Skip to main content
  • Archivaris
  • 432

Ons gezamenlijk verleden

Tijdens een bezoek aan Suriname in mei 2008 betreurde de Nederlandse minister-president - Jan Peter Balkenende (JPB) - het leed dat veroorzaakt was door slavenhandel en slavernij. Hij ging niet zover om namens Nederland zijn excuses aan te bieden. Hoe zit dat nu eigenlijk met 'ons' slavernijverleden?

door Fré Morel

Tot aan de komst van de 'Antwerpse' kooplieden bestond er in de Noordelijke Nederlanden géén slavenhandel. In 1568 veroverden Spaanse troepen de Zuidelijke Nederlanden en namen de machtige handelsstad- en haven Antwerpen in bezit. Parma, de Spaanse legeraanvoerder, gaf de kooplieden twee jaar de tijd hun zaken af te wikkelen waarop veel van hen in eerste instantie naar het toen nog traditioneel katholieke Zeeland trokken. Ze vestigden zich in de plaatsen Vlissingen en Middelburg waar ze nauwgezet de ontwikkelingen richting Antwerpen in de gaten konden houden en elke vorm van economische activiteit maximaal belemmerden. Een deel van hen vertrok in latere jaren naar Amsterdam en een ander deel vestigde zich als plantage-eigenaar overzee in wat nu Suriname heet. Anders dan de Noord Nederlandse kooplieden die al van oudsher met de Hanzesteden handelden in hout, graan, zout en haring hielden de nieuw gevestigde kooplieden zich bezig met de handel in 'levend ebbenhout' - de mensenhandel. Deze onzalige mensenhandel werd in hoofdzaak verricht door de daarvoor opgerichte ('Zeeuwse') plunder-multinational 'West Indische Companie' (W.I.C.) en nadien overgenomen door de 'Middelburgse Commercie Compagnie' (M.C.C.).

slavenmarkt Middelburg?
Behalve het verschepen en handelen in mensen en het financieren hiervan werd door deze mensenhandelaren een poging ondernomen om de handel daadwerkelijk in Zeeland te introduceren. In navolging van de 'Slavenmarkt' in het Engelse Liverpool zou óók in Middelburg een heuse mensenmarkt worden opgezet. In 1596 arriveerde een schip in de haven met aan boord zo'n 100 West-Afrikaanse slaven die men op de markt wilde verkopen. Deze mensonterende vertoning zorgde voor een enorm tumult binnen de Middelburgse gemeenschap en burgemeester Ten Haeff zag zich gedwongen hiertegen te verzetten. In een verklaring in de 'Vergadering van de Heren Staten van Zeeland' liet Ten Heaff weten dat deze mensen niemands eigendom konden zijn en daarom ook niet verkocht konden worden. Daarop lieten de Staten op 15 november 1596 weten dat op de opvolgende zondag van de kansels zou worden verkondigd dat de 'mooren' in vrijheid moesten worden gesteld.

"Sondaege naestcommende, zal in de kercken doen vercondigen, dat de voorschr. Mooren, zo vrouwen, als manspersonen ende kinderen Maendage naestcommende by den Magistraet van Middelburgh gestelt zullen werden van wegen den Staten van Zeelandt in heure natuerlicke lyberteyt, mette solempniteyt daertoe behoordende..."

Desondanks ging de handel in mensen door de W.I.C. ongestoord door en stond Nederland daardoor (na Denemarken) op de één na laatste plaats. Engeland was 'marktleider' in dit smerige handelssegment. Deze wijze van mensenhandel en mensuitbuiting zou meer dan tweehonderd jaar aanhouden, als goedkope werkslaven werden generaties over de hele wereld versleept, over hun ruggen en lijken vergaarde een kleine elite exorbitante en generaties overstijgende & voortdurende rijkdom. Het waren overigens niet exclusief gekleurde mensen die het ellendige slavenlot ondergingen. Zo verkochten de Engelse machthebbers hun politieke tegenstanders, krijgsgevangenen en katholieke Ieren als slaven aan plantage-eigenaren op de Antillen. Ook uit Franse havens als Dieppe, Le Havre, Saint Malo, Brest en La Rochelle vertrokken rond 1650 geregeld blanke mensentransporten - "jonge mensen, dikwijls niet meer dan kinderen" - naar de Antillen

economische redenen
Rond 1800 werden de stemmen om de slavenhandel te staken steeds luider, het was vooral Engeland dat zich hiervoor inzette. Het was voor hen een belangrijk agendapunt en onderdeel van hun eisenpakket in de besprekingen die leidden tot het verdrag van Wenen in 1815. Dat juist Engeland - de slavenhandelaar bij uitstek - zich opwierp als pleitbezorger was niet zo verwonderlijk en had dat een iets andere reden dan edelmoedigheid. Concurrentie en niet medemenselijkheid was het argument dat daarbij speelde. Engeland had in bloedige campagnes en oorlogen rond 1800 de macht over Noord-Afrika naar zich toe weten te trekken, het traditionele 'wingebied' voor slaven. Engeland wilde de absolute economische macht van haar Imperium beschermen door andere (opkomende) concurrerende naties het recht op invoeren van werkkrachten onmogelijk maken en zeker niet het 'wegroven' van werkkrachten uit 'haar' Noord-Afrikaanse gebied toestaan. Zelf had ze in vele jaren van mensenhandel grote 'volksplantingen' weten te realiseren die in voldoende mate voor nakomelingen zorgden zodat 'nieuwe aanvoer' niet noodzakelijk was. Om op een andere manier in de behoefte van nieuwe werkkrachten te voorzien werden 'contractarbeiders' aangeworven, mensen die hun eigen overtocht betaalden en tegen lagere kosten het werk mochten verrichten. Een praktijk die de Engelse elite op het 'Suikereiland' Trinidad had gebruikt. Nadat het economisch niet meer rendabel was om van de relatief 'dure slaven' gebruik te maken werd daar de slavernij afgeschaft en werden zo'n 150.000 Indiase contractarbeiders naar het eiland gebracht. Deze 'koelies' verrichten tegen lagere beloning zelfs de smerigste karweitjes wat zorgde voor enorme spanningen tussen de beide bevolkingsgroepen.

afkoop van de slavernij
De afschaffing van de slavernij had een puur economische achtergrond en het zorgde ervoor dat op 1 juli 1863 Suriname met 21 kanonschoten ook daar de afschaffing afgekondigd werd. Na de 'afschaffing' waren de vrijgekochte slaven overigens nog wèl 10 jaar verplicht kosteloos voor hun vroegere meesters te werken! De contractarbeiders, mensen die zelf hun overtocht betaalden, mensen die zichzelf importeerden namen de plaats in van de dure slaven. Hun lot was eerder slechter dan dat van de voormalige slaven en ze moesten met minder genoegen nemen dan hun onder dwang geronselde voorgangers, per saldo leverde de 'wisseling van de wacht' de plantage-eigenaren het hoger rendement, iets waar het hun uiteindelijk dan ook om te doen geweest is. De Nederlandse burger - zèlf min-of-meer (loon-) slaaf en 'horige' van de heersende elite - betaalde fors mee aan de 'afschaffing' van de slavernij. Per 'vrijgekochte' Surinaamse slaaf vergoedde de Nederlandse overheid - uit de zak van de Nederlandse belastingbetaler - een bedrag van ettelijke honderden guldens belastinggeld aan de slaveneigenaar/plantagehouder, een bedrag dat vele malen hoger lag dan dat deze oorspronkelijk aan kosten had gemaakt. Per saldo kan met recht gezegd worden dat het de toenmalige Nederlandse blanke burgers geweest zijn die met door hen opgebracht belastinggeld de Surinaamse slaven hebben vrijgekocht.

bronnen:
* Slavenhalers en Slavenhandel, L.C. Vrijman, Uitg. P.N. v. Kampen & Zn., Amsterdam, 1943
* Binnen zonder kloppen, P. Lakeman, Uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 1999
* The Grandees, Stephen Birmingham, Harper & Row Publishers, New York, 1971
* De Ondergang van Napoleon, Adam Zamoyski, uitgeverij Balans, 2007
* Manuscript "Schaakspel om de Wereldmacht" / F. Morel
www.hemelbestormer.nl/viewtopic.php?t=161&highlight=slaven
www.elsevier.nl/nieuws/politiek/artikel/asp/artnr/205506/rss/true/index.html
www.dbnl.org/tekst/busk001land02_01/busk001land02_01_0120.htm
www.kb.nl/dossiers/slavernij/slavernij.html

Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 432, 4 juli 2008