Skip to main content
  • Archivaris
  • 407

Wanneer krijgt "Nee" betekenis?

Er wordt hard geïnterpreteerd over de betekenis van de Nee-stem in de afgelopen referenda over de Europese Grondwet.

door Dirk Janssen

Interpretaties lopen uiteen van een stem voor "een duidelijker Europa" dat "dichter bij de burger" moet staan (Jan Peter Balkenende) tot een stem voor een socialer Europa (Jan Marijnissen) of een stem tegen het onbetwistbare "Ja" (Jean Baudrillard). Wat opvalt is dat weinig mensen er überhaupt van staan te kijken dat de uitkomst van een referendum zo vaag kan zijn dat niemand weet wat het nu eigenlijk betekent. Stel je eens voor dat de uitkomst van het referendum een nipte overwinning van het "Ja"-kamp was geweest, zou er dan een brede maatschappelijke discussie zijn gelanceerd over wat de burger nu precies wil? Ik denk het niet.

Veel mensen die deelnemen in het debat over de betekenis van de Nee-stem in het referendum plaatsen de opties "Ja" en "Nee" in verhouding tot elkaar, alsof ze beiden gelijkwaardige alternatieven zijn. In de praktijk zijn ze dat niet. De Ja-stem bevindt zich in een veel verder uitgewerkt stadium dan de Nee-stem. Femke Halsema verweet in de campagne voor de grondwet bijvoorbeeld dat het Nee-kamp geen alternatief had voor de grondwet. Daar had zij gelijk in, maar het was niet zo dat het Nee-kamp daar zelf voor had gekozen, die situatie was opgelegd door de regering, toevallig dezelfde mensen als het Ja-kamp.

Door een perfect uitgewerkt "Ja" tegenover een compleet vaag "Nee" te stellen heeft de regering zichzelf een sterke voorsprong gegeven in het debat voorafgaand aan het referendum. Stem je "Ja", dan weet je wat je krijgt, stem je "Nee", dan weet je het niet. "Ja" is in het geval van het referendum over de Grondwet een optie met een hoog gehalte aan tastbaarheid, "Nee" is zo vluchtig dat men niet eens weet wat het nu precies betekent, de politici incluis.

Tastbaarheid
Ik durf te stellen dat wanneer mensen kunnen kiezen uit opties die verschillen in tastbaarheid, de meest tastbare optie een voordeel heeft. Dit voordeel van de tastbaardere optie speelt ook in andere verkiezingen. Mensen zijn geneigd om op een "realistische" kandidaat te stemmen, ook al zijn ze het misschien niet zo met die kandidaat eens. Verhalen over hoe het allemaal anders kan, met radicale ideeën over de afschaffing van de geldeconomie of confederaal municipaal basisdemocratische federaties zijn in dergelijke debatten doorgaans aan dovemansoren besteed. Niet omdat mensen een duidelijke afweging maken tussen het leven in de huidige maatschappij of in om het even welk Utopia, maar omdat deze verhalen zich op een ander niveau van tastbaarheid bevinden.

Het komt veel voor dat mensen na een aantal jaren actief te zijn geweest in radicalere groepen opeens lid worden van een of andere middenpartij, puur doordat hun belevingswereld zich naar een hoger niveau van tastbaarheid beweegt. "Voortschrijdend inzicht" heet dat dan. Een omgekeerde beweging zie je nauwelijks: Mensen gaan niet opeens abstracter denken, laten niet snel hun uitgewerkte ideeën los.

Het voordeel van de tastbare optie komt dus vooral ten goede van het midden, van een heersende politieke elite die altijd met een tastbaar alternatief komt dat dicht bij de huidige realiteit ligt. In het grondwetreferendum ging het politieke midden vrijwel geheel voor "Ja", terwijl de groepen aan rechter- en linkerzijde van het politieke spectrum bijna allemaal voor "Nee" gingen. De strijd tussen "Ja" en "Nee" was dus niet alleen een strijd van voorstanders van een grondwet tegen de tegenstanders, maar ook, en misschien zelfs vooral, een strijd van het midden tegen de marge.

En het werd "Nee"
Hoewel het grondwetreferendum zo opgezet was dat het eigenlijk alleen nog maar "Ja" kon worden heeft de Nederlandse bevolking zich uitgesproken tegen deze enige realistische keuze. Moeten we hieruit nu de conclusie trekken dat de Nederlandse kiezer hiermee een stem heeft uitgebracht tegen het politieke midden van Wouter Bos en Gerrit Zalm? Is het massale "Nee" nu wel of geen stem voor het alternatief van Geert Wilders, Tiny Kox of Eurodusnie? Of ging het toch alleen maar over een voorstel voor een Europese Grondwet?
Normaliter hangt de betekenis van een antwoord af van de vraag die eraan vooraf gaat, maar in het geval van het referendum is er geen zinnig antwoord op te geven op de betekenis van het toch vrij simpel geformuleerde "Nee".
Misschien zegt het "Nee" iets over de belevingswereld van de kiezer, die in een snel veranderende wereld weinig houvast heeft aan de bestaande maatschappelijke orde. In een maatschappij van flexbanen, stijgende ziektekosten, Oost-Europese seizoenarbeiders, lonsdale-jongeren en Mohammed Bouyeri staat de "realpolitik" van een verdwijnende verzorgingsstaat, cradle-to-grave dossiers, identificatieplichten en de verhoging van de hekken in Melilla qua tastbaarheid gevaarlijk dicht bij om het even welk Utopia. Dat de Ja-campagne vooral handelde over abstracties als "de derde wereldoorlog" en "het licht gaat uit" zal ook niet bijgedragen hebben aan het idee dat die grondwet een tastbare optie bood. Dat de Nee-campagne daartegenover handelde over concrete zaken als "wij willen de gulden terug", "wij houden niet van Turken met hun vieze hoofddoeken" en vaak zelfs direct het precaire karakter van de huidige maatschappij aanviel in een pleidooi voor het behoud van onze eigenheid en zelfbeschikking heeft er voor gezorgd dat "Ja" en "Nee" als gelijkwaardige opties zijn gepresenteerd. Maar laten we niet vergeten dat ze dat niet waren.

Iedereen lijkt nu te vergeten dat de vraag voorafgaand aan het antwoord "Nee" zo was geformuleerd dat alleen "Ja" een antwoord van betekenis was. De SP en in haar kielzog misschien ook wel Groenlinks zullen wel benadrukken dat de Nee-stem een stem is tegen de heersende neoliberale ideologie of iets dergelijks, maar die interpretatie is natuurlijk nergens op gebaseerd. Na het grote interpreteren zal het hele politieke establishment op een gegeven moment wel komen met een minder expliciet neoliberaal en duidelijker Europa dat een tegenwicht gaat bieden tegen de een of andere abstractie. Misschien dat we er weer over mogen stemmen, misschien niet, maar het Europese project gaat door.

Dus is de vraag waarom het voormalige Nee-kamp zo makkelijk in de discussie over de betekenis van "Nee" stapt. Dat de regering stomme vragen stelt waar het antwoord al zit ingebakken en vervolgens niet weet wat te doen als ze eens een ander antwoord krijgt lijkt me niet een probleem van het "Nee"-kamp. Waarschijnlijk ziet de SP in het debat een kans om haar imago van serieuze en betrokken partij verder te ontwikkelen. Dat de partij van Jan Marijnissen over tanden beschikt moge blijken uit de uitslag van het referendum, nu is het tijd om mogelijke toekomstige coalitiepartners te laten zien dat er nog best wel met ze te praten valt. Misschien dat er nog wel een regeringsdeelname voor ze in zit. Ik gun het ze in ieder geval van harte. Dan blijven er nog de LPF en Geert Wilders over. Wilders heeft inmiddels waarschijnlijk door dat je vooral niet te vroeg moet pieken en houdt zich stil tot de verkiezingen. De LPF heeft het vooral erg druk met zichzelf.

Voor groepen die geen heil zien in een toetreding tot een regering heeft het echter weinig zin om de Nee-stem te gaan interpreteren. Afgezien van wat Machiavelliaans gekonkel en de mogelijkheid voor de SP om tot het politieke midden toe te treden valt er niets te halen in dat debat. Het is interessanter om te observeren dat het debat zelf zich op een hopeloos abstractieniveau bevindt. Dat schept kansen.

Politiek gaat niet alleen om de uitslag van verkiezingen, het gaat ook om de achtergrond waartegen die verkiezingen plaatsvinden. Antwoorden krijgen een betekenis als de voorafgaande vraag goed wordt gesteld. Het grondwetreferendum laat zien dat je nog zo goed campagne kunt voeren en zelfs een referendum kunt winnen, maar dat dat nog lang niet hoeft te betekenen dat je ook je gelijk krijgt. Het echte politieke spel speelt zich af in de voorbereiding en de nasleep van het stemcircus. "Ja"-knikkers Wouter Bos, Jan Peter Balkenende en Femke Halsema zijn nu de Nee-stem aan het interpreteren in hun eigen voordeel. De PVDA en de VVD proberen de enige Nee-partij van betekenis zelfs buiten de discussie te houden door het door de SP ingezette geïnstitutionaliseerde debat over de uitslag van het referendum op te blazen.

De politieke strijd gaat er nu over wie er bij "het midden" mag horen. Men claimt een eigen stukje van het brede spectrum aan meningen over de uitslag en probeert deze zo tastbaar en geloofwaardig mogelijk te verkopen aan het publiek. In dit getouwtrek is het erg belangrijk wie de meest realistische keuzemogelijkheden naar zich toe weet te trekken. Het uiteindelijke stemmen is in een dergelijke strijd slechts een korte reality-check waarbij de meritocraten zichzelf even laten bevestigen door het volk. Of de volgende stembusgang nu een nieuw grondwetreferendum is of nieuwe verkiezingen maakt niet zo veel uit. Uiteindelijk gaat het toch altijd om dezelfde politieke spelers en wordt er hooguit van positie gewisseld.

Natuurlijk is er een kans dat het politieke midden de volgende keer weer spontaan op zijn bek gaat, maar die is niet erg groot. Het is daarom raadzaam om het debat over de uitkomst van het referendum an sich aan te vallen en de politieke elite met haar eigen stoffige arrogantie te confronteren. Het "Nee"- debat stuurt aan op een nieuwe vraag, het is verstandig om te zorgen dat als er een antwoord op die vraag komt en dat dat antwoord dan ook een betekenis heeft.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 407, 21 oktober 2005