Laatste kolonie van Afrika
West-Sahara zucht onder Marokkaanse bezetting
West-Sahara, het land dat vrijwel geheel tussen Marokko en Mauritanië ligt ingeklemd, wordt al dertig jaar lang door de noorderbuur bezet. Een mengeling van economische, chauvinistische en (internationaal-)politieke redenen zorgt ervoor dat de Saharanen nog steeds geen gebruik hebben kunnen maken van hun zelfbeschikkingsrecht. De internationale gemeenschap lijkt West-Sahara de rug te hebben toegekeerd, terwijl een oplossing voor het conflict urgenter is dan ooit.
Door Erik Haverkort
"Wie ook maar een beetje gelooft dat de wereld in essentie rechtvaardig is, dat misstanden uiteindelijk worden rechtgezet, en dat wij in het Westen andere landen en culturen eerlijk en rechtvaardig behandelen, moet zich maar eens verdiepen in het verhaal van het volk van West-Sahara. Die geschiedenis bewijst dat je volledig in je recht kunt staan, dat het internationale recht overduidelijk je zaak steunt, dat je al decennia op de agenda van de VN-Veiligheidsraad kunt staan, en dat je ondanks alles nog steeds genegeerd wordt". Met deze zinnen begint Carne Ross, voormalig diplomaat en voorzitter van de non-profitorganisatie Independent Diplomat, haar betoog over West-Sahara in de Washington Post van 21 maart 2006. De al dertig jaar durende vrijheidsstrijd van de Saharanen is in de vergetelheid geraakt. Zelfs het nieuws van februari jongstleden, toen 50.000 Saharaanse vluchtelingen dakloos werden door hevige regenval, heeft de internationale pers nauwelijks bereikt en de Nederlandse pers slechts met enkele regels. Om goed te begrijpen wat er speelt in West-Sahara, gelegen in een uithoek van Noordwest-Afrika, is het belangrijk om eerst de achtergrond van het land en met het al decennia voortslepende conflict te beschrijven.
hoe zat het ook alweer?
In het begin van de twintigste eeuw was West-Sahara een weinig belangrijk restant van het eens zo grote Spaanse koloniale rijk. In het dunbevolkte gebied viel weinig van waarde weg te halen en de Spaanse aanwezigheid was daarom minimaal. De Saharaanse bevolking - bestaande uit nomadenstammen die gewend waren hun eigen boontjes te doppen en vijandig stonden tegen buitenlandse inmenging - had weinig contact met de zeer kleine Spaanse nederzettingen aan de kust. Pas in de jaren dertig drong Spanje tot in het hele land door, mede onder druk van Frankrijk dat dreigde orde op zaken te stellen als Spanje geen paal en perk wist te stellen aan de invallen van Saharaanse nomaden in de omliggende Franse koloniën Marokko en Algerije. In de jaren zestig begon het belang van het gebied toe te nemen. Het pas onafhankelijke Marokko was door het autoritaire bewind van de nieuwe koning Hassan II en door een mislukte poging om delen van buurland Algerije te veroveren (de Zandoorlog van 1963), in politiek turbulent water beland. Om zijn macht veilig te stellen omarmde Hassan II het gedachtengoed van de extreem-nationalistische Istiqlal-partij. De kern hiervan was dat Marokko in de prekoloniale tijd veel groter was dan tegenwoordig. Het verloren land, de Spaanse gebieden in Marokko, West-Sahara, Mauritanië, en delen van Algerije, Mali en zelfs Senegal, moest worden teruggewonnen. Gewapend met deze "Groot-Marokkaanse gedachte" hoopte de nieuwe koning de aandacht van de interne problemen af te leiden. In 1960 wist Marokko tot groot ongenoegen van het nationalistische kamp de onafhankelijkheid van Mauritanië niet te dwarsbomen. Hassan II was vastbesloten na de mislukking om Mauritanië en delen van Algerije in te lijven, deze fout niet opnieuw te maken.
In 1964 verklaarden de Verenigde Naties voor de eerste keer dat West-Sahara recht had op zelfbeschikking. De Spaanse kolonisator gaf echter geen gehoor aan de eis om dit proces in gang te zetten. De Spaanse dictator Franco zat nog stevig in het zadel en in Spanje groeide langzaam het besef dat er mogelijk kostbare grondstoffen aanwezig waren in de "Spaanse Sahara". De Saharaanse bevolking begon zich vanaf het eind van de jaren zestig steeds openlijker te verzetten tegen de Spaanse kolonisatie. De traditionele reactie van de koloniale autoriteiten, keiharde onderdrukking van oppositionele geluiden, maakte de Saharanen duidelijk dat zij voor hun onafhankelijkheid moesten vechten. Spanje bleek immers niet tot overleg bereid. In 1973 werd de bevrijdingsbeweging Front Polisario (Volksfront voor de bevrijding van Saguia el-Hamra en Rio de Oro) opgericht met als doel de Spanjaarden -desnoods met geweld- uit West-Sahara te verdrijven. De nieuwe beweging begon vrijwel direct met gewapende acties tegen het koloniale leger. De tactiek van Front Polisario had snel succes: in 1974 meldde Spanje aan de VN bereid te zijn mee te werken aan dekolonisatie van het gebied. In het hetzelfde jaar werd een volkstelling gehouden ter voorbereiding van een referendum en werden gesprekken gevoerd met Front Polisario over een vreedzame overdracht van de macht.
Marokko zag de ontwikkelingen met lede ogen aan en besloot via de VN het Internationaal Gerechtshof te vragen uitspraak te doen over de Marokkaanse (en Mauritaanse) claims op West-Sahara. Als gevolg van deze stap moest het referendum worden uitgesteld, wat Marokko de mogelijkheid gaf grote druk op Spanje uit te oefenen. Marokko dreigde nauwelijks verholen met geweld als Spanje de referendumplannen zou doorzetten. In 1975 bracht een VN-missie een bezoek aan West-Sahara en concludeerde dat onder de bevolking een overweldigende steun voor onafhankelijkheid en Front Polisario aanwezig was. Vervolgens concludeerde het Internationaal Gerechtshof op 16 oktober 1975 dat zowel Marokko als Mauritanië geen soevereiniteit over West-Sahara kunnen claimen en dat het Saharaanse volk recht heeft op zelfbeschikking. Niets leek de onafhankelijkheid van West-Sahara nog in de weg te staan. De Marokkaanse koning negeerde echter deze uitspraak, maakte zijn eigen volk wijs dat het Internationaal Gerechtshof de Marokkaanse claims had ingewilligd, en viel op 6 november West-Sahara binnen. De eis van de VN voor onmiddellijke terugtrekking sloeg Hassan II in de wind. Spanje zwichtte binnen een paar dagen voor de Marokkaanse druk en sloot op 14 november een geheim akkoord waarmee West-Sahara werd opgedeeld tussen Marokko en Mauritanië. Zodoende werd het Saharaanse volk door de oude bezetter overgeleverd aan twee nieuwe koloniale overheersers.
De meerderheid van het Saharaanse volk vluchtte voor de oprukkende Marokkaanse en Mauritaanse legers de woestijn in. De Saharanen waren hier echter niet veilig: begin 1976 werden zij door de Marokkaanse luchtmacht met napalm bestookt. Het Marokkaanse leger vergiftigde daarnaast waterputten en slachtte het vee af om de gevluchte Saharanen het leven onmogelijk te maken. De vluchtelingen werden daarom gedwongen de grens met Algerije over te steken en in de buurt van de stad Tindouf vluchtelingenkampen op te richten. Deze vluchtelingenkampen -die worden bestuurd door Front Polisario- bestaan vandaag de dag nog. Ongeveer 160.000 Saharanen leven hier zo goed en zo kwaad als dat gaat, in één van de meest onherbergzame delen van de Sahara. Op 27 februari 1976, een dag na de officiële beëindiging van het Spaanse bestuur over West-Sahara, riepen de Saharanen de Democratische Arabische Republiek Sahara (DARS) uit. In 2006 hebben de Saharanen en de internationale solidariteitsbeweging met gemengde gevoelens het dertigjarig bestaan van de republiek gevierd: blij dat het Saharaanse volk nog altijd met groot doorzettingsvermogen het zelfbeschikkingsrecht verdedigt, verdrietig omdat na dertig jaar een rechtvaardige oplossing van het conflict nog ver weg lijkt. Na de Marokkaanse en Mauritaanse inval van 1975 bond het Saharaanse leger de strijd aan met beide bezetters. In 1979, na aanhoudende guerrilla-acties van de Saharanen, moet Mauritanië deze strijd opgeven. Het land kwam met Front Polisario overeen dat de Mauritaanse bezettingszone zou worden overgedragen aan de DARS. Marokko, de enige overgebleven vijand, reageerde hierop door de Mauritaanse zone onmiddellijk te bezetten.
De oorlog tussen Marokko en de DARS sleepte zich tot 1991 voort. Het Saharaanse leger wist opmerkelijke successen te boeken in de strijd. Zo werd de fosfaatproductie -toentertijd de belangrijkste inkomstenbron van het gebied- jarenlang gesaboteerd. In de jaren tachtig bouwde Marokko met hulp van zijn westerse bondgenoten meerdere verdedigingswallen om aanvallen van Polisario te voorkomen. In totaal bouwde de Marokkaanse bezetter een zestal aangesloten aarden wallen die gezamenlijk langer zijn dan de Chinese Muur. Rond deze wal, die door de Saharanen "de muur van schaamte" wordt genoemd, liggen mijnenvelden en het geheel wordt met radarsystemen bewaakt. De militaire hulp van landen als de Verenigde Staten en voornamelijk Frankrijk aan Marokko bleef echter niet passief. Frankrijk heeft in het begin van het conflict meerdere malen zijn luchtmacht tegen Polisario ingezet.
Vredesplannen en de VN
In 1991 stemden Marokko en Polisario in met een VN-vredesplan en trad een staakt-het-vuren in werking. Het plan behelsde een referendum voor zelfbeschikking waarin de oorspronkelijke Saharaanse bevolking zich kon uitspreken. De VN-missie MINURSO controleerde (en controleert nog steeds) de naleving van het bestand en begon met de voorbereiding van het referendum dat in 1992 zou moeten worden gehouden. Marokko begon echter vrijwel direct het identificatieproces van de kiesgerechtigden te traineren. Saharanen in het door Marokko bezette deel van West-Sahara werden geïntimideerd en vele Marokkanen werden naar West-Sahara getransporteerd om zich daar als "Saharaan" te laten registreren voor het referendum. Deze kolonisten werden ondergebracht in zogenoemde 'eenheidskampen' en werden door de Marokkaanse staat onderhouden. Deze kampen bestaan vandaag de dag nog. Door de Marokkaanse vertragingstactieken is het referendum nog steeds niet gehouden, ondanks dat beide partijen een uitwerking van het vredesplan in 1997 nogmaals bevestigden (Akkoorden van Houston). Marokko weigert elke medewerking aan een referendum waarbij niet bij voorbaat vaststaat dat het land deze zal winnen. In 2001 gooide de speciale afgezant van de Verenigde Naties voor West-Sahara, de Amerikaan James Baker, het over een andere boeg: hij lanceerde een alternatief voorstel dat West-Sahara een zekere autonomie zou geven binnen Marokko. De VN-Veiligheidsraad sprak zich net als Polisario uit tegen dit voorstel, omdat het voorstel geen recht deed aan het Saharaanse zelfbeschikkingsrecht. Baker werd gevraagd zijn huiswerk opnieuw te maken en hij kwam in 2003 met een enigszins gewijzigd en vooral meer uitgewerkt plan dat in de volgende punten kan worden samengevat:
West-Sahara zou voor een periode van vijf jaar bij Marokko worden ingelijfd als autonome provincie; het provinciale bestuur zal worden gekozen door de stemgerechtigden die al door de VN waren geïdentificeerd; na vijf jaar wordt een referendum gehouden waarin de Saharanen, maar ook de grotere groep Marokkaanse kolonisten, zouden mogen kiezen tussen onafhankelijkheid of definitieve integratie in de staat Marokko.
Tot veler verrassing ging Polisario ditmaal akkoord met het vredesakkoord, zij het met een bezwaar tegen de deelname van de Marokkaanse kolonisten aan het referendum. Afwijzing van het plan zou de terugtrekking van de VN dichterbij kunnen brengen, waardoor een oplossing voor het conflict nog verder weg zou komen te liggen. De VN-Veiligheidsraad stemde eveneens in met het plan, hoewel het nieuwe plan nauwelijks afweek van het oude. De grootste verrassing kwam echter van Marokko: het land wees het nieuwe plan -dat grotendeels door Marokko zelf was opgesteld- af. Vanaf 2003 stelt Marokko zich op het standpunt dat het referendum heeft afgedaan als een mogelijkheid om het conflict op te lossen. Marokko heeft eveneens aangegeven tegen iedere oplossing te zijn die de soevereiniteit van Marokko over het gehele gebied niet erkent. Hiermee is het vredesproces door toedoen van Marokko volledig terug bij af. James Baker gooide hierop gefrustreerd de handdoek in de ring. In 2005 werd hij opgevolgd door de Nederlandse diplomaat Peter van Walsum. April aanstaande buigt de VN zich weer over West-Sahara. Waarschijnlijk zal Van Walsum moeten concluderen dat er geen enkele beweging in het vredesproces zit. De enige manier om het vredesproces weer op de rails te krijgen, is zware internationale druk op Marokko uitoefenen om zich te schikken naar het internationale recht.
Plundering van rijkdommen
Hierboven is het extreem-nationalistische idee van de "Groot-Marokkaanse Gedachte" beschreven als oorzaak van de Marokkaanse bezetting van West-Sahara. De aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen was echter minstens zo belangrijk voor het besluit van Hassan II om het land in 1975 binnen te vallen. Aan het einde van de zestiger jaren werd duidelijk dat West-Sahara veel meer te bieden had dan aanvankelijk werd gedacht. Ten eerste werd in Bou-Craa een grote hoeveelheid hoogwaardige fosfaat gevonden, die ook nog eens gemakkelijk te winnen was. Fosfaat was -zeker in de jaren zeventig- een zeer gewilde grondstof, vooral voor kunstmest. Marokko, zelf een fosfaatproducent, wilde graag zijn al niet geringe invloed op de fosfaatmarkt versterken. In de laatste jaren van de Spaanse bezetting werd begonnen met de exploitatie van deze grondstof. Ten tweede behoren de wateren voor de Saharaanse kust tot de meest visrijke ter wereld. Grote scholen vis zwemmen zich als het ware klem tussen de Saharaanse kust en de Canarische Eilanden. Ten derde wordt al langere tijd verondersteld dat er exploiteerbare olievoorraden in West-Sahara (onshore en offshore) zijn. Buurland Mauritanië is onlangs gestart met de exploitatie van olievelden die niet ver van Saharaanse wateren liggen. Ten slotte wordt verondersteld dat in West-Sahara ijzererts kan worden gewonnen. Dit vermoeden stoelt op de aanwezigheid van aanzienlijke ijzerertsvoorraden in omliggende landen, voornamelijk Mauritanië en Algerije.
Marokko zet de laatste jaren vaart achter de grootschalige exploitatie van Saharaanse grondstoffen. Er is hier sprake van illegale plundering omdat Marokko als bezettende macht zich niet houdt aan internationale rechtsregels. Volkeren hebben namelijk permanente soevereiniteit over hun natuurlijke hulpbronnen, dus ook als zij onder bezetting leven. Dit is vastgelegd in VN-resolutie 1803 XVII (14 december 1962), artikel 1 en 2 van het Internationale Convenant van Mensenrechten (1966) en het Handvest betreffende de economische verplichtingen van Staten (1974). Nu fosfaat als inkomstenbron (relatief) van minder belang is geworden, richt Marokko zich op de ontwikkeling van de visvangst en de exploratie (en toekomstige exploitatie) van olievoorraden. Marokko heeft fors geïnvesteerd in de uitbreiding van de visvangst langs de Saharaanse kust: havens zijn uitgebreid, visvloten zijn uitgebreid. De opbrengst van de visserij komt niet ten goede aan de Saharaanse bevolking en vloeit bijna volledig terug naar de "Makhzen", de geprivilegieerde groep rond de huidige Marokkaanse koning, Mohammed VI. Door grootschalige overbevissing dreigt de visstand voor de Saharaanse kust op de middellange termijn onherstelbare schade op te lopen.
Niet alleen Marokko als bezettende macht heeft bepaalde verplichtingen tegenover de Saharanen, ook het buitenland dient zich te houden aan bepaalde spelregels. Zo stelt het bovengenoemde Handvest uit 1974 dat geen enkele staat het recht heeft om investeringen te stimuleren of te doen die een obstakel zouden kunnen vormen voor de bevrijding van een grondgebied dat met geweld is bezet (artikel 16.2). Buitenlandse investeringen in West-Sahara zijn een aanmoediging voor het instandhouden van de bezetting en dus onwettig. Desondanks hebben Europese vissers toegang tot Saharaanse wateren en betalen zij hiervoor een vergoeding aan de Marokkaanse overheid. Wederom wordt het Saharaanse volk en zijn wettige vertegenwoordiger, Front Polisario, genegeerd. De Europese Commissie dreigt deze praktijk te formaliseren door een visserijverdrag met Marokko te sluiten waarmee Europese vissers toegang krijgen tot Saharaanse wateren. Op dit moment voert de internationale organisatie Western Sahara Resource Watch (WSRW) actie tegen dit verdrag met de eis dat de Saharaanse wateren expliciet buiten het verdrag worden gehouden. In de huidige tekst van het verdrag wordt de zuidelijke grens van Marokko gemakshalve niet gedefinieerd.
De olie-exploratie voor de Saharaanse kust is een ander onderwerp waar Western Sahara Resource Watch zich mee bezighoudt. Het is aannemelijk dat voor de kust van West-Sahara exploiteerbare olievoorraden aanwezig zijn. Op 6 en 7 oktober 2005 hield Erik Hagen namens WSRW een pleidooi tijdens een bijeenkomst van de Dekolonisatiecommissie van de VN. Hij zei onder andere het volgende: "Misschien vormt olie wel het belangrijkste onderdeel van de Marokkaanse economische plannen. De Marokkaanse staatsoliemaatschappij bijvoorbeeld, is glashelder over haar voornemen om de olie-exploratie te versnellen. In haar strategiedocument voor 2005-2009 verklaart zij dat de gebieden voor de Saharaanse kust onderwerp zullen zijn van een intensief onderzoeksprogramma met als doel de aanwezigheid van exploiteerbare olievoorraden aan te tonen. Het Amerikaanse olieconcern Kerr-McGee (KMG) bevestigt dit door bekend te maken dat zij plannen heeft om in West-Sahara naar olie te boren ondanks het feit dat de VN in 2002 heeft verklaard dat verdere exploitatie illegaal is". KMG is op dit moment het enige westerse bedrijf dat actief is in de illegale Saharaanse olie-exploratie. Een aantal andere bedrijven, waaronder de Franse oliegigant Total, het Noorse TGS-Nopec en het Nederlandse Fugro, hebben zich -onder andere onder druk vanuit de WSRW- teruggetrokken uit het gebied.
Als volgende stap in de strijd om buitenlandse investeringen in de Saharaanse olie-exploratie te bestrijden, heeft WSRW alle aandeelhouders van KMG over de hele wereld opgeroepen haar aandelen in het bedrijf van de hand te doen. De Nederlandse Stichting Zelfbeschikking West-Sahara maakt deel uit van de WSRW-coalitie en wendt zich tot de Nederlandse aandeelhouders. Dit betreft Pensioenfonds ABP, ING Investment Management, DSM Pension Services, Shell Pensioenfonds BV en Fortis Investment Management. Onlangs heeft KMG zijn exploratiecontract met de Marokkaanse overheid tot april 2006 verlengd. WSRW blijft het bedrijf daarom in de gaten houden.
Er zijn inmiddels belangwekkende ontwikkelingen geweest op het aandeelhoudersfront. Zo hebben zeer onlangs vier van de vijf Zweedse aandeelhouders van KMG hun aandelen van de hand gedaan. Het Noorse ministerie van Financiën heeft in juni het Petroleum Fund verplicht de aandelen KMG te verkopen. Dit gebeurde nadat de ethische commissie van het Petroleum Fund zelf KMG's activiteiten als "een zeer ernstige schending van de fundamentele ethische normen" beschouwde. Zij zouden namelijk de Marokkaanse claims op het gebied kunnen versterken en aldus bijdragen aan ondermijning van het VN-vredesproces. Momenteel richt WSRW zich op de aanpak van bedrijven die fosfaat importeren die afkomstig is uit de fosfaatmijnen bij Bou-Craa, en op een heel actuele kwestie: een visserijverdrag tussen de Europese Unie en Marokko dat dezer maanden in het Europese Parlement en in de Visserijraad van de EU volop in discussie is. De huidige verdragstekst biedt namelijk Europese vissers toegang tot visserij in de Saharaanse wateren. Op initiatief van WSRW is hiertegen een campagne gestart (zie www.fishelsewhere.org)
Het spreekt voor zich dat de internationale medeplichtigheid aan de plunderingen in West-Sahara voor Marokko voordelen oplevert. Enerzijds in harde valuta omdat Marokko betaald wordt voor concessies en vislicenties in West-Sahara, anderzijds omdat het een politiek signaal is: de Marokkaanse weigering om zich te houden aan het internationale recht en VN-resoluties werpt klaarblijkelijk geen blokkades op om de Saharaanse economie in die van Marokko te laten integreren en nog meer kolonisten zich blijvend in het gebied te laten vestigen.
Volksopstand in West-Sahara
In de context van een doodlopend vredesproces en toenemende Marokkaanse uitbuiting begint de Saharaanse bevolking in het bezette gebied meer van zich te laten horen. Nu de Saharaanse vluchtelingen sinds 1991 hun twee belangrijkste wapens niet meer of nog niet kunnen gebruiken, namelijk gewapend verzet en de mogelijkheid in een referendum te stemmen voor onafhankelijkheid, zijn het de Saharanen die onder Marokkaanse bezetting leven die het stokje hebben overgenomen. In 1999, het jaar waarin koning Hassan II overleed, brak een eerste Saharaanse volksopstand uit. De Marokkaanse repressie van de Saharaanse bevolking werd voor korte tijd wat minder zwaar, zodat de Saharanen kans zagen zich te organiseren en in demonstraties betere levensomstandigheden te eisen. De opstand werd voornamelijk ingegeven door de sociaal-economische positie van de Saharanen. De oorspronkelijke bevolking van West-Sahara kampt met enorme werkloosheid en zware discriminatie op de arbeidsmarkt. Feitelijk zijn zij tweederangs burgers in eigen land. Er zijn nauwelijks Saharanen op hoge posities, deze zijn nagenoeg exclusief voorbehouden aan Marokkaanse kolonisten. In de demonstraties werden echter ook symbolen van de DARS, zoals de Saharaanse vlag, meegedragen. Na meer dan twintig jaar Marokkaanse bezetting en de scheiding van het Saharaanse volk bleek de eis voor zelfbeschikking aan beide kanten van de Marokkaanse afscheidingswal nog altijd springlevend. In 2002 volgde een nieuwe golf van zware Marokkaanse repressie. Saharaanse organisaties, zoals de Saharaanse afdeling van het 'Forum Justice et Verité', werden verboden. De onrust bleef echter sudderen.
In mei 2005 kwam de onrust weer op de voorgrond. Overal in bezet West-Sahara gingen Saharanen de straat op, ditmaal in de eerste plaats om te demonstreren tegen de blijvende bezetting door Marokko. Zij doen dit op vreedzame wijze door middel van sit-ins en demonstraties, met leuzen, vlaggen en spandoeken. Het zijn deze acties die de wereld er weer eens op gewezen hebben dat de Marokkaanse propaganda, waarin gesproken wordt van Saharaanse Marokkanen die dankzij de bezetting in rust en voorspoed kunnen leven, tot het rijk der fabelen behoort. Marokko probeerde eind mei zijn gezicht te redden door een buitenlandse persdelegatie onder strikte voorwaarden tot West-Sahara toe te laten in de overtuiging dat leger en politie de situatie onder controle hadden. De delegatie werd in de Saharaanse hoofdstad El Aaiun echter verwelkomd met een nieuwe golf van demonstraties, ondanks de overal aanwezige ordetroepen. De Saharanen wagen hun leven door openlijk te demonstreren: de Marokkaanse politie- en legermacht slaat elke demonstratie uit elkaar, vallen huizen binnen, arresteren hele families, bedreigen mensenrechtenactivisten en slaan ze in elkaar. Leger en politie zijn alom aanwezig en de Saharaanse wijken zijn omsingeld. Vanuit Marokko zijn sinds vorig jaar mei extra ordetroepen, oproerpolitie en andere politie-eenheden aangevoerd. Zo wordt onder de ogen van de VN-missie MINURSO de Saharaanse bevolking mishandeld en geterroriseerd terwijl die opkomt voor het recht dat de missie geacht wordt te implementeren: het recht op zelfbeschikking via de organisatie van een referendum. Na het bovengenoemde debâcle met een buitenlandse persdelegatie probeert de Marokkaanse bezetter verslaggeving door buitenlandse journalisten te voorkomen. Zo werd een journalist van El-Jazeera die een legerhelikopter boven de stad El Aaiun had gefilmd en die de mensenrechtenactiviste en voormalig politieke gevangene Aminatou Haidar wilde interviewen, gedwongen het land te verlaten. Niet alleen de buitenlandse pers wordt het werk moeilijk gemaakt: ook diverse buitenlandse parlementsleden, die zich ter plaatse wilden informeren, werden bij herhaling verhinderd West-Sahara in te reizen.
In oktober 2005 viel de eerste Saharaanse dode van deze volksopstand. Op zaterdag 29 oktober is een Saharaanse man, Lembarki Hamdi Salek Mahyub, op straat aangehouden en zwaar mishandeld door een politie-eenheid van de beruchte Groupes Urbains de Securité (GUS). Zijn enige misdrijf was dat hij zwaaide met de Saharaanse nationale vlag. In het gebouw van de Gerechtspolitie werd hij opnieuw afgeranseld. Laat in de nacht is hij naar een ziekenhuis overgebracht. Zondagmiddag verklaarden de artsen hem dood, zonder plaats en oorzaak van het overlijden aan te geven. De Marokkaanse autoriteiten hebben de familie van Lembarki verboden enige uitlatingen te doen over zijn dood. Uit angst voor demonstraties hebben de Marokkaanse autoriteiten het lichaam van Lembarki pas maanden later vrijgegeven. Op 14 januari 2006 is hij onder grote belangstelling begraven. Inmiddels zijn vele activisten opgepakt en tot zware gevangenisstraffen veroordeeld. Sommigen zitten in de beruchte Zwarte Gevangenis van El Aaiun, anderen zijn overgebracht naar gevangenissen in Marokko. Overbrenging naar Marokko heeft als doel contact tussen gevangenen onderling, met hun familie en het hun advocaten moeilijk te maken.
Solidariteit in Nederland
De Stichting Zelfbeschikking West-Sahara is betrekkelijk klein. Maar dit is niet de voornaamste reden waarom de solidariteit met de Saharanen in Nederland zo beperkt is. De media besteden weinig aandacht aan West-Sahara, en als er aandacht aan wordt besteed, leidt gebrek aan kennis vaak tot foutieve berichtgeving. Onlangs heeft het NOS Journaal zich hieraan bezondigd, toen in de uitzendingen van 12 maart 2006 het conflict werd verengd tot een strijd tussen Marokko en Algerije, hiermee de Marokkaanse staatspropaganda keurig napratend. De Marokkaanse regering heeft nog altijd een groot propagandabudget, een goede propagandastrategie en adviseurs die de Europese mentaliteit goed kennen. Daarnaast staan economische belangen een fermer Nederlands standpunt in de weg. Ten slotte nemen veel Marokkanen, ondanks hun lidmaatschap van progressieve organisaties, met betrekking tot West-Sahara een nationalistisch standpunt in waar ze door hun medeleden maar zelden op worden aangesproken.
Hopelijk krijgt het Saharaanse volk, dat ondanks grote gevaren zijn stem laat horen, in Nederland de media-aandacht die het verdient. Internationaal recht wordt meestal pas toegepast bij voldoende druk van voldoende 'gewone' mensen.
Meer informatie via de Stichting Zelfbeschikking West-Sahara (www.west-sahara.nl)
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 412, 7 april 2006