Skip to main content
  • Archivaris
  • 412

De Gebraden Eend

deel zes

Carnaval 2006, we staarden moedeloos naar de optocht, en lachten zuur omdat we bericht ontvingen dat Donatus, onze hoofdrolspeler, en Evelien van Onck waren overleden.

door Arnold Mendel Meijer

We zagen Donatus nog kort voor zijn afreizen naar Oostenrijk. Donatus doorsneed ons gesprek met veel haast en gebogen hoofd. Hij was op weg naar de plebanie met een heel ernstige mededeling. Dat was de allerlaatste keer dat wij hem zagen. Evelien van Onck voer Donatus achterna over de Styx. Zij lag dagen dood in haar flat. Vervolgens buitelde een andere rouwbrief op onze mat en niets is dodelijker voor uw luim dan een overdosis aan rouwbrieven.
Na de verkiezingen klaarde het weer even op. Reef kreeg nul zetels, wat toch een overwinning was voor lijst NUL. En Berend Botje, die man van wanten, die kreeg een enkel zeteltje. We waren blij, want macht zonder kousenwinkel, dat is een kopje stedelijke zotteklap, een raadslid in een dunne maillot waarin hij balletdansen mag met Frans, of een bijou als Ron, zo'n kledingstuk voldoet echter niet als u wilt schaatsen op de IJzeren Man. Een mooi weer maillot als lijsttrekker dat kan natuurlijk altijd, maar als men op het stadhuis een gezellig potje wilt knokken dan moet je tenminste vijf paar wanten meenemen.
En een gezet kereltje met een baardje, dat olijk naar U lacht en zegt van wanten te weten dat is niet de meest uitgelezen lijsttrekker. Met zo iemand gaat men gezellig kuilen graven, of wagentjes heerlijke mest kruien. Met zo iemand ga je dansen rond een oude eik en frietjes eten. Kortom, dat is de ideale figuur om kinderpartijtjes op te vrolijken, of een lege paddestoel te bewaken terwijl U het smurfenlied zingt. Op 7 maart jongstleden was onze stemming dus verbeterd en gingen we met tante Agaath koffiedrinken in Eindhoven. Na de koffie drukte Agaath mij een biljet van 250 euro in mijn hand en zei: "ga vandaag maar lekker eten, jongen". Om vijf reed ze met haar Rolls terug naar Amsterdam en begaf ik me naar het Eerlijke Zeepaard. Daar liep ik Bas tegen het lijf. "Ha, die Bas", groette ik, "dat is ook toevallig". "Niks toevallig", zei-d-ie, "dat bestaat niet. Ik heb er goed de smoor in,
Arnold. Vanmiddag ben ik gebeld door een productiemaatschappij die Bas wilde spreken. Ha zei ik blij, dat ben ik, want ik mag dan wel van Houten heten, maar ben een warm en buigzaam mens.' Na wat keuvelen zei die trien uit Hilversum ineens, "U bent het niet". "Hoezo, ben ik het niet," antwoordde ik, "ik weet toch wel zeker dat ik van hout ben? Nou ik was het niet, zei ze, en ook niet uit het goede hout gesneden. Verdulleme Arnold, zwel daar maar eens voor op ten behoeve van uw lezers, kwaakt nog maar eens luid in uw Bossche riolen. Ja, daar baal ik van". "Waar drijft die rat verdulleme?", vroeg ik. "Ze drijven", zei Bas, "maar niet bij mij, bij een ander die graag knaagdieren houdt. Ieder zijn hobby, zeg ik maar". "Ja", antwoordde ik tevreden, "ze trippelen nog altijd". "Wat vindt uw redacteur daarvan?", vroeg Bas verbaasd. "Wat Gert Glasbrander vindt? Ach", zuchtte ik, "hij vindt niets, want Donatus is dood. En Jacob heeft geen zin. Eerst gaat die Jacob ons over oude eenden doorzagen, zeurt een eind weg met over dode dieren, en dan valt Donatus pardoes dood om. Alsof dat ventje Jacob daar iets over te zeggen heeft. Neen, dat is te sterk uitgedrukt. Maar toeval? We hadden er bij ons blaadje goed de smoor in". "Laten we een neut vatten, Arnold" stelde Bas gelaten voor, en sloeg mij stevig op mijn schouder. Ik zou u de blauwe plek onmiddellijk laten zien lezers, als dit een vierkleurig tijdschrift was. Enfin, we vatten dus een stevige neut en discussieerden met een Poolse handelsreiziger over bouwvakkers uit het Oosten die hun auto nu niet meer stiekem bij de Papenhulst achter de schutting behoeven te parkeren, maar ervoor.
Tenslotte gaven we om tien uur ons kleine feestje een lichtzinnig en luidruchtiger tintje, door een drietal giechelende dames aan onze tafel te nodigen. Het trio stelde zich gezamenlijk voor als directiemedewerker van de VVB, oftewel Vrijmans Verenigde Bouwbedrijven. "Is één niet voldoende", wilde Bas weten. "Nein", zei de Pool, "directeur is een gewieghtige man". Rond een uur of 11 meldde het gewiegt zich aan onze tafel. Hij was van het type liberale uitsmijter, gekleed in een dikke krijtstreep met grijze haren en een pafferig gelaat. Hij priemde met zijn ogen naar de dames en zei: "vooruit", als ging het om een oud paard, of zijn harem. Ik schoot omhoog en zei tegen de paffer, "Zeg eens, Ibrahim met uw krijtstreep, uw toon staat me niet aan. U heeft het niet tegen Uw mottig beton, uw muren met roestige draad. En bovenmaatse bouwer met een garantiefonds, deze dames zijn onze gasten. Geniet van dit gekeuvel op afstand, adubee". Ja ik weet hoe het hoort. Onze Poolse handelsreiziger die was meer van het rauwe type en begon zijn mouwen op te stropen. Hij beloofde het gewicht een aframmeling te geven die hij zich zeker heugen zou. "Erinnern", zei de Pool. Dat vond het gewicht uit de bouwwereld geen aantrekkelijk vooruitzicht en stelde voor een glaasje te drinken opdat de avond gezellig zou eindigen. De dames verklaarden zich bereid wijwater over de liberale zalm te sprenkelen - ofschoon wij rond de tafel klaar stonden met onze citroenen die geen knollen zijn. We wilden graag een robbertje vechten met deze ongelikte beer. Eenden bezitten namelijk een kort lontje, zeker als er geschoten wordt.

"Laten we gaan zitten", stelde ik het gewicht voor, en die schoof lachend een stoel nabij. "Ik ben", pochte hij, "geen moment bang geweest. Geen moment. Ik vertrek", verklaarde het bouwerslood, "geen spier voor een bedrag onder de twintig miljoen". Dat zei hij, ons gewicht met krijtstrepen. "Twintig jaar geleden", snoefde de bouwer verder, "trotseerde ik echte penoze, en ik was geen seconde bang. En hier zou ik dat dat wel zijn, kom nou..." En hij toonde ons zijn verheven elleboog overtrokken met deftige krijtstreep. "Dit is", wapperde hij met zijn krijt, "niets". "Ik neem het aan", zei ik. Op oude eenden dan, proost, bracht ik de heildronk uit. "Vertel eens directeur", trok Bas aan het bouwerslood, "hoezo was U niet bang?" "Ik was", boog hij naar voren, "eens in Amsterdam met enkele gasten van de Paneerbouwgroep, ja wij houden van kiezels en schnitzels. We gingen onze feestavond, uhh, sportief afsluiten - in.. Uuhh, YumYum smullen".
De directeur van de VVB keek ons triomfantelijk aan, want armoelijders moeten hun gerief achter een gewoon raam in een peeskamer en niet een bubbelbad halen van het type YumYum. Nadat het gewicht genoten had van onze reacties, stelde de pendule van de VVB voor de onderste stafleden hun heerlijk neus te laten poederen terwijl "de heren het voetbal zouden evalueren". De dames stonden braaf op, want men wil een riant maandsalaris niet in gevaar brengen voor een stoer verhaal, en ons gewicht vervolgde uitgelaten: "Alle grote bedrijven genoten krediet bij Yumyum, Ze hadden een lopende rekening, kredietkaarten, leitjes met krijt, alle geld was er welkom. U moet ook weten dat bruggen bouwen en asfalt leggen een buitengewoon libido verschaft. Daar wordt men woest van, dat kan U verzekeren aan de hand van de afboekingen door YumYum". Onze VVB'er hinnikte trots, hij is - merkte Bas later op - geen onbekende in de drafsport en wordt graag bij paardenkoersen gezien. Het gewicht gooide daarna sinterklaas op tafel, en de roede van pieterman. "Sta ik zo'n twintig jaar geleden alleen met een lendendoek voor het bubbelbad, en men roept 'Klaasma komt, Klaasma komt.' Mijn meisje op hoge hakken gilt, en loopt met een kreetje weg, ze schiet de kamer uit. En ik er dus achteraan, want goddelijk Grieks dat is geen uitvinding van uw stad. 'Hier,' gebied ik het meisje, 'hier,' zeg ik, 'Sinterklaas moet maar later komen rijden. De goede sint moet zijn chocola maar opsparen, de oude kapoen. Laat hem opsodemieteren naar zijn eigen dak. Eerst is deze pieterman aan de beurt.' Ik brulde terwijl ik op mijn borst sloeg, want je bent van onder geëvolueerd, maar ook beest. Ik had nog niet op mijn borst geroffeld, of er verscheen een kleerkast in de gang en duwde mij zijn blaffer tussen de ribben. 'Sinterklaas is boos,' zei die aap die, zag ik, in de evolutie was blijven steken en daarom niet voor bouwer deugde. 'Sinterklaas, is boos, zei de kleerkast, dat wil zeggen Bruno Klaasma was boos, de eigenaar van YumYum. Of ik mijn fatsoen wilde houden, vroeg hij, want ook andere bouwbedrijven waren aan het vergaderen en Klaas wilde een vrachtje of twee verschepen. Een ton of tien Afghaanse wiet. Heerlijk winstpercentage, echt iets voor liberalen onder ons, stel ik nu vast na al dat gedogen.'
'Ik kan dat bevestigen,' merkte ik op, 'niet van de winst maar van dat krediet. In de velletjes van onze spookambtenaar lezen we dat senator Eduard zonder sprekend paard, trots vertelde dat ieder zichzelf respecterend bedrijf in Nederland een rekening had uitstaan bij YumYum. Al die kerels waren daar op rekening, zogenaamde Bobjes - Bouleerders Op Bedrijfskosten.' 'Wass,' riep de Pool, 'festen bei die georganiseerde miesdaad?' 'Ja,' legde ik uit, 'wij zijn een ruimdenkend volk.' 'Nou ja,' riep de Pool, 'Jetzt begrijp ich er ook niets mehr van.' 'Fijn,' antwoordde ik. 'Ik ook niet."
De VVB'er staarde me langdurig aan, 'Wie bent U eigenlijk mijnheer, mag ik vragen?' 'Arnold is mijn naam.' 'Arnold? U bent..' Ja het muntje viel. 'Arnold van de gebraden eenden? De bouwer sloeg een biljet van twintig euro op het hoofd van de kelner, en dreef zijn medewerkers naar buiten.
'Time-out' riep mijn pleiter die mij kwam ophalen. 'Time-out. Maak het niet te bont dit keer.' 'Niks ervan,' zei ik minzaam lachend, maar voelde me wel aangemoedigd door tante Agaath die met haar paraplu naar de kelner zwaaide. Ja wij zijn een dekselse familie.
'Maurits de Vries,' schoten de ogen van mijn pleiter vuur, 'had zijn eigen ordedienst. Toen ging het om een sportschool met kampioenen die de Wallen schoonveegden, maar nu gaat het om luitjes op een brommer die erop losknallen.' 'Ja,' beet Agaath op een stukje filodeeg, 'die Joop bouwde met maffia aan het kasteel van lekgeschoten als Klepper, Mieremet en Bruinsma. Bah.' 'Precies, zei ik, 'en de winsten ging men beleggen in kantoorgebouwen en horecagelegenheden, die grote jongens waren ook allemaal actief in de speelautomatenbranche. Mieremet, Klepper, en Bruinsma, waren allen actief in de gokindustrie, net als die Bossche zakenman Julius Heeftmeest, die De Telehertog op 25 april 2003 omschreef als Bossche topcrimineel, multimiljonair en horeca-tycoon. Heeftmeest speelt een rol in het dossier de Keyzer, tante Agaath. De Vogel heeft Julius Heeftmeest rond het casino zien keizeren, hij deed er zaken. Net als Horrelvoet. Ja Julius dat is een keizer of hij is het niet, en hij heeft het meest, al is hij bij lange na niet zo gefortuneerd als mijnheer Horrelvoet van RobinHood speelautomaten. Julius heeft zijn onroerend goed altijd beschouwd als 'belegging en bestemming voor speelautomaten', vertelde zijn ex-secretaresse aan Paultje Kriebel.
Julius presenteert zich graag als geslaagd zakenman al wilt hij hier een daar wel een trappie verkopen. Zijn bedrijf Nagasaki-Bami, dat nu eigendom is van Mooi-verhuur, dat kreeg een glanzende beoordeling in Kwoot. Julius komt niet voor op de Kwootlijst 'Gulden vijfhonderd' of we moeten een bril aanschaffen. Kan ook. Daarvoor zit Julius te vaak in de kelder waar Jort niet komt. Julius schijnt trouwens gevaarlijk. In juni 2005 schreef rechercheur Theodoor Koenhout in het Korpsblad van de Politie Brabant-Noord dat ambtenaren en politiemensen met een wijde boog om Julius heen zijn gelopen. Ja, heen en weer gaan ze, net als bij het Huukse. En slachtoffers weigerden aangifte te doen. Ook Paultje Kriebel van Bolwerk Oranje is door Julius c.s. bedreigd. Op 28 juni 2002 werd hij vermanend toegesproken en op 27 september 2002 is hem geadviseerd het verdwaalde zwerfvuil over Julius op Bastion Oranje snel met een proper kleedje te bedekken.'
'Heel wijs,' zei tante Agaath, 'want kogels trekken zich niets van stadsjournalisten aan en oude eenden.' 'Ik raad u dus,' adviseerde mijn pleiter, 'om stilletjes naar deze vijver te kruipen en maar te loeren naar het water. Zwemmen verboden. Die Julius dat is... Een Horrelvoet?' informeerde ik. Mijn advocaat rilde. 'En pas op voor de ratten op de trap van de macht.' 'Die is sterk,' zei ik, heel sterk, Astrid.' 'Neen hoor,' lachte mijn jurist, 'dat van die ratten dat is van Ad van Poppel. Maar spot niet, Arnold.
In 1994 boog officier Pieters zich over de meldingsbrief geschreven op instigatie van senator Ed Wagemakers. Pieters was toen officier CID, en dat was geen toeval, Adelbert.'
'Hoe zit het met die schurkenstreken,' wilde tante Agaath nog weten. 'Ik zal het U uitleggen,' bood mijn jurist behulpzaam aan, 'de bank staat niet te popelen om U geld te geven als U een cafeetje wilt kopen en geen cliënt bent bij Mees en Hope. Dit heeft alles te maken met het grote aantal faillissementen in de horeca, de snel wisselende eigendomsverhoudingen en de overnamekosten. Bij de verkoop van een bedrijf moet tenminste vijftig tot zestig procent van de omzet worden neergeteld. Daarnaast is de werknemerscriminaliteit erg hoog en heeft dertig procent van alle horecazaken jaarlijks te maken met diefstal, inbraak, bedreiging en vernieling. Gezellige loopbaan de horeca, vraag maar aan Arnold, dat is een velddeskundige. Maar om het te concretiseren..' 'Laat mij dit onderbouwen,' stelde ik beledigd voor, 'Agaath, men wilt in uw kroeg een betonvloer storten, u wilt nieuwe stoeltjes kopen, of lampen installeren, en jeugdpartijtjes als Ruben organiseren, maar vindt geen bank van lening die duiten wil geven. Kortom men heeft een Feestfabriek maar geen geld en geen brouwerij en geen Bartje. Dus moet men op zoek naar alternatieven. Niet iedere gemeente heeft een gulle wethouder die een paar honderdduizend duiten wilt uitlenen. Een 'Happy Family' subsidiëren als jeugdwerk dat is 'not-done'. Kortom men moet als kastelein en uitbater van een feestpaleis op zoek naar een type als Julius, Wil Knoppers, of te biechten bij broeder Tuk van Robin Hood speelautomaten.'
'Neen, zonder vergunningen gaat het niet,' mengde tante Agaath zich in het gesprek. 'Precies,' antwoordde ik, 'en daar komen we ambtenaren en bestuurders en Duhbuh tegen.' Julius en Horrelvoet die deden in eenarmige bandieten waarmee ze criminele winsten witwasten. En dat brengt ons bij Duhbuh. Onze DuhBuh heeft, blijkens de aantekeningen over het rijksrecherche-onderzoek, stelselmatig alle waarschuwingssignalen genegeerd. Een inspecteur Bert Flink heeft hard aan zijn fietsbel getrokken, en aan de deur van de ploegleider gerammeld, maar ze wilden niets weten in de gristelijke volgwagen over wietrokertjes en bandieten. Julius was maar een zakenman, zeiden ze, net als die Horrelvoet en broeder Tuk die vroom was. En Frank van Beertjebroodjesmeren die wilde ook niet zien wat er zich zoal afspeelde op de trappen van de Rosmalense macht en zou, vertelt Yvonne Krasloos, de boeken hebben afgeschermd voor hoofdinspecteur Jan Herman Ploos van Aa. Ja ze wisten niets die lui. Niets. Ziet U Agaath, ik verblijd Geert Glassnijder met een verhaal over blind geld en zwarte lust. En daarom is Paul onze Bossche kabouter in 1994 en 1995 door de Bataven en Kaninefaten gered, en bewaard voor de horden en de honden, ik bedoel al die dieren die vergissing heten; tijdelijke onnozelheid; kind van een problematische opvoeding; juk van een wonderkind; het verdriet van haaruitval terwijl men toch als bruingelokt edelachtbare de Meierij wilt besturen, en Koninck worden, zoals die sympathieke Frank enzovoort, enzovoort. Hoe het zo komt? Ach, men heeft als arme edelachtbare een handvol beledigingen te slikken gekregen waardoor men zich nu net een tante voelt, of een heel stoute neef. Men kan het nog altijd niet verkroppen dat al die boefjes zoals Julius veel rijker zijn geworden en treft maatregelen. Owee en stuit op een rijke Julius Keyzer. Zeg nu zelf A van Agnes, A van Agneta, Agatha of Ageeth, zeg nu zelf: Owee. Via een lange, maar noodzakelijke omweg zijn we lezers weer even aanbeland in de laatste weken van december 1994. We kijken hier weer even belangstellend naar de eerste weken van januari 1995, toen de Bossche broek met echt water volliep en komen uit bij een verhaal over een amice die graag intiem belt: 'Hee,' riep hij tegen een voormalig gendarme, die adjudant-chef is geweest, 'weet ge dat ze een onderzoek naar u zijn begonnen? En dat Paultje erachter steekt. Weet ge dat? Zeg van die envelopjes en gaan biechten dat is niet slim, U moet het slimmer aanpakken, adjudant-chef als U niet achter het hekje wilt komen.' Exit deze amice, en het onderzoek van justitie was dood als een pier. Neen, oom Piet en hoofdinspecteur Jan Herman Ploos van Aa vonden dat niet leuk. Het parket was immers op zoek naar kerels die door de ambtelijke bocht waren gegaan.' De KVP had wat met gokken. Zijn doorluchtige Ted Hazekamp, CDA-staatssecretaris van economische zaken in het eerste kabinet van Agt, was bestuurslid van een BV die zich bezighield met de ontwikkeling van beeldschermen voor de drafsport. Ja, de leden van het CDA houden van hengsten en drafsport. En dat ten eerste voorzitter, omdat ze boeren zijn, of hardwerkende agrariërs, en ten tweede omdat ze graag op een paardje rijden tijdens Brabantse concoursen. Q.E.D. De Bossche advocaat Roeffen en staatssecretaris Hazekamp waren pleitbezorgers van de speelautomatenbranche, dezelfde waarover de overheid nauwelijks twintig jaar later bezorgd schrijft: "Voorts zijn er verdenkingen van misbruik van speelautomaten voor het witwassen van criminele vermogens en van het uitoefenen van druk op horeca-exploitanten en bestuurders om speelautomaten te kunnen opstellen." En: "In een onderzoek van de vrije Universiteit Amsterdam wordt geconstateerd dat voor wat betreft de verregaande bemoeienis van de automaten-exploitanten met de horeca van een alarmerende ontwikkeling kan worden gesproken." Lekker niet? Mijn pleiter nam mijn hand, zie: 'er is meer, jongen, kijk, die onderzoeken in de jaren negentig dat zijn de slagschaduwen van de bouwfraude. Men heeft, blijkens de stukken van uw spookambtenaar, in 1994 meerdere bestuurders op de korrel. Een lid van de Paneerbouwgroep, uit Kerkdijk, heeft bijvoorbeeld gepoogd dubbele bonboeken te laten drukken in Den Bosch. De vraag is, waarom zijn er zo weinig veroordelingen uitgesproken? Was justitie onbekwaam? Waren ze erop uit sterke, geslaagde bestuurders te verjagen? Er is, onthullen deze aantekeningen, in het onderzoek naar Burgers ook zware
politieke druk uitgeoefend op de rijksrecherche. Hanja Maij-Weggen is benaderd, en ook andere prominenten werden gebeld. De onderzoeksleider moet zijn excuses aanbieden. Terwijl de pro-actieve fase van het onderzoek net was begonnen. Straf, heel straf, is dat. En de bewijslast verzamelen dat is inderdaad niet eenvoudig,' vervolgde mijn pleiter. 'Uit de papieren van John de Vogel weten we dat het hier gaat om hoofdinspecteur Jan Goos, dezelfde die het onderzoek naar van Poppel leidt. Het rapport van uw spookambtenaar is heel wat gematigder over het werk van de rijksrecherche en tracht ook de dilemma's te beschrijven. In het boek van Van Poppel wordt Frank Houben de Januskopachtige genoemd. Er steekt natuurlijk wel iets tweeslachtigs in de handelwijze van mr. F. Houben. Kijken we naar de affaire Burgers bijvoorbeeld waarbij de aantijgingen eigenlijk veel ernstiger zijn geweest, want we praten over vergunningen voor lieden die, meent justitie, de georganiseerde misdaad op weg hebben geholpen bij het witwassen van crimineel geld, het gaat niet om zomaar een hek, en een geleend stuk grond, dan is het bijzonder wonderlijk, zeker nadat het onderzoek is geploft, dat de commissaris van de koningin voor mr. D. Burgers een baantje gaat zoeken bij collegae commissarissen. Men heeft daarover later zijn verbijstering uitgesproken op het parket - en dat heb ik van welingelichte bronnen, Arnold. Ja, ik heb ook zo mijn contacten op het parket. Maar het resultaat was mager. Riem veroordeeld op valsheid in geschrifte. Oud-burgemeester Poppel vrijgesproken, dank zij het voortreffelijke pleidooi van zijn advocaat, mr. Knoops. "Van Poppel", kuchte tante Agaath tenslotte scherpzinnig, "maakt in zijn boek nergens duidelijk waarom de gemeente Bergeijk een oostelijke uitbreiding van het bejaardenhuis in de weg heeft gestaan. En waarom heeft die gemeentesecretaris persoonlijke aantekeningen vernietigd". "Dat zijn vragen die zich niet eenvoudig laten beantwoorden, tante", zei ik. "Neen, er is nog veel onduidelijk, stelde mijn tante vast".

Arnold, met dank aan mijn redacteur Gert Glasblazer en Bastion Oranje.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 412, 7 april 2006