Skip to main content
  • Archivaris
  • 400

Meer droefenis

Regelmatig komt op televisie, radio en in andere media het 'populaire' onderwerp "waarden & normen" ter sprake. Het is op initiatief van Nederland een thema in Europa geworden. Er is een hele website (www.zestienmiljoenmensen.nl) voor opgericht, én zelfs onze Premier bemoeit zich er graag te pas en te onpas mee.

door Geert Theunisse

Direct met deze "normen en waarden" samenhangend komt tegenwoordig (gelukkig!) ook de integriteit van het bestuursapparaat van de overheid ter sprake, onder andere de veelbesproken 'graaicultuur' op de diverse departementen en de omkoopbaarheid van ambtenaren, bijvoorbeeld tijdens de bouwfraude-affaire. Er zijn dan nu ook per ministerie speciale bewakers, met meldpunten, van deze ondeugdjes benoemd en ingesteld.
Ik mis echter in de vele discussies vaak het belangrijkste punt waar het hier om gaat. Het gaat niet om bedragen in geld, het gaat over het hoe en waarom, en de schade die het gemis aan integriteit bij de overheid bij/in de mensen aan de 'lijdende' zijde maakt; vooral in de wat 'kleinere', want immers veel vaker voorkomende, zaken. Het gaat nu om het totale verlies van vertrouwen en respect wat burgers in hun overheid meenden te mogen - en moeten - kunnen stellen. Geloof mij, ik spreek uit bittere ervaring. Ik mis echter vooral enige uitdieping van het feit, dat veel van de fraude direct uitgelokt, respectievelijk gepleegd wordt door de ambtenarij.

Over een geval van de laatstgenoemde categorie 'luidde ik langdurig en dringend de klok', zowel met als zonder publiciteit, tevergeefs. 23 September 2004 was het vijfentwintig (25) jaar geleden dat dit specifieke geval begon; waarin enkele lagere ambtenaren in de fraudefout gingen; waarin er vervolgens door de Staat een hele serie wetsovertredingen en misdrijven gepleegd werden om de zaak onder de mat te houden; en waarin de toenmalige Minister van Justitie (Job de Ruiter) het om dezelfde reden nodig achtte om ondergetekende plus de Tweede-Kamer voor te liegen. Ik ben er na al die jaren nog steeds niet achter wat het mechanisme is achter elke onmiddellijke en collectieve ontkenning, cq. bagatellisering van de feiten door 'de Staat', zodra een burger een ernstige misstand aan die zijde signaleert; dus hierover 'de klok luidt'.
Ik houd het maar op de absoluut onwijze en verwerpelijke 'Wij maken geen fouten!' mentaliteit; hopelijk thans wat achterhaald gezien de instelling van de genoemde meldpunten. Het is waarlijk te hopen dat die meldpunten niet weer het zoveelste doekje-voor-het-bloeden zijn!

Een paar voorbeelden uit mijn veeljarige praktijkervaring: Eerst dat van 23-09-79, dus: Dat betrof het zendschip van Radio Mi-Amigo op de Noordzee. Het was gestrand op de Aardappelbult in het gat van Brouwershaven en de Nederlandse Staat had er beslag op gelegd. Smit-International was er met een opdracht van Justitie op af gestuurd. Maar die konden er niet bijkomen en lieten het schip zitten. Toen belde de Rijkspolitie mij: of ik maar even rap, in opdracht van de Officier van Justitie te Amsterdam en op 'no cure-no pay' basis, dat schip daar weg wilde halen. Nou, precies dat deden wij dus. Opdrachten werden door ons gewoon wèl uitgevoerd. Anderhalf etmaal later lagen we met het hele spul in Willemstad voor de kant. Wij gingen toen eerst maar eens een tukje doen, doodmoe als we intussen waren... Toen al begon de ellende. Er waren wat erg corrupte ambtenaren bij betrokken die het geborgen schip als een speer voor een fooitje aan een vriendje verkochten, terwijl ik godver op m'n nest lag, na heel die tijd mezelf te pletter gewerkt te hebben. Nou, dat is dus ook nooit meer goed gekomen. De Staat der Nederlanden is met haar vette reet op al die schandalen gaan zitten die er toen gebeurd zijn en heeft nooit toegegeven dat er aan hun kant 'wat dingen' mis gegaan zijn.
Op een gegeven moment begon zelfs de Minister van Justitie te balen van al het gedoe, én de publiciteit natuurlijk, en wij maakten een praatje over het geval. De Minister stelde voor om als arbiter Prof. H. Schadee te vragen en deze een uitspraak te laten doen. Het leek mij -toen- een strak plan! Echter: wat ik niet wist - of hoorde van hem - was dat Prof. H. Schadee al vanaf 1961 (!) op grond van een regeringsopdracht (justitie) aan het nieuwe Boek-8-Vervoerrecht van het Burgerlijk Wetboek werkte, (april 1991 in werking getreden). Ook trad Prof. Schadee in de Tweede Kamer op als regeringscommissaris tijdens de behandeling der wetsontwerpen dienaangaande. Op de deur van zijn kantoor zag ik later -te laat dus- een trots opschrift: "Ministerie van Justitie"... Zo'n arbiter voorstellen is dus ongeveer hetzelfde - en even onpartijdig - als een beker-wedstrijd in het profvoetbal te laten leiden door de Voorzitter van de favoriete club! Het kwam dan ook van geen kanten meer goed.

De Staat blijft gewoon negeren - toen en thans - dat een zeer groot deel van alle fraude die in Nederland voorkomt door de ambtenarij wordt uitgelokt, ook al omdat er nooit noemenswaardige sancties op volgen. De betrokken politieadjudant, de officier van Justitie, de ambtenaar van RWS, de Landsadvocaat, de Minister van Justitie in dit geval, zij gingen allemaal vrijuit. De grote schade bleef uiteraard voor ondergetekende. Letterlijk alle waarden, normen en fatsoensregels werden - en worden nog steeds - in deze kwestie door de Staat overtreden.

Vooruit, nog een: Wat jaren geleden werden er door Rijkswaterstaat wat foutjes gemaakt bij het bouwen van de laatste twee dammen in het Deltaplan. In plaats van deze dammen gelijktijdig op te trekken werden ze na elkaar gelegd waardoor sterke stromingen ontstonden in het Schelde-Rijnkanaal. De drukke Noord-Zuid scheepvaart in dat kanaal begon toen meer op een spelletje Russisch roulette te lijken en continu toezicht en verkeersbegeleiding werd tijdelijk dringend noodzakelijk. Om daadwerkelijk te kunnen ingrijpen als er iets fout dreigde te gaan was de stationering van een krachtige sleepboot gewenst; om voor de duur van de bouw van de tweede dam eventueel assistentie aan schepen te kunnen geven. Dat werd ondergetekende, bij openbare inschrijving te Middelburg, en ik had er zeven maanden m'n handen vol aan. Tot op 14 april 1987 de dam dicht was en de stroom weg. Ik was veruit de hoogste inschrijver, maar ik had toevallig de geknipte boot -pas nieuw ook direct beschikbaar en mocht die periode dus op staatskosten voor de scheepvaart werken. Het karwei liep een paar maanden toen ik op de ochtend van eerste kerstdag 1986 wat gebak en een paar flesjes wijn op de RWS-boot af ging geven die continu aan de noordkant van het kanaal op station lag. Bij die gelegenheid vroeg de dienstdoende Riviermeester (Rijks-ambtenaar met opsporingsbevoegdheid) in het bijzijn van zijn collega's aan mij: "...of zij aan dat contract van mij ook nog wat extra's konden verdienen?" In plaats dat ik hem toen direct een kwartiertje of zo op zijn bek timmerde, deelde ik hem mee zoiets niet te durven doen omdat ik blij was met het contract, juist na de grote investering in de nieuwe boot, en ook zo'n risico niet wilde nemen. Ik voer maar weer weg, na nogal timide en stil daar aan boord nog een bakje koffie te hebben genomen.

Wat is/zijn hiervan nu het/de punt(en)? Een punt is, dat die ambtenaar-Riviermeester, voor hij die vraag aan me stelde, een afweging gemaakt moet hebben, een inschatting