Het belang van geneeskunde
Van de redactie van Kleintje Muurkrant heb ik begrepen dat er geen reactie meer komt van Cees Renckens en Jan Willem Nienhuys op mijn laatste bijdrage over orthomoleculaire geneeskunde (Kleintje Muurkrant # 378). Dat is wel begrijpelijk, omdat hun suggestie dat er geen bewijzen voor de werkzaamheid bestaan een leugen is (1). Iedereen die enige studie van niet-reguliere geneeskunde doet, weet dat.
door Ton Geurtsen
Iedere aanhanger van de reguliere geneeskunde die wetenschappelijke tijdschriften raadpleegt, struikelt over de onderzoeken die werkzaamheid aantonen. Alleen diegenen die zich er nooit in verdiept hebben of belangen hebben bij valse voorlichting ontkennen dat (zie kader). Men mag zelf uitmaken welke van beide op de schrijvers van toepassing is, maar in beide gevallen is het ernstig. Door een klein overzicht te leveren van beschikbaar onderzoek (dat naar believen oneindig uitbreidbaar is) is hun hele zogenaamd deskundige verhaal als een kaartenhuis ineengezakt. Conform de methode-Renckens zal er nu waarschijnlijk gezwegen worden, om vervolgens met dezelfde desinformatie op een andere plek weer op te duiken. Dit onder het motto dat 'alternatief' kankerdeskundige Engelbert Valstar, die nogal wat aanvaringen met meneer heeft gehad, samenvatte met de woorden 'Een vliegende kraai vangt altijd wat.' De Vereniging tegen Kwakzalverij is overigens geen club van verstokte reactionairen. Menig verlicht, progressief burger is er lid van. We hebben het hier namelijk over een onderwerp waarbij pro en contra dwars door alle politieke richtingen heenlopen, hetgeen een indicatie vormt dat ook in linkse kringen geloof wordt gehecht aan een medische praktijk waarachter ondeugdelijke ideeën schuilgaan. Niet voor niets was de oorspronkelijke aanleiding voor mijn artikelen de stukken die in Kleintje Muurkrant hadden gestaan. Zijdelings nog ingaand op de bijdragen van Renckens/Nienhuys wil ik hier om te beginnen aangeven welk enorm belang er is gediend met een ommezwaai in de geneeskunde. Deze is stilzwijgend al gaande, al is het alleen maar door het gegroeide wantrouwen jegens de medische stand en het toenemende vertrouwen in niet-toxische behandelmethoden.
wereldprobleem
Ziekte kan gerekend worden tot de grootste wereldproblemen, tegelijkertijd met milieuvernietiging, oorlog en armoede. Kan men van de laatste twee nog zeggen dat de rijke wereld voor de ergste uitwassen ervan gespaard blijft - gewapenderhand mensen vermoorden en armoede voort laten bestaan doen we liever buiten eigen territorium - de aantasting van milieu en gezondheid vormt behalve voor de armen ook voor inwoners van het rijke westen een bedreiging. Volwaardige gezondheidszorg - die nauw met verantwoord milieubeheer verbonden is - is dan ook te beschouwen als een wereldwijd geldend te maken mensenrecht.
Het belang daarvan kan worden geïllustreerd met een verwijzing naar het rapport dat de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) in oktober 2002 publiceerde. De volgens het rapport belangrijkste gezondheidsschadende factoren in de rijke en de arme wereld (zoals ondergewicht, hoge bloeddruk, consumptie van tabak en alcohol, vervuild water, gebrekkige sanitaire voorzieningen, tekort aan micronutriënten, obesitas) zijn wereldwijd verantwoordelijk voor meer dan een derde van alle doden. Als centrale stelling wordt geformuleerd de grote kloof tussen de 'haves' en de 'have-nots', die zich uit in ondervoeding c.q. onderconsumptie onder de armen en overvoeding c.q. overconsumptie onder de rijken. Zo lijden 170 miljoen kinderen in arme landen aan ondergewicht, van wie er jaarlijks ruim 3 miljoen overlijden. Tegelijkertijd zijn er wereldwijd meer dan een miljard volwassenen met overgewicht, onder wie 300 miljoen met obesitas; van hen sterven er in Noord-Amerika en de Verenigde Staten jaarlijks ongeveer 500.000. Om hier verandering in te brengen, is onder meer een andere gezondheidszorg nodig. Deze kan in veel culturen voortbouwen op de resten van de pre-wetenschappelijke ziektebestrijding die ooit ook in het rijke deel van de wereld toonaangevend was. Hier zijn we gezegend met de mogelijkheid om behandelmethoden waar vaak vele honderden jaren ervaring aan ten grondslag ligt, wetenschappelijk te toetsen. Een van de redenen waarom de orthomoleculaire geneeskunde mij tot op heden het meest aanspreekt, is dat zij die combinatie weet te maken. En dan blijkt dat veel ziektes, bij arm en rijk, geen noodlot zijn.
voeding en medicijnen
Het lichaam is een zichzelf regulerend complex mechanisme dat zich in de loop van de evolutie heeft gevormd. Het reageert dan ook alleen normaal op stoffen die het in die lange geschiedenis in het eigen functioneren heeft weten in te passen, terwijl het afwerend reageert op lichaamsvijandige stoffen. In die lange geschiedenis hebben zich miljoenen diersoorten gevormd en ontwikkeld, met elk hun eigen overlevingseisen. Het belang van lichaamseigen stoffen wordt veelal gebagatelliseerd, maar in feite is het niet anders dan vaststellen wat iedereen vanzelfsprekend vindt, zoals dat een kat die op een menu van de moderne mens wordt gezet of een paard dat niet-vegetarisch eet, geen schijn van kans hebben op een normale gezondheid of zelfs maar overleven. Het is met de mens niet anders: laat hem eten als een collega-diersoort en hij gaat er aan.
De constitutie van het menselijk lichaam verkeert grotendeels in hetzelfde stadium als waarin het lang geleden ook verkeerde. Het draait, behalve op zuurstof en water, op de elementaire, basale voedingsstoffen als groente, fruit, kruiden, vis, vlees of zuivel. Het zijn de grondstoffen waarmee de cellen van ons lichaam zich voeden, om aldus een gezond lichamelijk (en geestelijk) functioneren mogelijk te maken. Tegelijkertijd heeft de moderne mens in nog geen eeuw tijd de voedingsgewoonten rigoureuzer veranderd dan in de hele evolutie eraan voorafgaand. Het lichaam is daardoor steeds meer blootgesteld aan lichaamsvijandige voedingsstoffen, dat wil zeggen voedsel dat door schadelijk menselijk ingrijpen (bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen) onvolwaardig is geworden of door de mens in onvolwaardig vorm is nagemaakt (bijvoorbeeld van vitaminen of mineralen vrijwel ontdane producten). Door een goed werkend immuunsysteem - dat wil zeggen wanneer het lichaam in gezonde staat verkeert - worden deze onvolwaardige stoffen ook als zodanig herkend. De moderne mens heeft in de recente geschiedenis nog iets gedaan, namelijk de van oudsher toegepaste behandeling van ziekten vervangen door de nu gangbare medicijnen. Ook dat zijn lichaamsvijandige stoffen, die normaal gesproken eveneens door het immuunsysteem worden herkend. Het lichaam verzet zich dan ook tegen medicijnen door schadelijke neveneffecten, dat wil zeggen bijwerkingen, voort te brengen. De reguliere medische wetenschap houdt zich dan ook niet bezig met genezen: ze kent geen enkel geneesmiddel (2). Alleen het lichaam zelf is tot genezen in staat. Door lichaamsvijandige stoffen als onvolwaardig voedsel en medicijnen worden lichaamseigen genezingsprocessen echter geblokkeerd. Het lichaam verliest dan meer en meer het vermogen het haar ter beschikking staande uitgebreide arsenaal aan verdedigingswapens tegen vreemde indringers effectief in te zetten. Dan rest de mens rest nog slechts paardemiddelen en noodingrepen. De orthomoleculaire geneeskunde, een buitengewoon rationele en biochemisch onderbouwde wetenschap, kan eraan bijdragen dat de oorzaken van ziekte worden aangepakt. De logica van deze benadering kan worden samengevat in de woorden van de 'vader van de geneeskunst', Hippocrates (460-373 voor Christus): "Uw voeding is uw geneesmiddel, uw geneesmiddel is uw voeding".
verschraling voedselaanbod
Laten we nog eens nader kijken naar de hierboven genoemde afname van de voedselkwaliteit. Daarbij spelen onder meer de volgende factoren een rol. Ten eerste wordt er in de landbouw veel gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen, kunstmest, middelen om gewassen te verbeteren en hun groeitempo te verhogen. De grond wordt daarmee meer en meer vergiftigd en dat is ernstig: "Grond is moeder van alle leven. Alle levensmiddelen, dus het leven zelf, komen van de grond. (...) Wie de grond doodt, vernietigt vroeg of laat de basis zelf van alle leven" (3). Van vergiftigde grond afkomstig voedsel betekent een zware belasting voor ons lichaam. Als tweede is er de intensieve veeteelt die niet alleen veel dierenleed veroorzaakt, maar ook de mens schade toebrengt. De bio-industrie maakt gebruik van onder meer hormonen en antibiotica en de opeenhoping van gifstoffen in dieren brengt de mens die dierlijke producten consumeert schade toe. Producten worden voorts aan raffinage onderworpen, dat wil zeggen gezuiverd van essentiële voedingsstoffen. Zo gaat bij de productie van witte bloem het grootste deel van de vitaminen en mineralen verloren doordat zemelen en kiemen uit de tarwebloem worden gezeefd. Hetzelfde geldt voor suiker: ongeraffineerd bevat deze onder meer grote hoeveelheden van de sporenelementen chroom, mangaan en zink, maar na raffinage is daarvan meer dan 90 procent verloren gegaan (4). Een vierde bedreiging van de voedselkwaliteit ligt in de fabrieksmatige toevoeging van middelen die de houdbaarheid van producten en de aantrekkelijkheid voor de consument moeten vergroten: conserveringsmiddelen, geur-, kleur- en smaakstoffen. Ten vijfde kan de wijze waarop voedsel vaak bereid wordt, aan de kwaliteit ervan afbreuk doen. Koken, bakken en frituren zijn bewerkingen waardoor belangrijke voedingsstoffen verloren gaan. Door (teveel) kookwater bijvoorbeeld lossen de wateroplosbare vitaminen en de mineralen op in het water. Verder valt te denken aan de schadelijke invloed van transvetzuren in margarine (voorkomend in koek en gebak) en in gefrituurd voedsel ('fast foods'). Dan is er de invloed van milieuvergiften - afvalstoffen van fabrieken en gemotoriseerd verkeer, bestrijdingsmiddelen, verfstoffen, gevaarlijke stoffen in werksituaties - die van het lichaam actie vragen. Tijdens het ontgiftingsproces dat het lichaam in werking zet, worden belangrijke voedingsstoffen verbruikt. Een zelfde ontgifting - en daarmee verbruik van essentiële stoffen - wordt het lichaam opgelegd door meer individuele gewoontes die deels uit noodzaak (medicijngebruik) deels uit genot (roken, teveel alcohol) of esthetische overwegingen (cosmetica) voortkomen. Als belangrijke laatste factor moet genoemd worden: de moderne, stressvolle leefomstandigheden. Lichaam en geest worden sterk op de proef gesteld door de snelheid van het dagelijkse leven en de aanhoudende drukte zonder voldoende rustpunten. Deze stress verbruikt voedingsstoffen en leidt op wat langere termijn tot een ondermijning van het afweersysteem. De verzwakking van dit voor de mens zo belangrijke verdedigingssysteem tegen schadelijke invloeden vergroot de behoefte aan voedingsstoffen. Daarbij is vooral van belang dat het hormoon adrenaline dat in tijden van stress in grote hoeveelheden wordt aangemaakt, daarvoor veel vitamine C opgebruikt. Ten tijde van stress dreigt dan ook een ernstig tekort aan deze vitamine (5).
Dit alles betekent dat voor een volwaardige voeding veel moeite moet worden gedaan. De natuurlijke en sociale leefomgeving hebben het de mens onmogelijk gemaakt om, zoals lang geleden, het voedsel om zich heen tot zich te nemen voor een afdoende gezondheid. Het biedt ook bij lange na niet meer de vitaminen, mineralen, sporenelementen en aminozuren die noodzakelijk zijn. De hier genoemde factoren gelden voor iedereen en niet voor specifieke risicogroepen, aan welke ook de reguliere geneeskunde schoorvoetend soms extra micronutriënten aanbeveelt. Tekorten onder hen komen bovenop de algemeen geldende tekorten, bijvoorbeeld die onder ouderen in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en ziekenhuizen, waar tussen de 10 en 45 procent van hen leidt aan ondervoeding (6).
voedselketen
De bron van voedselverschraling ligt voor alles in de wijze waarop de natuur tegemoet wordt getreden. Hier ligt een van de redenen voor de innige samenhang tussen milieu en gezondheid. De belangrijkste bron van gezondheid komt van de grond, waarop de dieren grazen, de planten en kruiden groeien en de gewassen verbouwd worden. In het bijzonder de gangbare landbouwmethoden - hierboven al genoemd als eerste reden voor kwaliteitsafname van het voedsel - hebben echter een zware aanslag gepleegd op de mineralenrijkdom van de grond, met als gevolg dat de voedingsmiddelen die wij ervan binnenkrijgen ook mineraalarm zijn. De Earth Summit in Rio de Janeiro uit 1992 stelde vast dat wereldwijd de gemiddelde akker 85 procent minder mineralen bevat dan de grond die niet eerder voor landbouw is bewerkt. Planten nemen bovendien, bij tekorten aan mineralen (en sporenelementen - de mineralen in zeer kleine hoeveelheden), zware metalen als aluminium, kwik en lood uit de grond op. En ook deze stoffen komen via de voedselketen in ons lichaam terecht. Biologische landbouw is een gedeeltelijk antwoord hierop, onder andere omdat er enkele jaren geen kunstmatige, giftige meststoffen zijn gebruikt. Dat betekent echter niet dat het voedsel op mineraalrijke grond is verbouwd, omdat daarvóór de grond doorgaans wel met die mest bewerkt werd. En dat betekent nog steeds een gebrek aan mineralen: de concentraties van een aantal belangrijke voedingsstoffen in biologische producten zijn gemiddeld ongeveer 75 procent te laag. Dat neemt niet weg dat biologische producten een hogere voedingswaarde hebben: ze bevatten tot vier keer meer sporenelementen, dertien keer meer selenium en twintig keer meer calcium en mangaan dan supermarktvoedsel. Bovendien bevat biologisch voedsel veel minder schadelijke stoffen als aluminium, cadmium en lood. Het cijfermateriaal in onderzoeken (7) naar het afnemende mineralengehalte van voedingsstoffen komt niet altijd overeen, maar de tendens is duidelijk. Een aardige bron is het onderzoek dat de chemici R.A. McCance en E.M. Widowson in 1991 deden. Zij vergeleken de voedingswaarde van een aantal vleessoorten en daarnaast van 72 groentesoorten en 17 fruitsoorten met gegevens uit 1940. Enkele voorbeelden van de ernstigste teruggang in mineralengehalte (gemeten als mg per 100 gram) van groente en fruit:
Wortelen - 75 procent minder magnesium, 48 procent minder calcium; Broccoli (gekookt) - 46 procent minder ijzer, 75 procent minder koper; Bosui - 74 procent minder calcium; Spinazie (gekookt) - 60 procent minder ijzer, 96 procent minder koper; Koolraap - 71 procent minder ijzer; Waterkers - 93 procent minder koper; Aardappels - 30 procent minder magnesium, 35 procent minder calcium, 45 procent minder ijzer, 47 procent minder koper; Appels en sinaasappels - 67 procent minder ijzer; Alle soorten fruit - 27 procent minder zink.
De link met onze gezondheid wordt duidelijk als we bedenken wat deze dramatische afname in voedingswaarde voor gevolgen voor het lichaam heeft. Zo is een tekort aan magnesium onder meer gerelateerd aan stress, hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten en zijn een tekort aan of een onevenwichtige verhouding tussen magnesium en calcium in belangrijke mate verantwoordelijk voor botontkalking. IJzer is nodig voor zuurstoftransport en bij tekorten ontstaan vermoeidheid en/of bloedarmoede. Koper is onder andere van belang voor de eiwitstofwisseling en de energieproductie. Zink is belangrijk voor de productie van sperma, de regulering van de bloedsuikerspiegel en botgroei. Een dergelijke opsomming kan voor alle, rond de 50, mineralen gemaakt worden. Omdat het lichaam zelf geen enkel mineraal aanmaakt (wat het wel doet bij enkele vitamines en aminozuren), kunnen deze alleen uit de voeding worden gehaald. En omdat juist die voeding hollend in kwaliteit achteruit is gegaan, is aanvulling met voedingssupplementen voor iedereen noodzakelijk geworden. De andere, hiervoor genoemde redenen voor de verschraling van het voedselaanbod leiden tot dezelfde conclusie, maar dan ten aanzien van alle micronutriënten voorzover daar tekorten aan bestaan. Daarom is het beste advies om selectief om te gaan met de consumptie van voedingsmiddelen en dagelijks de voeding aan te vullen met een multivitaminen/mineralenpreparaat, met de bovenmatig belangrijke vitamine C en met andere stoffen in geval van verlaagde weerstand en aandoeningen.
Een dergelijke preventie is de essentie van gezondheidszorg. Dat neemt niet weg dat iedereen vroeg of laat met ziektes geconfronteerd wordt, want het lichaam heeft nu eenmaal een beperkte levensduur. Ook in dat geval kan met voedingsstoffen worden ingegrepen, totdat als laatste redmiddel de techniek te hulp wordt geroepen, in de vorm van chirurgisch ingrijpen. Op dit gebied is steeds meer mogelijk geworden, maar tegelijkertijd kan de toepassing ervan in de toekomst afnemen, omdat aandoeningen als kanker en hart- en vaatziekten via natuurlijke weg behandelbaar worden. De daarvoor ingezette middelen kunnen meer en meer de plaats innemen van de reguliere medicijnen. Die weg zal echter lang zijn, want beroepsarrogantie en financiële belangen zullen grote obstakels blijven opwerpen.
1. Voor wie hier nog aan mocht twijfelen, geef ik bij wijze van voorbeeld één internetbron. Op www.vita-send.nl vindt men, zoals in zoveel publicaties, een selectie van onderzoeken (met bronverwijzing) naar uiteenlopende ziekteverschijnselen en behandelingsmethoden.
2. De enige uitzondering van betekenis vormt de antibiotica, een enorm belangrijke medische ontdekking (die overigens wel zo vaak te pas en te onpas wordt toegepast dat er resistentie optreedt).
3. "Acht argumenten voor een duurzame landbouw" door Herman Verbeek in Zevende jaarboek anarchisme - De AS 130/131.
4. Johan E. Sprietsma, "Overgewicht: hoge bloeddruk, diabetes mellitus, hart- en vaatziekten." Een tekort aan sporenelementen; Deventer 1990, p. 42.
5. Dit is één voorbeeld uit velen dat de gezondheid van de geest onlosmakelijk met die van het lichaam verbonden is en elkaar permanent beïnvloeden (zo is bijvoorbeeld ook het overgrote deel van de maag- en darmklachten gerelateerd aan stress). Van dat verband, zonder welke men überhaupt de werking van het menselijk lichaam niet kan begrijpen, weet de arts Renckens ongetwijfeld ook. Toch spreekt hij op de website van de Vereniging tegen Kwakzalverij naar aanleiding van de dood van Rob Wesdorp (bekend van zijn optreden in het tv-programma van Ivo Niehe) over 'lichaam-geest kwakzalverij'. Zonder nu een oordeel te geven over de waarde van diens keuze voor een minimale stress als methode om kanker zo lang mogelijk de baas te blijven, getuigt Renckens' oordeel over hem van weinig subtiliteit. "Hij zal - poserend als ex-chirurg en hoogleraar - weer menige kankerpatiënt, wanhopig op zoek naar een laatste strohalm, in de armen van psycho-oncologische kwakzalvers hebben gedreven."
6. "Waarom zijn zoveel ouderen ondervoed?" door Toine de Graaf in Fit met Voeding, 11e jrg. nr. 5 (2003).
7. De cijfers zijn ontleend aan: Medisch Dossier, 'Wat artsen je niet vertellen', jrg. 5, nr. 3 (maart 2003).
De kwakvereniging en vitamine C
Dat er valse voorlichting wordt gegeven, kan men in de bijdragen van Renckens alsmede op de website van de door hem voorgezeten Vereniging tegen Kwakzalverij terugvinden. Hoewel bij de discussie in 't Kleintje veel vaker de naam van Renckens dan die van medeschrijver Nienhuys viel, geldt voor laatstgenoemde precies hetzelfde. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn samen met Marcel Hulspas geschreven "Tussen Waarheid en Waanzin: een encyclopedie der pseudo-wetenschappen", dat Kleintje Muurkrant jaren terug (in 1997, nummer 314) als bron gebruikte om te zien wat 'orthomoleculaire geneeskunde' inhield. Eén bronverwijzing (www.orthos.nl/media/perio/DOK78col.htm) volstaat hier om aan te tonen dat Nienhuys alleen maar baarlijke nonsens hierover verkondigt om de eenvoudige reden dat hij er niets van af weet. Dat lijkt me een doodzonde voor iemand die pretendeert op rationele gronden 'pseudo-wetenschap' te bestrijden. Het lijkt me bovendien getuigen van weinig verantwoordelijkheidsbesef om in kwesties van ziekte en gezondheid mensen met desinformatie de gordijnen in te jagen.
Verder nu toch maar een voorbeeld uit de hoek van de Vereniging, die zich immers - anders dan Nienhuys' Skepsis - met gezondheidszorg bezighoudt. Hier dus een stuitend voorbeeld van onverantwoorde onzinnigheid. Bestuurslid van de vereniging, hoogleraar nierziekten R.A.P. Koene, vraagt zich af (bericht 21-7-2003) of natuurgeneeskundigen die zo'n 6 gram vitamine C voorschrijven aangepakt kunnen worden. Een vreemde vraag, aangezien het wemelt van de mensen die al snel dichtbij deze hoeveelheid komen zonder überhaupt een medicus of therapeut te hebben gezien, maar daar uit zelfmedicatie voor gekozen hebben. Hij vraagt zich dus eigenlijk af of er stappen kunnen worden ondernomen tegen een deel van de Nederlandse bevolking. In het geval deze dosis wordt voorgeschreven en er 'bijwerkingen' optreden, wordt aangeraden de inspecteur voor de Gezondheidszorg in te schakelen. Het lijkt een verkapt pleidooi voor een gezondheidspolitie die ons thuis in de gaten komt houden. Hij schrijft over 'enkele studies waarin zou zijn aangetoond dat hoge doses vitamine C effectief zouden zijn bij de behandeling van verkoudheid, hartziekten en kanker. Geen van deze beweringen kon in vervolgstudies bevestigd worden.' Dit laatste getuigt van wetenschappelijk analfabetisme: er zijn ontelbare onderzoeken die die bevestiging wel geven. Argumenten worden in het stukje niet gegeven, verwijzingen naar onderzoeken evenmin.
Als 'zeldzame bijwerkingen' noemt hij 'opvliegingen, duizeligheid, hoofdpijn, moeheid, misselijkheid, braken, zuurbranden en diarree'. Het zijn verschijnselen die ik zelf niet eerder ben tegengekomen - althans niet als bijwerkingen - en er wordt voor de bewering geen bron gegeven. Wel zijn er bijvoorbeeld mensen die door een gevoelige maag de zure vorm van vitamine C niet zo goed verdragen. Die nemen dan gewoon een niet-zure, gebufferde vorm. En voor mensen met chronische darmaandoeningen geldt in principe ook een afwijkend regime. Diarree wordt vaker genoemd in verband met vitamine C, maar dan in een geheel andere betekenis. Het is het verschijnsel aan de hand waarvan men kan uittesten tot waar men kan gaan met vitamine C-inname alvorens het lichaam verzadigd raakt en de overtollige hoeveelheid in watervorm kwijt wil. Dat is dus ook al geen bijwerking. Men kan net zo goed spreken over de 'bijwerking' van pruimen, waarvan men na een bepaalde grens eveneens aan de schijt gaat. Is dit wetenschap?
Vervolgens stelt hij dat 'hoge doses mogelijk de kans vergroten op het krijgen van nierstenen bij daarvoor gevoelige personen'. Bij gebrek aan steekhoudende bezwaren wordt in veel medische literatuur op dit verschijnsel gewezen. Het is ontleend aan een onderzoek van meer dan een kwart eeuw geleden (1975), dat later ondeugdelijk bleek. Het bij de proefpersonen aangetroffen oxalaat - waar nierstenen vaak uit bestaan - was namelijk niet ontstaan in hun urine, maar tijdens het laboratoriumonderzoek. Nierstenen zijn alleen een mogelijk gevolg van hoge doses vitamine C bij een zeer kleine groep mensen die behept zijn met een verhoogde productie van oxalaat en die door deze stofwisselingsziekte de kans op nierstenen vergroten door teveel vitamine C, maar bijvoorbeeld ook door het eten van spinazie of rabarber. Dit wordt al jaren in orthomoleculaire publicaties vermeld. De truc is dus: nuances en complicaties laat je bij het weergeven van natuurgeneeskundige pleidooien weg, om die vervolgens als 'regulier-medische' kritiek weer te geven.
Tenslotte wordt in het stukkie van Koene gemeld dat 'sommige bloedziekten gepaard gaan met ijzerstapeling in het lichaam. Bij die patiënten kan toediening van hoge doses vitamine C leiden tot vrijkomen van het gestapelde ijzer in het bloed. Dit kan ernstige hartklachten, bloeddrukdaling en zelfs coma en hartstilstand ten gevolge hebben.' Ook hier geldt dat in orthomoleculaire publicaties zelf (zie bijvoorbeeld utopia.knoware.nl/~wwitsel/main/artikelen/ijzer1.html) aandacht wordt besteed aan de (erfelijke) ijzerstapelingsziekte, waarop hier blijkbaar wordt gedoeld. Daarbij bestaat overigens verschil van mening of vitamine C in dat geval wel of niet moet worden afgeraden. Wie echter, zonder onderbouwing, het gebruik van vitamine C in verband brengt met zelfs een mogelijk overlijdensrisico en aldus diegenen die geen afdoende medische kennis hebben angst aanjaagt, overschrijdt een ethische grens.
Dat laatste doet de Vereniging niet slechts incidenteel. Zo worden bijvoorbeeld excessen breed uitgemeten, om vervolgens te concluderen dat de hele stroming niet deugt. Als een oplichter zich uitgeeft voor homeopaat, denkt men een argument tegen homeopathie te hebben gevonden; als een fabrikant een verboden stof in een kruid heeft verwerkt, menen zij de zinloosheid van geneeskrachtige kruiden te hebben aangetoond. Ik geloof dat het beter is me niet te verlagen tot dezelfde redenering ten aanzien van de reguliere geneeskunde. Dan zou ik moeten beweren dat deze haar failliet heeft gedemonstreerd omdat een regulier werkend arts geen diploma bleek te hebben of een van zijn patiënten heeft gemolesteerd.
De Vereniging kan haar doel kwakzalverij te bestrijden het beste invullen door de aanval op zichzelf te openen. Dat is de snelste weg naar opheffing.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 383, 26 september 2003