De geboorte van een nieuwe vakbeweging
door Willem Bos
Met de negen weken durende staking
van de schoonmakers lijkt de vakbeweging eindelijk de weg gevonden te
hebben naar de nieuwe arbeidersklasse. Tot voorheen werd het beeld van
de vakbeweging bepaald door oudere blanke mannen met een vaste baan en
stevige verworvenheden. Met de schoonmakers trad een nieuwe soort
vakbondsactivist naar voren: vrouw, migrant, laag opgeleid, vaak in
deeltijd werkend en met een tijdelijk contract, maar uiterst strijdbaar
en zelfverzekerd.
Het meest opvallende bij de acties van de
schoonmakers was dat het de schoonmakers zelf waren die op de voorgrond
traden en niet de in het onderhandelen en overleg gekneed en gevormde
vakbondsbestuurders. Dat is het gevolg van de manier waarop de
schoonmakers georganiseerd zijn.
Organising
De
schoonmaaksector is een van die nieuwe sectoren waar de vakbeweging tot
voor kort nauwelijks aanwezig was. Het is een sector waar in
meerderheid vrouwen werken, vaak op parttime basis, waar veel migranten
werken, die vaak slecht Nederlands spreken. Een sector met veel verloop
en wisselende contracten. Kortom een sector waar ‘traditioneel’
vakbondswerk moeilijk is.
Een paar jaar geleden besloot FNV
bondgenoten zich op deze sector te richten en sindsdien is er door die
bond veel geïnvesteerd in het organiseren van de schoonmakers.
Daarbij
werd gebruik gemaakt van de in de VS ontwikkelde methode van
‘organising’. Mensen in dienst van de vakbeweging, ‘organisers’,
beginnen, in eerste instantie van buitenaf, contact te leggen met de
werknemers. Een van de FNV organisers van het eerste uur ‘Herrie
Hoogenboom’ omschreef de methode indertijd in een interview met dit blad
als volgt: “we zijn niet voor niets getraind, onder andere door
Amerikaanse organisers, om vooral te focussen op zelforganisatie. Zaken
collectiviseren en er met zijn allen een punt van maken. ‘BOND’ is het
toverwoord, dat staat voor Breedgedragen Oplosbaar Noodzakelijk
Diepgevoeld. Als je mensen met overeenkomstige punten samen naar een
objectleider of baas laat gaan om iets bespreekbaar te maken en
oplossingen te zoeken, los je niet alleen problemen op maar werk je
gelijk aan zelfvertrouwen en het bewustzijn dat je sterker bent als je
je organiseert. Dat je niet alles hoeft te pikken.”
Een van de eerste
plaatsen waar begonnen werd met ‘organising’ was Schiphol. In het
interview legt Herrie uit hoe er eerst een flinke weerstand tegen de
vakbond overwonnen moest worden en hoe moeilijk het is om, zoals hij het
uitdrukt, ‘trekkers’, te vinden, mensen met het vermogen anderen mee te
trekken. In 2008 werd het eerste succes geboekt. Na twee maanden
actievoeren werd een nieuwe schoonmaak CAO afgesloten met aanzienlijke
verbeteringen. De schoonmakers hadden zich voor het eerst massaal laten
zien.
In 2009 volgde een nieuw succes. Na een staking van vier dagen
kregen de schoonmakers van Schiphol een reiskostenvergoeding en een
eenmalige vergoeding. Daar was een harde confrontatie aan vooraf gegaan.
Willem Dekker, FNV organiser bij Schiphol, schreef destijds in
Grenzeloos: “De mensen waren boos, boos over jaren van uitbuiting en
onmacht én ze waren trots, trots op zichzelf en trots op elkaar. (…) Die
trots pakt niemand ze meer af, het was hun historische staking én niet
minder belangrijk, dit was hún vakbond. Niet dat instituut waar je
0900-9690 voor moet draaien maar een organisatie van vlees en bloed.”
Hij sloot zijn artikel af met: ”De grote vraag is nu wat de volgende
stap zal zijn: ze zijn pas net begonnen.” De staking van de afgelopen
tijd heeft laten zien dat het geen holle woorden waren.
Succes
en uitstraling
De nu beëindigde landelijke staking van de
schoonmakers wordt alom als ‘historisch’ en ‘baanbrekend’ omschreven.
Dat klopt. Maar toch zien de schoonstakers zelf ook dit als een
tussenstap, als een aanloop naar meer.
Een van de interessante
aspecten van de nieuwe CAO die door deze staking werd afgedwongen zijn
de faciliteiten voor vakbondswerk op de werkvloer. Zo hebben kaderleden
van de vakbond nu recht op twee weken vakbondsverlof. Dat zal gebruikt
worden voor scholing (door de vakbond), en voor het bezoeken van
bedrijven waar de organisatie nog niet goed van de grond is gekomen. Ook
krijgen vakbondsleden een vergoeding voor de kosten van hun
lidmaatschap en de voormalige stakers een extra uitkering. Daarnaast
heeft de bond besloten extra organisers in de schoonmaaksector aan te
stellen.
De acht weken durende staking heeft FNV bondgenoten zo’n 1,6
miljoen euro gekost aan stakingsuitkeringen en organisatiekosten. Dat
is veel geld, maar de bond had geen betere investering kunnen doen. Haar
imago is door de acties enorm verbeterd. Het beeld van de bond als
bolwerk van oudere blanke behoudende mannen is doorbroken. De afgelopen
tijd hebben zich, zo heeft de bond bekend gemaakt, anderhalf duizend
nieuwe leden aangemeld. En niet alleen in de schoonmaaksector.
De
sympathie voor de stakende schoonmakers was groot. Ondanks de overlast
stond het publiek welwillend tegenover de acties. Die sympathie merkten
we ook bij het opzetten van het comité Steun de Schoonmakers. Binnen de
kortste keren was dat een club van tientallen mensen uit allerlei
organisaties die een veelheid aan acties ondernamen. De door het comité
in zeer korte tijd georganiseerde 1 mei bijeenkomst in Amsterdam trok
honderden mensen en werd door een kleine veertig organisaties, van
linkse- en migranten organisaties tot de PvdA en GroenLinks ondersteund.
Opvallend was ook de steun die de schoonmakers ondervonden van mensen
en organisaties die ‘normaal’ gesproken weinig of niets op hebben met
vakbonden.
Een nieuwe vakbeweging?
Vanaf het
moment dat Bondgenoten er mee begon is er in linkse- en vakbondskringen
gediscussieerd over ‘organising’. Tegenover de voorstanders van deze
methode, waarvan sommigen het zelfs als de oplossing voor alle problemen
in vakbondsland lijken te zien, staan de sceptici. Dat zijn zowel
linkse activisten buiten de vakbeweging, die deze hele methode zien als
een poging van de vakbond om strijdbare arbeiders in te pakken. Maar ook
traditionele vakbondsbestuurders die organising hoogstens zien als een
nieuwe manier om leden te winnen in sectoren waar dat op andere manieren
niet lukt.
Organising is een methode die geschikt is voor bepaalde
sectoren met bepaalde omstandigheden. Op een bijeenkomst van het
vakbondscafé eind maart dit jaar in Amsterdam legt Herrie Hoogenboom uit
dat hij jarenlang vakbondswerk bij Heineken heeft gedaan. “In zo’n
bedrijf kan je op het vlak van individuele belangenbehartiging wat doen
voor mensen”. “Maar in de schoonmaak werkt dat niet. Daar zien de bazen
hun personeel absoluut niet staan. Daar kan je alleen collectief iets
bereiken.”
De situatie in de schoonmaak is typerend voor alle
sectoren met laaggeschoold, slecht betaald en vaak flexibel werk. Het is
moeilijk om in deze sectoren vakbondswerk van de grond te krijgen, maar
als het lukt kan het ook een sterke dynamiek krijgen, om de eenvoudige
reden dat mensen er weinig te verliezen en heel veel te winnen hebben.
Bewustzijn en strijdbaarheid zijn, anders dan met name activisten buiten
de vakbeweging lijken te denken, niet vanzelf aanwezig. Wie de
afgelopen tijd met actievoerende schoonmakers gesproken heeft, zal het
ongetwijfeld zijn opgevallen. De schoonmakers zijn door en tijdens de
actie steeds strijdbaarder geworden. Van gewone schoonmakers zijn ze
zelfbewuste schoonstakers geworden, omdat ze de kracht van de
collectieve actie hebben ervaren.
In meer traditionele sectoren waar
de vakbond zichtbaarder aanwezig is en waar minder erbarmelijke
omstandigheden zijn ligt de situatie anders. Daar is het probleem veel
meer dat de aanwezige vakbondskracht vooral besteed wordt aan overleg in
allerlei organen waardoor ‘gewone’ of potentiële vakbondsleden zich
niet in de bond herkennen. Een probleem van de kloof tussen leiding en
leden.
Die verschillen in situatie betekenen niet dat er geen
algemene noemer is. Die noemer is te vangen onder de termen strijdbaar
en democratisch. De staking van de schoonmakers heeft laten zien dat een
vakbond, ook als deze maar een kleine minderheid organiseert, succes
kan boeken als hij strijdbaar is en democratisch. Dat wil zeggen als de
leden het er zelf voor het zeggen hebben.
Dat lijkt mij de
belangrijkste les uit de schoonstaking. Organising heeft daar in dit
geval de basis voor gelegd. In andere situaties zal dat anders gaan. In
die andere grote FNV bond, de ABVA-KABO, is een ander proces gaande.
Daar hebben een aantal actieve kaderleden zich onder de poëtische naam
Kloofdichters opgeworpen als kandidaten voor het hoofdbestuur. Ook zij
willen de bond weer teruggeven aan de leden. Ook zij komen op voor een
strijdbare en democratische vakbeweging. Ook zij putten moed en
inspiratie uit de strijd van de schoonmakers. Als die ontwikkeling
doorzet kunnen we wellicht spreken over de geboorte van een nieuwe
vakbeweging.
Bron: Willem Bos is actief in het
comité Steun de Schoonmakers. Dit artikel is geschreven voor het blad
Grenzeloos
noten:
De oorzaak van de schoonmaak crisis
Het
ontstaan van een grote zelfstandige schoonmaaksector met lage lonen en
slechte arbeidsomstandigheden is een relatief nieuw verschijnsel. Het is
een typisch product van het neoliberalisme. De op vrije marktwerking
gebaseerde Europese aanbestedingsregels hebben een meedogenloze ‘race to
the bottom’ in de schoonmaaksector versterkt.
Al eeuwen lang wordt
er schoongemaakt en al eeuwen lang is schoonmaken een werkzaamheid die
niet hoog in aanzien staat en slecht wordt gewaardeerd. Dat gold en
geldt voor het schoonmaken in het huishouden, maar zeker ook voor het
schoonmaakwerk in bedrijven en instellingen.
Nog niet zo lang geleden
werd het schoonmaken in bedrijven vrijwel uitsluitend gedaan door
mensen die in dienst waren van het betreffende bedrijf. Naast afdelingen
als inkoop en verkoop, productie en boekhouding hadden bedrijven ook
een afdeling schoonmaak. En ook de overheid had grote hoeveelheden
schoonmakers in dienst.
In de loop van de tijd zijn er ook
gespecialiseerde schoonmaakbedrijven ontstaan die voor verschillende
opdrachtgevers gingen werken. Deze ontwikkeling kwam in een
stroomversnelling toen na de crisis van de jaren zeventig en tachtig van
de vorige eeuw er alles in het werk werd gesteld om de winstgevendheid
van de bedrijven weer te verbeteren. Het afstoten en uitbesteden van
taken die niet tot de kernactiviteit behoorde werd een van de methoden
om dat te realiseren.
Een van de voordelen voor een bedrijf van het
afstoten van allerlei activiteiten zoals schoonmaak, catering, maar ook
reclame, automatisering of personeelswerving is de flexibiliteit. Er kan
precies zoveel ‘schoonmaak’ of een andere dienst ingekocht worden als
er in een bepaalde periode noodzakelijk is. Zo ontstaat er rond een
kleine kern van vaste werknemers van een bedrijf een flexibele schil van
werknemers die elders in dienst zijn.
Ook de overheid sloeg die weg
in. Overheidsbedrijven of instellingen werden geprivatiseerd of op
afstand gezet, en moesten bedrijfsmatig gerund worden en gingen steeds
meer taken uitbesteden.
Als die werkzaamheden een zekere omvang
aannemen, wat bij de schoonmaak al snel het geval is, moeten ze openbaar
worden aanbesteed volgens de Europese aanbestedingsregels. Alle
schoonmaakbedrijven moeten zich in kunnen schrijven en onder gelijke
voorwaarden mee kunnen dingen. Degene die het voordeligst inschrijft
krijgt de aanbesteding. Dit heeft twee gevolgen gehad. In de eerste
plaats het ontstaan van een paar grote schoonmaakbedrijven die voldoende
omvang en voldoende expertise in huis hebben (of kunnen halen) om aan
die aanbestedingsregels te voldoen. In de tweede plaats dat er een
moordende concurrentie in de sector is.
Aangezien schoonmaakbedrijven
bedrijven zijn die behalve de schoonmakers nauwelijks enig kapitaal
hebben, vindt de concurrentie plaats over de rug van deze schoonmakers.
Het is veel voorkomend dat schoonmakers jaren lang bij eenzelfde project
werken, maar steeds voor een ander, en goedkoper, schoonmaak bedrijf en
onder steeds slechtere omstandigheden.
Zo zien we dat hetzelfde
principe van vrije marktwerking dat aan de top tot steeds hogere
inkomens leidt (directeuren van de NS, Schiphol, het UWV e.d. moeten
immers een marktconform salaris hebben) aan de onderkant tot een
verslechtering van de lonen en arbeidsomstandigheden leidt. Totdat de
schoonmakers zich er zelf mee gaan bemoeien.
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 435, 2 juli 2010