Met de baas tegen de kapitalisten
CDA-minister Wijn van Economische Zaken vergeleek ze met 'sprinkhanen die bedrijven leegvreten'. De zogeheten 'durfkapitalisten' liggen van links tot rechts onder vuur. Onterecht: ze doen ook maar gewoon hun werk.
Door Koen Haegens
'Sjoerdje, Sjoerdje', juichten eind vorig jaar duizenden werknemers van industrieel conglomeraat Stork hun topman Sjoerd Vollebregt toe. Het tafereeltje speelde zich af rond de veelbesproken aandeelhoudersvergadering van het bedrijf, dat onder vuur ligt van activistische aandeelhouders. Als het aan hen ligt, stoot het concern de divisies die zich bezighouden met kippenslachtmachines en onderhoud aan olie- en gasinstallaties zo snel mogelijk af. Stork zou zich moeten concentreren op de luchtvaartpoot. Helaas voor de dierenliefhebbers: die wens is niet ingegeven door vegetarische overwegingen. Gesplitst zouden de verschillende bedrijfsonderdelen gewoon meer waard zijn dan de som der delen. Daar is niet iedereen van overtuigd. Bestuur, commissarissen, werknemers en vakbonden zien zich verenigd in hun verzet tegen wat zij beschouwen als een 'uitverkoop'. En dus kan baas Vollebregt rekenen op applaus en aanmoedigingen. Dezelfde man die een paar jaar geleden verantwoordelijk was voor massaontslagen bij Stork.
Activistische beleggers
Wie zijn die durfkapitalisten, die blijkbaar zo gevaarlijk zijn dat werkgevers en werknemers hun onderlinge ruzies bijleggen en de handen ineenslaan? Volgens oud-minister Wijn van Economische Zaken zijn het sprinkhanen, die bedrijven leegvreten om daarna weer uit te zwermen. De beeldende vergelijking is niet van hem. Eerder repte SPD-voorzitter Franz Müntefering al van de hongerige beestjes die een plaag zouden vormen voor het Duitse bedrijfsleven. Die harde woorden schaadden zijn carrière allerminst. Müntefering is tegenwoordig minister van Sociale Zaken in de regering van Merkel.
De durfkapitalisten onderscheiden zich door hun activistische opstelling en de bereidheid bovengemiddelde risico's te nemen. Doel is een hoog rendement op hun investeringen van tenminste twintig tot dertig procent. In feite is de term 'durfkapitalisten' een verzamelnaam waar zowel private equity als hedgefunds onder vallen. Private equity is kapitaal dat pensioenfondsen, verzekeraars, banken of rijke particulieren rechtstreeks in ondernemingen investeren, dus niet via de beurs. Vooral slecht presterende bedrijven zijn het doelwit. Door ze op te kopen en zich vervolgens actief met hun strategie te bemoeien, hopen de investeerders ze gesaneerd en wel binnen een jaar of zeven met flinke winst van de hand te kunnen doen. Hedgefunds opereren op een soortgelijke manier, maar zij beleggen hun geld vaak in beursgenoteerde fondsen. Zij lenen bovenop hun eigen vermogen vaak nog enorme bedragen, iets wat uiteraard grote risico's met zich meebrengt. Als aandeelhouders maken zij optimaal gebruik van hun rechten om de strategie en daarmee de koers van het bedrijf te beïnvloeden - zonder het bedrijf zelf te willen runnen overigens. Hoe dat in zijn werk gaat, is te zien bij Stork, dat in 2007 nog de nodige rechtszaken en aandeelhoudersvergaderingen wacht. Ook de directies van ABN Amro en Ahold staan momenteel onder grote druk van aandeelhouders die afwijkende plannen hebben met het supermarktconcern. Eerder leidden het opkopen van uitgever PCM en informatieleverancier VNU tot alarmerende krantenkoppen.
Eigen sprinkhaan eerst
Door alle ophef zou je bijna denken dat er iets heel nieuws aan de hand is. Dat valt wel mee. Dergelijke praktijken komen sinds de jaren tachtig voor. Durfkapitalisten van eigen bodem doen daarbij niet onder voor bijvoorbeeld de verguisde Angelsaksische beleggers. Een beetje bank of verzekeraars heeft wel een durfkapitalisten-tak. Door de aard van ons stelsel beheren de pensioenfondsen bovendien enorme sommen geld waar iets mee gedaan moet worden. Zo behaalde ABP, met een belegd vermogen van 194 miljard euro een van de grootste in zijn soort ter wereld, vorig jaar een rendement van bijna 30 procent op beleggingen in private equity. Niet vreemd dus dat het ambtenarenpensioenfonds daar de komende tijd nog meer geld in wil steken. Nederlandse investeerders zouden zelfs veel meer in het buitenland kopen dan omgekeerd. Het verschil is dat nu voor het eerst Nederlandse bedrijven op grote schaal het doelwit zijn van buitenlandse, Angelsaksische durfkapitalisten.
Zo heel veel anders dan 'gewone' ondernemers zijn durfkapitalisten trouwens niet. In feite versnellen ze enkel een saneringsproces dat vroeg of laat toch wel plaats zou vinden. Hedgefunds en private equity hebben daarbij het voordeel dat ze op grotere afstand van de werkvloer staan. Daardoor hoeven zij minder rekening te houden met persoonlijke relaties, vakbonden en hun PR.
Critici als Wijn en Müntefering maken daarentegen onderscheid tussen goede ondernemers en slechte durfkapitalisten. In het linkse blad Jungle World leverde Georg Dorn ten tijde van het door Müntefering in gang gezette 'sprinkhanen-debat' daar kritiek op. Het achterliggende idee zou zijn dat een slechte financiële sector gescheiden kan worden van een voor de rest gezond kapitalisme. 'De financiële sector is een niet te scheiden onderdeel van het totale kapitalistische systeem', aldus Dorn. 'Het ontstaat automatisch op het moment dat geldbezitters hun vermogen niet direct zelf in productie kunnen of willen investeren. Ze slaan dat geld dan op in de vorm van spaarrekeningen of waardepapieren als aandelen. Van dat geld kunnen vervolgens investeerders gebruik maken die zelf niet over het benodigde kapitaal beschikken.'
Het klinkt simpel, en dat is het uiteindelijk ook. De hele differentiëring van de geldmarkt in aandelenbeurzen, hedgefunds, obligaties, opties etcetera ten spijt. De 'financialisering' van de economie, iedere dag zichtbaar op de journaals in de vorm van beursberichten, valutakoersen en rentestanden, heeft zo'n hoge vlucht genomen dat het voor velen lijkt alsof het om een op zichzelf staande wereld gaat. Slimme handelaren zouden geld uit geld verdienen. Maar uiteindelijk zijn ook financiële activiteiten op de een of andere manier verbonden met de productie van waren, in welke vorm dan ook. Via via komt ook de winst in de financiële sector uit dat productieproces voort. Er is in die zin geen verschil tussen een manager die een fabriek bestuurt, of een aandeelhouder met wiens geld de machines gefinancierd zijn.
'Het socialisme van de dommen', is zulke simplistische kritiek op het kapitalisme wel eens genoemd. Waar het vroeger leidde tot antisemitische analyses over joodse bankiers en plutocraten versus goede, vaderlandse industriëlen, staat het nu aan de wieg van allianties tussen arbeiders en bazen tegen de Angelsaksische financiële barbarij.
Rijnlands model
Kortom: durfkapitalisten doen ook maar hun werk. Dat betekent niet dat er geen reden tot zorg is. Zoals de Amerikaanse historicus Robert Brenner laat zien in zijn politiek-economische overzichtswerk "Economics of Global Turbulence" kampt het kapitalisme al sinds het begin van de jaren zeventig met een dalende winstvoet. Er is met andere woorden steeds meer omzet nodig om evenveel winst te maken. Om toch nog hoge rendementen te behalen, worden steeds agressievere strategieën bedacht. De durfkapitalisten zijn daar een voorbeeld van. Het lost het achterliggende probleem uiteraard niet op: overproductie en overcapaciteit als gevolg van aanhoudend hevige concurrentie op wereldschaal.
Die neerwaartse trend leidt tot flinke discussies onder liberalen over de te volgen strategie. Daarbij zijn twee kampen te onderscheiden. Voorstanders van het 'Angelsaksische model' bepleiten meer macht voor aandeelhouders, ofwel shareholders. De aanhangers van het 'Rijnlandse model' zien die aandeelhoudersmacht, gericht op snelle winst, juist als een bedreiging voor de vooruitzichten van het kapitalisme op langere termijn. Door de nadruk op hoge dividenden - shareholder value, zoals dat heet - houden bedrijven minder geld over voor investeringen. Het gevolg is een lagere groei van de arbeidsproductiviteit, en daarmee op langere termijn minder economische groei. Financiële schandalen in het verleden bij bedrijven als Enron en WorldCom hebben de scepsis over het Angelsaksische model verder gevoed.
De tegenstanders hiervan lijken in Europa de wind mee te hebben. Ook de grote vakbonden steunen het Rijnlandse model. Zo riep voorzitter Henk van der Kolk van FNV Bondgenoten op een einde te maken aan het 'strippen, stropen en slopen'. Hij stelde tegenover NRC Handelsblad dat de aandacht voor aandeelhouderswaarde ten koste gaat van investeringen in onderzoek en vernieuwing.
Toch is het Rijnlandse model niet per definitie socialer dan het Angelsaksische, in weerwil van wat veel mensen denken. Ook de zogenaamde Rijnlandse economieën hebben na de oorlog een Keynesiaanse en een neoliberale fase doorgemaakt, net als de Angelsaksische economieën. De betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen en sociale voorzieningen waar zij op wijzen, zijn dan ook niet het gevolg van een speciale Europese ideologie. De verschillen met de Verenigde Staten en Engeland komen voort uit door vakbonden, sociale bewegingen en linkse partijen bevochten verworvenheden. In de Verenigde Staten en Engeland zijn opeenvolgende rechtse regeringen er sneller in geslaagd deze terug te draaien dan in landen als Frankrijk en Duitsland het geval was.
Wie is de baas?
In feite gaat het om een discussie over governance: de wijze waarop bedrijven binnen het kapitalisme het beste georganiseerd kunnen worden om een optimaal resultaat te halen. Daarbij hebben werknemers niets te winnen. De keuze van de vakbond voor de managers is tot op zekere hoogte wel begrijpelijk. Haar beproefde machtsmiddelen, gericht op het toebrengen van publicitaire en economische schade, blijken nauwelijks effect te hebben tegen de kapitaalkrachtige, op grote afstand staande en vaak anonieme aandeelhouders.
Dat vraagt om nieuwe strategieën. Eèn van de door de FNV gelanceerde voorstellen snijdt in dat licht wel hout. Werknemers en aandeelhouders zouden elk de helft van het aantal commissarissen moeten krijgen. Dat is erg bescheiden geformuleerd. Zo'n maatregel kan bovendien snel tot een schaamlapje verworden, een voorbeeld van arbeiderszelfbestuur als zelfuitbuiting. Maar het vestigt wel de aandacht op een onderbelicht punt in de hele discussie. De tegenstanders van de durfkapitalisten suggereren dat de bestuurders van een bedrijf, in tegenstelling tot de kortzichtige, op snelle winst beluste aandeelhouders, wèl baat hebben bij een op de lange termijn gezonde onderneming. Dat is niet het geval. De omloopsnelheid van managers is enorm. Het beloningssysteem met bijbehorende optieregelingen stimuleert het streven naar korte termijnwinst om vervolgens snel te 'cashen' en weg te wezen.
De enige werkelijke 'stakeholders' zijn daarom de werknemers. Met al dat getouwtrek tussen bestuurders en aandeelhouders is de strijd voor democratisering van de werkvloer buiten beeld geraakt. Sinds wanneer steunen werknemers hun bazen in het gevecht om de zeggenschap over hun werk? Zelfbestuur, dat zou pas echt een zaak zijn om voor te juichen en te applaudisseren.
(zie www.grenzeloos.org)
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 422, 6 april 2007