Laaghangend fruit plukken
De manier waarop we leven, produceren en consumeren is niet veel
langer vol te houden. Eigenlijk gebruiken we al vele jaren meer dan de
aarde voor iedereen kan opbrengen en kan verwerken. Als we zo doorgaan
hebben we in 2030 twee planeten aarde nodig om in ieders behoefte te
voorzien en in 2050 zelfs vijf. En als we iedereen hetzelfde levenspeil
gunnen als de meeste mensen in het Westen dan hebben we vijftien keer de
oppervlakte van de aarde nodig. Dit is nodig voor onze ecologische
voetafdruk, de totale land- en wateroppervlakte die nodig is voor
(1)
de consumptie van voedsel, energie en andere producten, (2) de opname
en neutralisatie van de geproduceerde afvalstromen en
emissies en (3)
de ruimte voor de infrastructuur (huizen, gebouwen, wegen, enz).
Maar
ja, er zijn geen vijftien planeten aarde, we zullen het moeten doen met
deze ene. Dus onze manier van leven, van produceren en consumeren zal
drastisch moeten veranderen. Om een gelijkwaardig duurzaam leven voor
iedereen op de wereld binnen de ecologische grenzen van de aarde
mogelijk te maken en om de klimaatopwarming binnen bepaalde grenzen te
houden zal het Westen haar broeikasgasuitstoot in 2020 met meer dan 40
procent moeten hebben verlaagd om uiteindelijk in 2050 90 procent minder
uitstoot te hebben.
Dit gaat natuurlijk niet binnen ons huidige
economische systeem. We zullen met elkaar nieuwe systemen moeten
onderzoeken en ontwikkelen, waardoor wel een duurzame
sociaal-rechtvaardige maatschappij mogelijk wordt. Daar hebben we nog
een hele lange weg voor te gaan, al dringt de tijd. Ondertussen kunnen
we al wel veel veranderen op het gebied van mobiliteit, voeding,
toerisme, wonen en bouwen. Deze gebieden kunnen we allemaal al veel
duurzamer maken dan ze nu zijn. Peter Tom Jones en Vicky De Meyere
noemen dat in hun boek "Terra Reversa": het "plukken van het
laaghangende fruit" zodat niet in naam van het onhaalbare het
gemakkelijk haalbare niet wordt uitgevoerd.
Met haar voedselwerkgroep
"voedlink" (1) wil D4net onderzoeken wat we op het gebied van
voedsel(keten) kunnen veranderen, zodat we een overstap, een transitie,
naar duurzame voeding kunnen maken. We richten ons daarbij vooralsnog op
het Amsterdamse Stadsdeel West. Vooral lokale productie van voedsel
zonder gebruik van fossiele brandstoffen voor kunstmest, grootschalige
verbouwingstechnieken en vervoer lijkt ons belangrijk. Daarvoor kunnen
verschillende initiatieven worden ontwikkeld, zoals het promoten van
zelf je eten verbouwen in je eigen tuin, op je balkon of dak of het
opzetten van een gemeenschappelijk buurtmoestuin, een VOKO
(voedselcoöperatie) of een Pergola-associatie. Op oogstfeesten kunnen we
dan voor elkaar lekkere maaltijden maken van door onszelf gekweekte
groenten en kruiden. We kunnen ook proberen de problemen rond de te hoge
vleesconsumptie aan te pakken. Kortom plannen genoeg en we nodigen
iedereen die wil werken aan duurzame en rechtvaardig verdeelde voeding
uit om met ons te onderzoeken of we samen wat kunnen opzetten (zie noot
onderaan dit stukje).
Hieronder willen we alvast een aantal van onze
plannen nader uitleggen.
De eetbare stad
We
willen o.a. bereiken dat er meer eetbare planten en fruit- en notenbomen
in Amsterdam Oud-West worden geplant. Een eetbare groencultuur en
buurtmoestuinen zijn een manier om onafhankelijkheid te creëren van de
vrije markteconomie door kleinschaligheid en coöperatie. Burgers nemen
dan zelf verantwoordelijkheid voor de bescherming van klimaat, milieu en
voedselzekerheid. Dan is van vervuilende en olieafhankelijke productie
en transport van voedsel nauwelijks sprake omdat het eten groeit op het
balkon of op loop- of fietsafstand van huis. Deze aspecten zijn in
tijden van overbelasting van de aarde, milieu en klimaat, economische
crisis, olieafhankelijkheid en peakoil (www.peakoil.nl), zeer aan de
orde en het is toe te juichen als burgers het heft in eigen handen nemen
door hun eigen voedsel (deels) verbouwen. Verbouw jij al paprika’s op
je balkon? Of champignons in de kelder? Als het aan voedlink ligt wordt
dat iets doodnormaals voor stedelingen. Want het zal in de toekomst
steeds lastiger worden om iedereen in grote steden van voedsel te
voorzien. Als voedselproductie weer dichter bij de stadsbewoners plaats
vindt zal het bewustzijn van de waarde van voedsel versterkt worden. Het
kan tevens een cruciale bijdrage leveren aan een gezonde, groene,
leefbare en duurzame stad. Volgens de Engelse architect Carolyn Steel
wordt de omvang, de vorm en het functioneren van de stad zoals we die nu
kennen vooral bepaald door ontwikkelingen in de productie, distributie
en consumptie van voeding. Overvloedig aanbod van (goedkoop) voedsel in
de stad lijkt vanzelfsprekend, maar Steel waarschuwt dat dit in de
nabije toekomst wel eens zou kunnen veranderen. Het is daarom
belangrijk, dat architecten en stadsplanners in hun ontwerp van steden
ook aandacht besteden aan voedselvoorziening. Dit zal ook wel moeten als
je kijkt naar klimaatverandering en het opraken van grondstoffen als
olie.
Een buurtmoestuin in Amsterdam Oud-West? Een buurtmoestuin
is een stuk grond waarop buurtbewoners gezamenlijk groenten, fruit,
kruiden en bloemen telen. Er zijn allerlei verschillende vormen; je hebt
moestuinen op daken; ongebruikte stukjes gemeentelijk groen worden vaak
gebruikt en binnentuinen fungeren ook vaak als gemeenschapsmoestuinen.
De ene keer werkt iedereen op dezelfde grond, de andere keer krijgt
iedereen zijn eigen stukje toegewezen. Maar deelnemers wonen altijd vlak
in de buurt van de bewerkte grond. Het grote verschil tussen de
buurtmoestuin, een volkstuinencomplex en je eigen tuin, is dat een
buurtmoestuin tot stand komt en wordt onderhouden door de gezamenlijke
inspanning van buurtbewoners. Je werkt dus samen met –en je bent dus ook
afhankelijk van- de mensen die bij je in de buurt wonen. Dat is niet
altijd leuk of makkelijk, maar als het lukt levert het wel enorm veel
voldoening, saamhorigheid, culturele uitwisseling en gezond eten op. De
buurtmoestuin is zo bijzonder omdat het over zoveel verschillende
onderwerpen gaat, zoals: gezond eten; het opnieuw aanleren van
vaardigheden zoals interculturele samenwerking; ecologische educatie;
biodiversiteit; en solidariteit. Het is een gezond tegenwicht tegen de
geïndividualiseerde samenleving omdat samenwerking met buurtgenoten een
vereiste is om tot een goed resultaat te komen.
VOKO
VOKO
is een afkorting van Voedselkoöperatie. Een VOKO is een collectief van
uiteenlopende mensen die op een eerlijke, sociaal-rechtvaardige en
duurzame manier geproduceerd voedsel willen verkrijgen. Het is
ontwikkeld naar het model van werkers- of consumentencoöperaties,
waarbij ieder lid zijn steentje bijdraagt. In de meeste VOKO’s wordt
eens per maand biologisch voedsel besteld tegen groothandelsprijzen plus
5 procent. Deze 5 procent dekt de kosten van de coöperatie. Er kan ook
afgesproken worden dat een deel van de opbrengst naar een goed doel
gaat. De voedingswaren zijn meestal veganistisch, in ieder geval
vegetarisch. Versproducten zoals groenten en tofu kunnen bij boeren en
bedrijfjes afgenomen worden. Met een VOKO wordt ook de afstand tussen
producent en consument verkleind. Het is goed als consumenten de
producenten van voedsel leren kennen. Een VOKO is niet alleen bedoeld om
goed en goedkoop voedsel te kopen. Een belangrijk aspect van de VOKO is
ook het sociale contact en het vormen van een gemeenschap. Het
gezamenlijk klaarzetten, ophalen en opnemen van de bestellingen en het
uitwisselen van informatie over allerlei zaken die de voeding betreffen
zorgen voor onderling contact.
Pergola-associatie
Om
biologische boeren en boerinnen in de directe omgeving te ondersteunen
en om ons eten niet van ver weg te laten komen is een Pergola-associatie
een goed middel. Een Pergola-associatie is een samenwerkingsverband
tussen boeren en burgers, gegroepeerd rond een concreet landbouwbedrijf.
Pergola is de Nederlandse naam voor een beweging die in de VS ontstond
als CSA (Community Supported Agriculture) en daar veel navolging vond.
In Nederland werd de naam omgedoopt tot “Pergola” of voluit:
Pergola-associatie. Het woord pergola staat symbool voor de relatie
tussen de klant en het boerenbedrijf: de deelnemers vormen het
symbolische geraamte waarlangs de plant -het boerenbedrijf- op kan
klimmen en waaraan het steun en stevigheid ontleent. Burgers verbinden
zich met een landbouwbedrijf in de directe omgeving van de stad door toe
te zeggen (wekelijks) een deel van de oogst af te nemen en daarvoor de
kosten te dragen. Ook kunnen ze af en toe op het bedrijf helpen. De
boeren spannen zich op hun beurt in om de aarde, de planten, de dieren
zo goed mogelijk te verzorgen. Zodat zowel kwaliteit van milieu en
dierenwelzijn (en ook mensen) gewaarborgd wordt, als ook de voedings- en
voedingskwaliteitsbehoefte van de aangesloten leden. Op basis van deze
eenvoudige afspraken (wederzijdse zorg: jij zorgt voor het land en mijn
voedsel, ik beloof het af te nemen en zorg zo voor het voortbestaan van
de boerderij en jouw inkomen) ontstaat er een netwerkorganisme met een
enorme stabiliteit en mogelijkheden. Het Pergola-bedrijf kenmerkt zich
vaak door betrokkenheid, vertrouwen, stabiliteit, kwaliteit,
levendigheid en creativiteit.
Oogstfeesten
Regelmatig
willen we een oogstfeest organiseren. Om samen de oogst van alle
eetbare planten (in Amsterdam Oud-West) te vieren en om deze gezamenlijk
te proeven. We willen een grote maaltijd organiseren waarvoor iedereen
voor elkaar wat lekkers maakt van de eigen oogst. Dat kan natuurlijk ook
nog opgevrolijkt worden met muziek en andere gezamenlijk activiteiten.
Teveel oogst van eigen moes- of volkstuin? Soms gaat een oogst heel
voorspoedig, soms zelfs zo goed dat er teveel is om zelf op te eten.
Voedlink wil, als daar belangstelling voor is, een mogelijkheid scheppen
voor het aanbieden van overtollige oogst aan andere mensen. Ook het
ruilen van oogst en zaden kan dan gebeuren.
(Openbare)
daktuinen
Het enorme areaal nog ongebruikt dakoppervlak in
Nederland kan worden benut als compensatie voor het groen op het
maaiveld dat in de stad steeds meer onder druk staat. Hedendaagse
daktechnieken bieden de mogelijkheid om uiteenlopende soorten groene
daken op nieuwe en bestaande daken te realiseren. Dat betreft niet
alleen grasdaken en daken met vetplantjes (sedum). Tuinen en parken op
daken kunnen collectief of openbaar toegankelijk worden gemaakt en een
duidelijke gebruiksfunctie hebben. En natuurlijk kan er ook groente op
de daken verbouwd worden.
Bruikbare daken vergroten de
belevingswaarde van de directe woonomgeving. Daarnaast bufferen groene
daken regenwater, vangen ze afvoerpieken op van hevige buien, zodat het
riool niet overbelast raakt en trekken ze flora en fauna aan. Door
asfaltering komt steeds meer regenwater direct in het riool terecht,
waardoor de steden verdrogen. Door het regenwater in daktuinen op te
vangen, vast te houden en langzaam te laten verdampen wordt een bijdrage
geleverd aan het stedelijk micromilieu en aan het waterbergend
vermogen. Openbare daktuinen kunnen een groene oase bieden aan mensen
die zelf geen tuin hebben. Bovendien kan je er samen genieten van het
uitzicht. Voordelen van groen in de stad:
• Met een intensief
groendak op de helft van de huizen in een stad als Toronto zou de
temperatuur met twee graden dalen.
• Een oppervlakte van 25 m2
geveltuin filtert net zoveel fijnstof als een volwassen stadsboom.
•
Een groendak met substraatlaag (onderlaag) van 100 mm houdt gemiddeld
54% van de neerslag vast.
• Daktuinen kunnen tijdelijk tussen de 62%
en 100% van de neerslag opvangen.
• Een bedekking van tien procent
van de huizen met groen met een substraatlaag van 100 mm vermindert de
hoeveelheid water die het riool
instroomt met 2,7 procent.
•
Extensief dakgroen brengt de energielasten voor verkoeling (airco en
dergelijke) met 75 procent omlaag, de verwarmingskosten in de winter met
25 procent.
• Binnentuinen leveren meer zuurstof in de kantoren en
zorgen voor minder stress.
noot 1. "Voedlink"
is een project van 't D4-netwerk, de vier d's staan voor "dromers,
denkers, durvers en doeners" (www.d4net.nl)
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 435, 2 juli 2010