Skip to main content
  • Archivaris
  • 428

Wondergeloof in de mode

Wonderen zijn onverwachte, onverklaarbare of verbazingwekkende gebeurtenissen, die men toeschrijft aan een positieve ingreep van Hogerhand. Tegenwoordig geloven de mensen daar niet meer aan, tenminste, dat dachten we. Het tegendeel is waar. Er is een groot aanbod van televisieprogramma's met het bovennatuurlijke als thema. Daarnaast verschijnen er geregeld boeken over wonderen. Dit wekt verbazing, omdat onze samenleving is ingericht volgens de richtlijnen van de wetenschap. Verder maken de mensen met graagte gebruik van hetgeen de techniek hen te bieden heeft. De invloedrijke socioloog Max Weber sprak in dit verband zelfs van de "onttoverde samenleving". Volgens hem zouden planning en calculatie de oude magie hebben vervangen. Hoe is de tegenstelling tussen wondergeloof en 'onttovering' te verklaren?

De televisie
De aandacht voor wonderen op televisie is groot. Het medium Char legt regelmatig contact met de doden, de camera volgt zieken op het rondreis langs gebedsgenezers en de hoofdpersonen van enkele crimeseries zijn in het bezit van de voor het speurwerk nuttige eigenschap van helderziendheid. Dit is nog maar een greep uit het aanbod. Sinds het voorjaar van 2003 nodigt de KRO voor het programma "Wonderen bestaan" mensen uit om te vertellen over wonderen die zij hebben meegemaakt. Een analyse van 1500 verhalen levert een typisch wonderverhaal op. Frans gaat altijd met een collega in diens auto naar het werk. Op een goede dag is hij te laat om nog mee te kunnen. Hij moet de trein nemen en hoort later dat de collega een ongeluk is overkomen en in het ziekenhuis ligt. Frans had dus met gemak ook gewond kunnen zijn. De een spreekt hier van een gelukkig toeval, de ander ziet er een wonder in. Er is iets of iemand, die over hem waakt! Twintig procent van de ingezonden verhalen hebben net als het auto-verhaal betrekking op redding uit gevaar. De andere wonderverhalen hebben betrekking op een bijzonder teken, leiding of aanwijzing voor de oplossing van een levensprobleem (15 procent), op contact met een overledene (15 procent), op een correcte voorspelling (10 procent) en op een wonderbaarlijke genezing (10 procent). De rest (30 procent) heeft betrekking op het onverwacht terug vinden van persoon of voorwerp, op de vervulling van een dringende wens of op een wonder dat men zelf heeft verricht. Slechts een minderheid van de vertellers (16 procent) gebruikt christelijke thema's en symbolen.

Boeken
De auteurs van boeken over wonderen zijn menigmaal geïnspireerd door het werk van de psychiater Gustav Jung. Hij ging uit van een stroom van levenskracht, die alles doortrekt en zo bijdraagt tot de eenheid van het bestaande (de "Unus Mundus"). Dat betekent dat verschijnselen, die alleen maar ongeveer gelijktijdig optreden, de 'toevalligheden', toch met elkaar te maken kunnen hebben. Zulke toevallen treden niet zo maar op. Voor de goede verstaander zijn het tekens, die het leven zin geven en aanwijzingen vormen bij het nemen van moeilijke beslissingen. De 'wereldziel' helpt de mens verder op zijn levensweg. Jung noemde deze tekens synchroniciteiten om hen te onderscheiden van betekenisloos toeval, dat ook voor kan komen. De mensen moeten zelf uitmaken of hetgeen hen overkomt een betekenisvolle synchroniciteit is. De boeken over wonderen zijn vaak zelfhulpboeken, waaruit de mensen kunnen leren om de betekenis van hun lotgevallen te onderkennen.
Twintig procent van de ingezonden wonderverhalen hebben betrekking op redding uit gevaar.

Nederland gelooft
Tegenover het aanbod van televisieprogramma's en boeken staat een vraag onder de bevolking. Volgens enquêtes gelooft een aanzienlijk deel van de Nederlanders in wonderen of wil er althans rekening mee houden dat zij zouden kunnen bestaan. In 1991 geloofde 31 procent van de Nederlanders in wonderen. Dat is op het oog al vrij veel. In 2002 was de aanhang voor dit idee zelfs nog hoger geworden: 43 procent antwoordde toen bevestigend. Deze toename deed zich ook voor onder jongeren, de 16 tot 30-jarigen. In hun geval nam de aanhang voor het wonder toe van 29 procent in 1991 tot 49 procent in 2002. De buitenkerkelijken gingen eveneens meer in het wonder geloven: de aanhang onder deze categorie steeg van 15 procent naar 31 procent, een verdubbeling in ruim tien jaar! Je hoeft dus niet gelovig te zijn om van een wonder te kunnen spreken.

wonder naast wetenschap
Ondanks alle wetenschap en technische vooruitgang blijven mensen haken naar bovennatuurlijke gebeurtenissen, vooral als die nut voor hen hebben of hen zelfs gelukkig maken. In theorie sluiten rationaliteit en wetenschap het wonder uit. In de praktijk weigeren veel mensen om te kiezen. Ook dat is in onderzoek te zien. Volgens een enquête over het imago van de wetenschap vond in 2000 35 procent van de Nederlanders dat wij te veel vertrouwden op wetenschappelijke inzichten en te weinig op emoties en op levensbeschouwing. Een belangrijk deel van de mensen kiest dus niet uitsluitend voor de wetenschap of voor het bovennatuurlijke. Zij maken graag gebruik van beide. Zij gebruiken de techniek van de televisie om iets over wonderen te zien. Wie ziek is gaat naar de reguliere arts, maar als die te weinig kan uitrichten, kan de gebedsgenezer wellicht uitkomst brengen. Onvriendelijk gezegd: de mensen eten van twee walletjes. Een belangrijk deel van de mensen kiest dus niet uitsluitend voor de wetenschap of voor het bovennatuurlijke. Zij maken graag gebruik van beide.

Cultuuromslag?
Toch is het onwaarschijnlijk dat de huidige belangstelling voor het wonder een volledige cultuuromslag aankondigt. Daarvoor zijn de verworvenheden van de rationaliteit te belangrijk en te diep in de samenleving geworteld. Het kan bijvoorbeeld wel zijn dat een verzekeringsmaatschappij om het personeel te motiveren een cursus aanbiedt, die gebaseerd is op NewAge. Dat gebeurt vaak genoeg. Als het echter om de opstelling van een polis aankomt, kijkt de verzekeraar naar sterftetafels en gebruikt hij de kansrekening. De directie laat de offerte echt niet 'uitpendelen'. De belangstelling voor wonderen staat niet op zichzelf. Zij maakt deel uit van de aandacht voor een brede stroom van zogenaamde alternatieve verschijnselen. Onderdelen van dit gebied zijn aan mode onderhevig. Het boek over de 'Celestijnse belofte' maakte nog niet zo lang geleden opgang, maar tegenwoordig horen wij er weinig meer van. De eerste werk- en studieboeken over de 'Da Vinci code' liggen al bij De Slegte. De aandacht voor het wonder in populaire televisieshows doet vermoeden dat het hier ook en misschien wel voornamelijk om entertainment gaat. Amusementsformules hebben een kort leven. Als zij zijn uitgediend, zal het wondergeloof waarschijnlijk wegzakken in de brede stroom van andere alternatieve of magische denkbeelden. Waarschijnlijk is deze stroming minder sterk dan in vroeger eeuwen, maar zij verdwijnt niet geheel. Er komen steeds andere onderwerpen boven drijven. Het is daarom niet uitgesloten dat er over enige jaren artikelen verschijnen over andere verbazingwekkende zaken.

Verder lezen: Aupers, Stef (2005). "We are all Gods". New Age in the Netherlands, 1960-2000, in Erik Sengers (ed). The Dutch and their Gods. Secularization and transformation of religion in the Netherlands since 1950. Hilversum: Verloren. (Gaat onder meer over de betekenis van New Age voor cursussen in het bedrijfsleven). Dassen, Patrick (1999). De onttovering van de wereld. Max Weber en het probleem van de moderniteit in Duitsland, 1890-1920. Amsterdam: Van Oorschot. (Deze omvangrijke studie heeft een register dat het zoeken vergemakkelijkt). Stoffels, H.C. (2002). Geen wonder?! Geloven in een postmoderne samenleving. Amsterdam: Vrije Universtiteit. Weisbrod, Ella (2004). Wonderen bestaan. Kampen: Kok. Weisbrod, Ella (2005). Wonderen bestaan. Bijzondere verhalen van gewone mensen. Kampen: Ten Have.

(Dit stukje is eerder verschenen in "Religie en Samenleving", nummer 1 - 2007 en geschreven door Jos Becker)

Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 428, 9 november 2007