Tegen kwakzalvers
Volhardend heeft de Vereniging tegen de Kwakzalverij (www.kwakzalverij.nl), in de 126 jaar van haar bestaan, harde feiten onthuld over kwakzalversmiddelen, kwakzalvers, geneeswijzen en hun sympathisanten.
door Cees Renckens
Men zou menen dat haar taak met de vooruitgang van de geneeskunde steeds eenvoudiger zou zijn geworden. Niets is minder waar: het laatste kwartaal van de twintigste eeuw liet een ongeƫvenaarde bloei van de kwakzalverij zien, die pas recent weer wat op zijn retour lijkt te zijn, maar zijn verwoestende spoor heeft achtergelaten in publieke opinie, wetgeving en verzekeringspolissen. Het recente besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om de "hulpverleners", die Sylvia Millecam terzijde stonden in haar zelfverkozen en gruwelijke levenseinde, niet te vervolgen is een ander gevolg van de betreurenswaardige cultuuromslag, die in de jaren zeventig van de vorige eeuw plaatsvond. Onder de oude wetgeving, die nog terugging tot Thorbecke (1865) waren kwakzalvers onbevoegd en zij moesten zich, hoewel de wet niet streng gehandhaafd werd, enigszins gedeisd houden. De geneeswijzen die men aanbood waren vooral het magnetiseren, het 'bottenkraken', kruidengeneeskunde en handoplegging. Artsen die er aparte geneeswijzen op nahielden, waren er bijna niet en dat waren rustige excentriekelingen die niet veel kabaal maakten. Artsen als Samuels (1888-1975) en Moerman (1893-1988) waren uitzonderingen: zij zochten met hun brutale claims kanker te kunnen genezen wel de publiciteit. Samuels werd nog door de tuchtrechter uit zijn vak gezet, terwijl Moerman al op steun van het parlement kon rekenen. In de jaren zeventig veranderde de situatie namelijk aanmerkelijk. De kwakzalverijsector slaagde er toen in een term te bedenken, waarmee alle onderlinge verschillen en tegenstrijdigheden met de mantel der liefde werden bedekt en waarin de negatief geladen terminologie als "onbevoegd", "kwakzalver" of "onorthodox' kon worden vermeden. Men ging de kwakzalverij als "alternatieve geneeskunde" betitelen! Achter dit vaandel bleek veel ongeregelds op te bloeien dat vaak goed aansloot bij een Zeitgeist van anti-autoritair denken, filosofisch en cultureel relativisme, toenemend bewustzijn van de neveneffecten van de reguliere geneeskunde en geneesmiddelen, alsmede ongenoegen over de beperkte mogelijkheden van de reguliere geneeskunde. Daarnaast werd de consumptie van 'alternatieve geneeskunde' bevorderd doordat een toenemend aantal artsen (wel zo'n twee of drie percent van het totaal) meeging in alternatieve richting. Uit alternatieve hoek werd zeer stevige en volstrekt onredelijke kritiek geuit op de gangbare geneeskunde: deze zou reductionistisch en orthodox zijn en te vaak de mens uit het oog verliezen.
Karel van het Reve stelde in zijn bundel 'Ik heb nooit iets gelezen' eens het volgende: "Wil een gedachte veel mensen geestdriftig maken, dan moet hij a. in een eenvoudige, althans eenvoudig aanleerbare formulering aan te duiden zijn; b. de indruk maken nieuw te zijn; c. aansluiten op een bekende gemeenplaats en d. onjuist zijn. De mensen zijn het gelukkigst als zij iets ouds, gangbaars en vulgairs kunnen ondergaan als iets nieuws en origineels." Alle vier criteria zijn van toepassing op de alternatieve geneeskunde en wellicht is op deze wijze haar opbloei te verklaren. De steun van de politiek voor de alternatieve sector werd massaal, men subsidieerde wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van alternatieve geneeskunde (hetgeen weinig bruikbaars opleverde) en zelfs de wetgeving werd veranderd in het voordeel van de alternatieve genezers. Jarenlang werden homeopathische en antroposofische middelen door het ziekenfonds vergoed. Sinds het in 1997 ingevoerde regiem van de wet BIG is geneeskunde een vrij beroep geworden, waarvoor geen opleiding meer noodzakelijk is. Elk warhoofd of geslepen zakenman kan zich - eventueel na het doornemen van een boekje over acupunctuur, homeopathie, iriscopie of manuele therapie, maar noodzakelijk is dat niet - vrijelijk vestigen en een praktijk beginnen. Zelfoverschatting strekt tot aanbeveling. Zo konden wij na de dood van Millecam het aalgladde 'medium' Jomanda horen beweren dat er geen sprake was geweest van kanker en 'zouttherapeut' Boegem beweerde Millecams kanker met zouttabletten te kunnen behandelen. Zij behoorden tot de ruim 30 alternatieve hulpverleners die Millecam tijdens haar tragische ziektegeschiedenis terzijde stonden. Onder hen waren drie artsen, die inmiddels zware straffen kregen opgelegd door de medische tuchtrechter. Helaas mogen twee van hen, na het uitzitten van de schorsing, hun praktijken weer hervatten, de derde (een recidivist) is levenslang uit zijn beroep gezet. Verder gaat nu dus iedereen vrijuit, want de aangifte die de Inspectie in 2004 deed en die talrijke belastende feiten beschreef over de zes voornaamste kwakzalvers op wie Millecam een beroep had gedaan krijgt geen vervolg.
Hoewel het OM in zijn persbericht stelt te weinig aanwijzingen te hebben om tot vervolging over te gaan, menen velen dat er veeleer sprake is van onwil om de door de IGZ verzamelde gegevens voor te leggen aan de rechter. Voormalig inspecteur Westerouen van Meeteren, die nauw betrokken was bij de opstelling van het rapport, noemde in NRC Handelsblad van 4 oktober het besluit tot niet vervolgen een "schande". Hij heeft volkomen gelijk. Afgezien van de kennelijke onwil van het OM, dat de makrobioot Nelissen eerder in een vergelijkbare casus wel voor de rechter bracht, blijkt uit de zaak-Millecam ook hoe gevaarlijk het is dat alternatieve genezers een diagnose mogen stellen en een regulier gestelde diagnose mogen tegenspreken. Beter dan het stellen van een diagnose tot voorbehouden handeling te verklaren binnen de wet BIG zou wellicht herstel van de principes van de oude Wet op de Uitoefening der Geneeskunst zijn: geneeskunde niet als vrij beroep, maar slechts toegestaan na een van staatswege erkende medische opleiding. De rest is dan weer gewoon onbevoegd en onbekwaam en -dus- strafbaar.
(Cees Renckens is vrouwenarts en voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (www.kwakzalverij.nl) Een ingekorte versie van dit stuk is verschenen in het Brabants Dagblad en in De Gelderlander).
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 418, 10 november 2006