens met de Abwehr verbonden Menten meer dan alleen maar beren, herten en zwijnen najoeg.
Toen Deterding's agent na de oorlog dan ook wegens oorlogsmisdaden in Polen (13) achter justitieel hekwerk verdween, was het niet verwonderlijk dat hij de prins vriendelijk verzocht om diens interventie. De prins zou tot tweemaal toe hebben geprobeerd aan dat verzoek te voldoen, maar vergeefs. Menten riep vervolgens een hele batterij advocaten in het geweer. Twee daarvan zou je daarin niet zo gauw hebben verwacht: dr. A. Lifschütz en dr. L.G. Kortenhorst.
De Duits/Joodse dr. Lifschütz was tijdens de oorlog werkzaam geweest bij de bank Teixeira de Mattos in Amsterdam en had zich daar volgens A.V.F. van der Gouw in zijn boek "Alias Teixeira" medeschuldig gemaakt aan het ontvreemden van Joods effectenbezit. Na de oorlog werd hij minister van politieke zuiveringen (!!!) in de stadstaat Bremen, maar hield wel zijn positie bij Teixeira aan. Later betrok hij een villa in Locarno waar hij (ook Nederlandse) politici, ambtenaren, industriëlen en handelaren ontving voor het formuleren van contracten die allen te maken hadden met defensieorders. Dat Lifschütz zich bij deze deals de rol van Sinterklaas aanmat en driftig met smeergeldnoten liet strooien is eveneens terug te vinden in Van der Gouw's oeuvre (14).
Dr. Kortenhorst was naast advocaat tevens voorzitter van de Tweede Kamer en prominent lid van de Katholieke Volks Partij. Zijn reputatie had stevige averij opgelopen door de affaire "REMACO". Ofwel het Reclamebureau tot exploitatie van reclameborden, dat tevens beschikte over de afdelingen projectie- en filmreclame en etalages. Het bedrijf vormde een onderdeel van de Algemene Publiciteits Unie (APU) in Amsterdam. Kortenhorst was commissaris van de APU en droeg medeverantwoordelijkheid voor de verkoop van Remaco aan A.L.A. Anzeigen A.G. uit Berlijn in augustus 1940. Dat kwam niet zomaar uit de hemel vallen. Remaco had voor de oorlog al met dit propaganda-vehikel van het Nazi-apparaat samengewerkt en verzorgde eveneens de verkiezingscampagnes van de NSB. Met de aankoop van Remaco kreeg A.L.A. Anzeigen in één klap ook in Nederland een goed geoutilleerd propaganda-bedrijf tot zijn beschikking en maakte daar de hele oorlog door intensief gebruik van. Met dank aan Kortenhorst cs (15). Het is zeker niet onmogelijk dat Menten over inside information beschikte met betrekking tot bovenstaande affaires en daarmee beide advocaten bewoog om hem te verdedigen. Want de sluwe zakenman ging chantage niet uit de weg om zijn vrijheid te behouden. En voor het verkrijgen van de daarvoor benodigde munitie deinsde hij evenmin terug voor krasse maatregelen. Zo gaf hij Kortenhorst in de loop van 1949, toen de spanningen rond zijn proces naar hun hoogtepunt liepen, opdracht twee ton over te hevelen naar de Duitser Friedrich Schallenberg (16). Een voormalig lid van de Grüne Polizei die zich na de oorlog bezig hield met het verzamelen van shit uit de oorlogstijd, van gestolen effecten tot informatie over prins Bernhard (17). Het valt te betwijfelen of Schallenberg die twee ton ooit heeft gezien. Hij werd in de nacht van 13 op 14 september 1949 gezelfmoord in een Haagse vijver aangetroffen. Op 9 november 1949 werd Menten in cassatie uiteindelijk tot acht maanden celstraf veroordeeld. Die periode stond gelijk aan de tijd die hij in totaal in voorarrest had doorgebracht. Menten was vrij man. Maar de laatste veldslag moest nog komen. Want bij Justitie in Den Haag bleef met de regelmaat van de klok nieuw bewijsmateriaal uit Polen en Israël binnenstromen over Menten's kwalijke rol in Galicië. Uiteraard kwam dat de nog zeer op zijn quivive zijnde miljonair ter ore. En opnieuw bracht hij zijn connectie met de prins in stelling om een eventuele heropening van de zaak te voorkomen. Maar hij liet het niet langer bij toespelingen over de gezamenlijke escapades in Polen. Hier en daar liet hij subtiel vallen dat hij ook over ander materiaal beschikte. Bijvoorbeeld over een order uit het bevrijde zuiden om een flink aantal communistische verzetsstrijders uit de regio Haarlem om zeep te helpen ("en ik zal maar niet zeggen welke handtekening daar onder staat") en over Bernhard's sollicitatiebrief van 24 april 1942 gericht aan het Duitse staatshoofd waarin hij zichzelf aanbood als stadhouder. De kwestie sleepte zich voort tot september 1952. Toen raakte Kortenhorst en de juist aangetreden minister van Justitie mr. L.A. Donker serieus in gesprek om er een eind aan te breien. Donker bracht kort achter elkaar twee bezoeken aan prins Bernhard om uit te vinden wat er waar kon zijn van Menten's beweringen. Alles berustte volgens de hoofdbewoner van Soestdijk op leugens. Een geluid dat ook nu nog af en toe uit hofkringen opklinkt. Niettemin haastte Donker zich om de Menten-affaire ten grave te dragen. Kortenhorst tevreden. Menten tevreden. Maar in Duitsland roerde zich inmiddels iemand die eveneens van de hoed en de rand wist met betrekking tot de spionagerol van de familie Lippe Biesterfeld en aanhang: Michael graaf Soltikov. Ook hij moest tot zwijgen worden gebracht. Hoe het hem verging en wat er tijdens het tweede proces Menten op de achtergrond gebeurde volgt in Kleintje Muurkrant 340.
noten:
1. Term die bankdirecteur Piet Slavenburg gebruikte voor het doen van zaken op de grens van het toelaatbare.
2. Zie hiervoor het helaas door vele slordigheden ontsierde boek "The Last Victim" van Malcolm C. McPherson, Londen: Weidenfeld & Nicholson, 1984. Abs zou tijdens het regime van Hitler directeur van de Deutsche Bank worden en dat vele decennia na de oorlog ook gewoon blijven. Hij werd eveneens commissaris van de Deutsche Shell AG en beheerde na Deterding's overlijden diens nalatenschap. Fritz Mannheimer diende al in de Eerste Wereldoorlog als betaalmeester van Abwehragenten. Voor zijn verder activiteiten in Nederland zie het eerste deel van "Alias Teixeira" van A.V.F. van der Gouw, Utrecht: uitgeverij P.R. van Amelrooij, 1968 en "Prins Bernhard, een politieke biografie" van Wim Klinkenberg, Haarlem: In de Knipscheer, 1979.
3. Die activiteiten bestonden naast de financiering van wapenaankopen ook uit het ondersteunen van het ondergrondse blad Soerma, dat al vroeg fascistoïde trekjes vertoonde.
4. Vergelijk artikelen uit juni 1978 in De Waarheid naar aanleiding van een publicatie van de Poolse historicus Jan Zaborowski.
5. Deze felle anti-communist beijverde zich in het na-oorlogse Nederland voor het instellen van een oosteuropese bufferzone tussen de beschaafde westerse wereld en "the evil empire".
Die zone, waartoe uiteraard ook Polen en Hongarije behoorden, zou onder leiding hebben moeten komen van de Jezuïetenorde. Bilderbergontwerper Joseph Retinger maakte zich eveneens sterk voor dit plan, dat door de tijd werd ingehaald. Het Kleintje putte hiervoor ondermeer uit een uitgebreide verklaring van de Belgische ex-SS-er Pierre Sweerts die na de Tweede Wereldoorlog actief was voor de Britse geheime dienst (MI 6), de nuntius in Den Haag en het hoofd van de Jezuïetenorde (zie Kleintje 326: "Soestdijk contra Allende").
6. Daartoe behoorde ook Konovalec. Hij blies in 1938 op de Coolsingel in Rotterdam zijn laatste adem uit nadat een pakje dat hij bij zich droeg tot ontploffing kwam. Met wie hij in Nederland een afspraak had is nooit aan de oppervlakte gekomen. De aanslag zou het werk zijn geweest van de Russische geheime dienst (NKVD). Bandera kreeg van de KGB zijn laatste enkele reis in München. Maar pas in 1959. Voor Stetsko zie Kleintje Muurkrant 328: "Brusselse Truffels".
7. De troetelnaampjes die de jonggeliefden voor elkaar hadden gekozen.
8. Zij was in 1932 naar Polen verhuisd samen met één van haar zusters die met een Poolse grootgrondbezitter was getrouwd.
9. Op 4 december jl. verloor de Pandaclub een prominent lid: Edmond Safra. Deze nog niet zo lang in Monaco gevestigde bankier werd op die datum het slachtoffer van een aanslag in zijn appartement. Safra was fel omstreden en werd ondermeer in verband gebracht met enorme drugs- en wapenaffaires waaronder de Iran/Contra. Vandaar dat zijn naam ook een paar maal in onze kolommen opdook.
10. Deze vorstin beschikte eveneens over 31 tekeningen van Albrecht Dürer. De Duitse experts op dat gebied waren daarvan keurig op de hoogte. In de slipstream van het bataljon Nachtegaal (onder leiding van Stetsko, Oberländer en Heinrich en gegidst door Menten; zie Kleintje 328: "Brusselse Truffels") arriveerden Hitler's kunstrovers al in Lemberg om de tekeningen te confisceren).
11. Menten zou later nog schermen met het bezit van foto's van deze bijeenkomst.
12. Een goede bekende van de Britse journalist Sefton Delmer (zie diens boek "De Duitsers en ik", Utrecht: Bruna, 1963). Sosnovski verscheen regelmatig op diens partys. Delmer werd in diezelfde tijd goede maatjes met prins Bernhard en behoorde zelfs tot de deelnemers van de eerste Bilderbergconferentie in 1954.
13. Zie Kleintje Muurkrant 328: "Brusselse Truffels".
14. Sommigen van deze witte boorden verenigden het zakelijke met het aangename en namen hun eigen escortdame mee. Eén van die dames was de op 10 oktober 1959 in een Haags bordeel vermoorde Sibilla Alida Johanna Niemans, alias Blonde Dolly. In haar spullen vond de recherche een bedrijfsagenda van het Nederlandse bedrijf Heemaf met onder andere de namen en telefoonnummers van deze heren. Vooral door de bemoeienissen van minister van Buitenlandse Zaken Josef Luns werd het dreigende schandaal samen met Dolly begraven.
15. Zie het artikel "Ik dank God advocaat te mogen zijn van De Telegraaf" van Jan Rogier in de VN van 11 december 1976.
16. Uitspraak van Menten zelf tegenover zijn privédetective Albert Niemeijer naar aanleiding van een artikel van de journalist Hans Knoop waarin deze beweerde dat Menten via Kortenhorst twee ton had overgemaakt naar de partijkas van de KVP om zo van die zijde steun te verkrijgen.
17. Zie Kleintje Muurkrant 326: "Soestdijk contra Allende".
18. Donker was aangetreden nadat hij beloofd had de doodstraf voor de voormalige SD-chef van Amsterdam Willy Lages om te zullen zetten in levenslang (zie "Landverraad. De berechting van collaborateurs in Nederland" van Koos Groen, Weesp: Unieboek, 1984), om zo een punt te zetten achter een slepend conflict met koningin Juliana die al een paar keer had geweigerd om officieel goedkeuring te verlenen aan de voltrekking van het vonnis. Donker had als voorzitter gefungeerd van de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940 - 1945 en had al heel wat ellende uit de verhoren noodgedwongen moeten begraven (onder andere over de kwestie rond Cas de Graaf en Chris "King Kong" Lindemans die beiden een belangrijke rol hadden gespeeld bij het verraad van de linkse verzetsgroep CS6 en operatie Market Garden. Hij had dus ervaring. Overigens zou hij de nodige navolging vinden bij latere enquêtes.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 339, 17 december 1999