Skip to main content
  • Archivaris
  • 400

Ontmoeting in Vught

Vught, donderdag 17 februari 2005. Voor het gemeentehuis hebben we staan demonstreren. Een idylle van een gemeentehuis, een sprookjeskasteel. Je kunt er van buitenaf de kroonluchters zien hangen. Met vanavond op de brede trappen mensen met spandoeken. Op het plein ervoor, wij, met borden, geroep, gefluit, geschreeuw, een sirene, getrommel.

door Joke Kaviaar (Voor M., de dichter uit Darfur)

Wij, die met veel meer zouden moeten zijn. De kans dat deze demonstratie wat uit zal halen is bij voorbaat nihil, maar toch, we moeten het laten horen: geen 'vertrekcentrum'. Want vertrekcentrum is weer zo'n woord uit het jargon van politici die de waarheid verhullen willen: Het is niets anders dan intimidatie, want het is dat of de harde hand, of het leven op straat. Het is schone schijn, bedrog. Keuzes bestaan er niet. Het is het voorportaal voor de schop onder je kont en alle ellende die dat met zich meebrengt.

Wat weten de meeste mensen nu? Ook ik weet nog lang niet genoeg, maar wel genoeg om te weten dat dit alles een misdaad dient, die zijn vergelijk amper kent. De man tegenover mij, een lichtblauwe gehaakte muts op zijn hoofd, zijn magere gezicht glimlachend terwijl hij tegen me praat, komt uit Sudan, Darfur. Nee, ik weet nog lang niet genoeg. Er wordt gevochten daar, dat weet ik. Dat het er niet veilig is, dat weet ik ook. "Vijf jaar!" vertelt hij me, "Vijf jaar van mijn leven hebben ze genomen. Zo lang ben ik hier al. Ik wacht en wacht," en hij verexcuseert zich voor wat hij meent dat slecht Nederlands is. "Nee, nee," zeg ik, "Ik kan je toch verstaan?" Hij haalt zijn portemonnee uit zijn zak en laat me de foto's van zijn vijf kinderen zien. Zijn vrouw en hij zijn niet meer samen. Hij is van het gezin de enige die weg moet, verblijft hier nu illegaal. Maar aan weggaan denkt hij niet. Ook niet naar een ander land om het daar te proberen. "Ik blijf voor de kinderen, ik laat ze niet achter," en dan weer: "Waarom?"

Hij somt het voor me op: "Vrijheid, veiligheid, justice, dat denken wij dat Holland is als we vluchten uit Darfur," en schudt zijn hoofd. Kunnen wij dat ons voorstellen? Kunnen wij ons voorstellen midden in de nacht, de hele nacht door, geweervuur te horen, bominslagen, te liggen in een tent, kinderen in ons armen, in de kou, en niet naar buiten te durven om te zien of er iemand gewond is die hulp nodig heeft? "Pas als het licht wordt, dan ging ik kijken, en 's nachts, niet slapen, nooit slapen, altijd waakzaam zijn, bang, nachtmerries, naar Holland gaan was een droom." Nee, ik weet nog lang niet genoeg. Hoeveel pillen ervoor nodig zijn om al die ellende te vergeten. Hoe vaak per dag hij die pillen slikt om te kunnen slapen, om rustig te blijven, niet in paniek te raken. 's Ochtends pillen. 's Middags pillen. 's Avonds pillen. Anders is het niet vol te houden. Geen droom meer, geen hoop. Wat moet ik zeggen? Waarom? Wat weet die gemeenteraad daar nu? De man vertelt het m