Skip to main content
  • Archivaris
  • 435

Laaghangend fruit plukken

Direct responses op dit bericht

De manier waarop we leven, produceren en consumeren is niet veel langer vol te houden. Eigenlijk gebruiken we al vele jaren meer dan de aarde voor iedereen kan opbrengen en kan verwerken. Als we zo doorgaan hebben we in 2030 twee planeten aarde nodig om in ieders behoefte te voorzien en in 2050 zelfs vijf. En als we iedereen hetzelfde levenspeil gunnen als de meeste mensen in het Westen dan hebben we vijftien keer de oppervlakte van de aarde nodig. Dit is nodig voor onze ecologische voetafdruk, de totale land- en wateroppervlakte die nodig is voor
(1) de consumptie van voedsel, energie en andere producten, (2) de opname en neutralisatie van de geproduceerde afvalstromen en
emissies en (3) de ruimte voor de infrastructuur (huizen, gebouwen, wegen, enz).
Maar ja, er zijn geen vijftien planeten aarde, we zullen het moeten doen met deze ene. Dus onze manier van leven, van produceren en consumeren zal drastisch moeten veranderen. Om een gelijkwaardig duurzaam leven voor iedereen op de wereld binnen de ecologische grenzen van de aarde mogelijk te maken en om de klimaatopwarming binnen bepaalde grenzen te houden zal het Westen haar broeikasgasuitstoot in 2020 met meer dan 40 procent moeten hebben verlaagd om uiteindelijk in 2050 90 procent minder uitstoot te hebben.
Dit gaat natuurlijk niet binnen ons huidige economische systeem. We zullen met elkaar nieuwe systemen moeten onderzoeken en ontwikkelen, waardoor wel een duurzame sociaal-rechtvaardige maatschappij mogelijk wordt. Daar hebben we nog een hele lange weg voor te gaan, al dringt de tijd. Ondertussen kunnen we al wel veel veranderen op het gebied van mobiliteit, voeding, toerisme, wonen en bouwen. Deze gebieden kunnen we allemaal al veel duurzamer maken dan ze nu zijn. Peter Tom Jones en Vicky De Meyere noemen dat in hun boek "Terra Reversa": het "plukken van het laaghangende fruit" zodat niet in naam van het onhaalbare het gemakkelijk haalbare niet wordt uitgevoerd.
Met haar voedselwerkgroep "voedlink" (1) wil D4net onderzoeken wat we op het gebied van voedsel(keten) kunnen veranderen, zodat we een overstap, een transitie, naar duurzame voeding kunnen maken. We richten ons daarbij vooralsnog op het Amsterdamse Stadsdeel West. Vooral lokale productie van voedsel zonder gebruik van fossiele brandstoffen voor kunstmest, grootschalige verbouwingstechnieken en vervoer lijkt ons belangrijk. Daarvoor kunnen verschillende initiatieven worden ontwikkeld, zoals het promoten van zelf je eten verbouwen in je eigen tuin, op je balkon of dak of het opzetten van een gemeenschappelijk buurtmoestuin, een VOKO (voedselcoöperatie) of een Pergola-associatie. Op oogstfeesten kunnen we dan voor elkaar lekkere maaltijden maken van door onszelf gekweekte groenten en kruiden. We kunnen ook proberen de problemen rond de te hoge vleesconsumptie aan te pakken. Kortom plannen genoeg en we nodigen iedereen die wil werken aan duurzame en rechtvaardig verdeelde voeding uit om met ons te onderzoeken of we samen wat kunnen opzetten (zie noot onderaan dit stukje).
Hieronder willen we alvast een aantal van onze plannen nader uitleggen.

De eetbare stad
We willen o.a. bereiken dat er meer eetbare planten en fruit- en notenbomen in Amsterdam Oud-West worden geplant. Een eetbare groencultuur en buurtmoestuinen zijn een manier om onafhankelijkheid te creëren van de vrije markteconomie door kleinschaligheid en coöperatie. Burgers nemen dan zelf verantwoordelijkheid voor de bescherming van klimaat, milieu en voedselzekerheid. Dan is van vervuilende en olieafhankelijke productie en transport van voedsel nauwelijks sprake omdat het eten groeit op het balkon of op loop- of fietsafstand van huis. Deze aspecten zijn in tijden van overbelasting van de aarde, milieu en klimaat, economische crisis, olieafhankelijkheid en peakoil (www.peakoil.nl), zeer aan de orde en het is toe te juichen als burgers het heft in eigen handen nemen door hun eigen voedsel (deels) verbouwen. Verbouw jij al paprika’s op je balkon? Of champignons in de kelder? Als het aan voedlink ligt wordt dat iets doodnormaals voor stedelingen. Want het zal in de toekomst steeds lastiger worden om iedereen in grote steden van voedsel te voorzien. Als voedselproductie weer dichter bij de stadsbewoners plaats vindt zal het bewustzijn van de waarde van voedsel versterkt worden. Het kan tevens een cruciale bijdrage leveren aan een gezonde, groene, leefbare en duurzame stad. Volgens de Engelse architect Carolyn Steel wordt de omvang, de vorm en het functioneren van de stad zoals we die nu kennen vooral bepaald door ontwikkelingen in de productie, distributie en consumptie van voeding. Overvloedig aanbod van (goedkoop) voedsel in de stad lijkt vanzelfsprekend, maar Steel waarschuwt dat dit in de nabije toekomst wel eens zou kunnen veranderen. Het is daarom belangrijk, dat architecten en stadsplanners in hun ontwerp van steden ook aandacht besteden aan voedselvoorziening. Dit zal ook wel moeten als je kijkt naar klimaatverandering en het opraken van grondstoffen als olie.

Een buurtmoestuin in Amsterdam Oud-West? Een buurtmoestuin is een stuk grond waarop buurtbewoners gezamenlijk groenten, fruit, kruiden en bloemen telen. Er zijn allerlei verschillende vormen; je hebt moestuinen op daken; ongebruikte stukjes gemeentelijk groen worden vaak gebruikt en binnentuinen fungeren ook vaak als gemeenschapsmoestuinen. De ene keer werkt iedereen op dezelfde grond, de andere keer krijgt iedereen zijn eigen stukje toegewezen. Maar deelnemers wonen altijd vlak in de buurt van de bewerkte grond. Het grote verschil tussen de buurtmoestuin, een volkstuinencomplex en je eigen tuin, is dat een buurtmoestuin tot stand komt en wordt onderhouden door de gezamenlijke inspanning van buurtbewoners. Je werkt dus samen met –en je bent dus ook afhankelijk van- de mensen die bij je in de buurt wonen. Dat is niet altijd leuk of makkelijk, maar als het lukt levert het wel enorm veel voldoening, saamhorigheid, culturele uitwisseling en gezond eten op. De buurtmoestuin is zo bijzonder omdat het over zoveel verschillende onderwerpen gaat, zoals: gezond eten; het opnieuw aanleren van vaardigheden zoals interculturele samenwerking; ecologische educatie; biodiversiteit; en solidariteit. Het is een gezond tegenwicht tegen de geïndividualiseerde samenleving omdat samenwerking met buurtgenoten een vereiste is om tot een goed resultaat te komen.

VOKO
VOKO is een afkorting van Voedselkoöperatie. Een VOKO is een collectief van uiteenlopende mensen die op een eerlijke, sociaal-rechtvaardige en duurzame manier geproduceerd voedsel willen verkrijgen. Het is ontwikkeld naar het model van werkers- of consumentencoöperaties, waarbij ieder lid zijn steentje bijdraagt. In de meeste VOKO’s wordt eens per maand biologisch voedsel besteld tegen groothandelsprijzen plus 5 procent. Deze 5 procent dekt de kosten van de coöperatie. Er kan ook afgesproken worden dat een deel van de opbrengst naar een goed doel gaat. De voedingswaren zijn meestal veganistisch, in ieder geval vegetarisch. Versproducten zoals groenten en tofu kunnen bij boeren en bedrijfjes afgenomen worden. Met een VOKO wordt ook de afstand tussen producent en consument verkleind. Het is goed als consumenten de producenten van voedsel leren kennen. Een VOKO is niet alleen bedoeld om goed en goedkoop voedsel te kopen. Een belangrijk aspect van de VOKO is ook het sociale contact en het vormen van een gemeenschap. Het gezamenlijk klaarzetten, ophalen en opnemen van de bestellingen en het uitwisselen van informatie over allerlei zaken die de voeding betreffen zorgen voor onderling contact.

Pergola-associatie
Om biologische boeren en boerinnen in de directe omgeving te ondersteunen en om ons eten niet van ver weg te laten komen is een Pergola-associatie een goed middel. Een Pergola-associatie is een samenwerkingsverband tussen boeren en burgers, gegroepeerd rond een concreet landbouwbedrijf. Pergola is de Nederlandse naam voor een beweging die in de VS ontstond als CSA (Community Supported Agriculture) en daar veel navolging vond. In Nederland werd de naam omgedoopt tot “Pergola” of voluit: Pergola-associatie. Het woord pergola staat symbool voor de relatie tussen de klant en het boerenbedrijf: de deelnemers vormen het symbolische geraamte waarlangs de plant -het boerenbedrijf- op kan klimmen en waaraan het steun en stevigheid ontleent. Burgers verbinden zich met een landbouwbedrijf in de directe omgeving van de stad door toe te zeggen (wekelijks) een deel van de oogst af te nemen en daarvoor de kosten te dragen. Ook kunnen ze af en toe op het bedrijf helpen. De boeren spannen zich op hun beurt in om de aarde, de planten, de dieren zo goed mogelijk te verzorgen. Zodat zowel kwaliteit van milieu en dierenwelzijn (en ook mensen) gewaarborgd wordt, als ook de voedings- en voedingskwaliteitsbehoefte van de aangesloten leden. Op basis van deze eenvoudige afspraken (wederzijdse zorg: jij zorgt voor het land en mijn voedsel, ik beloof het af te nemen en zorg zo voor het voortbestaan van de boerderij en jouw inkomen) ontstaat er een netwerkorganisme met een enorme stabiliteit en mogelijkheden. Het Pergola-bedrijf kenmerkt zich vaak door betrokkenheid, vertrouwen, stabiliteit, kwaliteit, levendigheid en creativiteit.

Oogstfeesten
Regelmatig willen we een oogstfeest organiseren. Om samen de oogst van alle eetbare planten (in Amsterdam Oud-West) te vieren en om deze gezamenlijk te proeven. We willen een grote maaltijd organiseren waarvoor iedereen voor elkaar wat lekkers maakt van de eigen oogst. Dat kan natuurlijk ook nog opgevrolijkt worden met muziek en andere gezamenlijk activiteiten. Teveel oogst van eigen moes- of volkstuin? Soms gaat een oogst heel voorspoedig, soms zelfs zo goed dat er teveel is om zelf op te eten. Voedlink wil, als daar belangstelling voor is, een mogelijkheid scheppen voor het aanbieden van overtollige oogst aan andere mensen. Ook het ruilen van oogst en zaden kan dan gebeuren.

(Openbare) daktuinen
Het enorme areaal nog ongebruikt dakoppervlak in Nederland kan worden benut als compensatie voor het groen op het maaiveld dat in de stad steeds meer onder druk staat. Hedendaagse daktechnieken bieden de mogelijkheid om uiteenlopende soorten groene daken op nieuwe en bestaande daken te realiseren. Dat betreft niet alleen grasdaken en daken met vetplantjes (sedum). Tuinen en parken op daken kunnen collectief of openbaar toegankelijk worden gemaakt en een duidelijke gebruiksfunctie hebben. En natuurlijk kan er ook groente op de daken verbouwd worden.
Bruikbare daken vergroten de belevingswaarde van de directe woonomgeving. Daarnaast bufferen groene daken regenwater, vangen ze afvoerpieken op van hevige buien, zodat het riool niet overbelast raakt en trekken ze flora en fauna aan. Door asfaltering komt steeds meer regenwater direct in het riool terecht, waardoor de steden verdrogen. Door het regenwater in daktuinen op te vangen, vast te houden en langzaam te laten verdampen wordt een bijdrage geleverd aan het stedelijk micromilieu en aan het waterbergend vermogen. Openbare daktuinen kunnen een groene oase bieden aan mensen die zelf geen tuin hebben. Bovendien kan je er samen genieten van het uitzicht. Voordelen van groen in de stad:
• Met een intensief groendak op de helft van de huizen in een stad als Toronto zou de temperatuur met twee graden dalen.
• Een oppervlakte van 25 m2 geveltuin filtert net zoveel fijnstof als een volwassen stadsboom.
• Een groendak met substraatlaag (onderlaag) van 100 mm houdt gemiddeld 54% van de neerslag vast.
• Daktuinen kunnen tijdelijk tussen de 62% en 100% van de neerslag opvangen.
• Een bedekking van tien procent van de huizen met groen met een substraatlaag van 100 mm vermindert de hoeveelheid water die het riool
instroomt met 2,7 procent.
• Extensief dakgroen brengt de energielasten voor verkoeling (airco en dergelijke) met 75 procent omlaag, de verwarmingskosten in de winter met 25 procent.
• Binnentuinen leveren meer zuurstof in de kantoren en zorgen voor minder stress.

noot 1. "Voedlink" is een project van 't D4-netwerk, de vier d's staan voor "dromers, denkers, durvers en doeners" (www.d4net.nl)

Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 435, 2 juli 2010