Skip to main content
  • Archivaris
  • 375

Met een grote boog om de feiten

Jan Willem Nienhuys en Cees Renckens hebben groot gelijk met hun bewering in Kleintje Muurkrant van december 2002 dat mijn bijdrage van een maand eerder niet over alternatieve geneeskunde ging. Als ik mij aanhanger betoon van de orthomoleculaire benadering van ziekte en gezondheid, wil ik namelijk niet lastig gevallen worden met verwijzingen naar boerenbedrog van de eerste de beste die zich 'alternatief' noemt.

door Ton Geurtsen

Toch helpt dat niet erg, want in hun bijdrage wordt de door mij positief besproken theorie van arts en wetenschapper Matthias Rath op etymologische en op de persoon gerichte gronden onder kwakzalverij geschaard. Bewering 1: 'Kwak' heeft iets te maken met kwakkelen, kwaken en herrie maken. Bewering 2: Rath maakt herrie via onder meer een email-bombardement en het 'met ophef middelen tegen alle kwalen te koop aanbieden'. Bewering 3: Rath is een kwakzalver. Hij probeert volgens de schrijvers 'zogenaamd' een discussie op gang te brengen en richt zich 'zogenaamd' tot cardiologen. En dan gaat het nog een tijdje verder met opmerkingen over 'alternatieve geneeskunde' in het algemeen: over onzin die honderd maal onzin wordt, zelfverrijking, ontdekte samenzweringen en wat al niet meer.
Het woordgebruik van de schrijvers is manipulatief. Linus Pauling is door zijn opvatting over vitamine C 'nog niet competent in de geneeskunde'. Dat wist de man zelf natuurlijk ook, want hij was geen arts maar wel een vermaard scheikundige die een fundament legde waarmee latere orthomoleculaire onderzoekers en artsen hun voordeel konden doen. Vervolgens lezen we dat hij de vitamine C opvatting niet van zichzelf had, maar van de arts Cameron. Deze had een fout gemaakt en het positieve verband tussen vitamine C en bestrijding van kanker was daarmee weerlegd, stellen zij. De vele andere onderzoekers die er waren en zijn, zijn aldus keurig weggeredeneerd. En Pauling, aldus de schrijvers, 'vermoedde' iets. Hij bewees niks, onderzocht niks, nee hij 'vermoedde' alleen maar. Daarna kwamen mensen die zich niet mede op Paulings denkbeelden baseerden, maar diens 'volgelingen' waren. En deze volgelingen 'hebben diens vermoedens uitgebreid' - ook zij deden niet aan theorievorming of onderzoek. En ze riepen allemaal 'dat men heel veel moet innemen van iets dat van nature al ruim voldoende aanwezig is in een gevarieerd dieet' (waarbij het laatste overigens ook volgens een groeiend aantal reguliere artsen achterhaald is).
En zo denderen de heren nog een tijdje verder als olifanten door een heel wat complexere orthomoleculaire porseleinkast. Het is een klassieke strategie: je stelt de persoon of de stroming in een kwaad daglicht en voegt er wat niet ter zake doende anecdotische leutigheid aan toe. Gehoopt gevolg - mogelijke medestanders zullen denken: met de (medische) opvattingen van die lui zal het ook wel niet veel wezen. Beschimping is het eeuwige lot van pioniers.

Overigens zijn mijn opvattingen niet alleen op die van Rath gebaseerd. Omdat hij echter het vermogen heeft om in heldere taal de kern van de zaak te verwoorden en daar ook de belangen in de gevestigde geneeskunde bij betrekt, ben ik geneigd vaker hem dan anderen te citeren. Men kan zich wat Nederland betreft echter ook beroepen op publicaties van onder andere de Stichting Orthomoleculaire Educatie (SOE) en het Ortho Instituut. Buiten de grenzen is er een groot aantal medische en voedingstijdschriften dat verslag doet van positieve verbanden tussen aandoeningen en suppletie met voedingsstoffen. Met nadruk dient daarbij te worden gezegd dat deze verbanden lang niet altijd het onderzoeksresultaat van 'alternatief genezers' zijn. De bevindingen stammen vaak uit gerespecteerde en de 'normale geneeskunde' toegedane tijdschriften, zoals de 'Journal of the American Medical Association' (JAMA) of 'The Lancet'.
Er zijn gelukkig onderzoekers die, zonder tot de 'alternatieven' te behoren, onafhankelijk en waarheidsgericht onderzoek wensen te doen. Erg gemakkelijk is dat voor hen niet, omdat de farmaceutische industrie zich als opdrachtgever opwerpt, keer op keer onderzoeken blijkt te manipuleren en onwelgevallige conclusies buiten de publiciteit houdt. De voormalig arts en publicist Ivan Wolffers - bepaald géén aanhanger van 'alternatieve geneeswijzen'! - waarschuwt jaarlijks in zijn 'Medicijnengids' voor onbetrouwbaar onderzoek en voorschrijfgedrag van artsen zonder enige deugdelijke wetenschappelijke basis. Men kan ook gewoon het nieuws volgen: de schandalen in dit wereldje zijn legio. Wie zijn onafhankelijkheid als onderzoeker koestert, komt in botsing met deze belangen.
Een goed voorbeeld daarvan zijn ook de opvattingen van de zogeheten Aids-dissidenten, die de opvatting verwerpen dat besmetting met het HIV-virus tot Aids leidt en waar de schrijvers ook zijdelings naar verwijzen. Weliswaar wordt er vanuit de orthomoleculaire hoek veelal impliciet ingestemd met hun opvattingen, maar zij maken vrijwel zonder uitzondering deel uit van het medisch establishment. Of liever gezegd: zij maakten er deel van uit totdat zij zich waagden aan een afwijkend standpunt. De behandeling van Peter Duesberg, de meest uitgesprokene van het stel en tot aan zijn opstandige visie alom gerespecteerd als viroloog, heeft veel weg van het lot van Matthias Rath. De laatste heeft er nog een flinke schep bovenop gedaan omdat hij er een radicaal-linkse maatschappijanalyse op na houdt en de mensen van diens gezondheidsnetwerk daar ook actie bij voeren. Dan heb je het natuurlijk helemaal verbruid in de wereld der geneesheren.

De schrijvers geven van hun vooringenomenheid duidelijk blijk wanneer zij regulier en alternatief tegenover elkaar plaatsen. In hun nadruk op bewijsvoering meten zij met twee maten. Er kan gemakkelijk worden vastgesteld of we met een alternatieve geneeswijze te maken hebben, lezen we: dat is wanneer er middelen of behandelingen worden toegepast zonder deugdelijk bewijs. Wanneer echter hetzelfde aan de hand is met een reguliere geneeswijze, dan heet ontbrekende bewijsvoering ineens 'nog bezig orde op zaken te stellen'. Dit laat zien hoezeer zij geloven in het medisch monopolie: je hebt het bij het rechte eind als je bij de macht hoort.
Er schijnt nog altijd gedacht te worden dat reguliere behandelingen wèl de kracht van het evidente bewijs bezitten. Maar dat is een leugen. Zo is voor de noodzaak tot het slikken van cholesterolverlagers ter voorkoming van hartaandoeningen nooit een overtuigend bewijs geleverd. Het merendeel van de mensen die een hartaanval krijgt, heeft een normaal cholesterolgehalte. Het is één van de voorbeelden van medicamenten zonder aangetoonde werkzaamheid die de industrie permanent de markt in pompt op zoek naar gewillige slikkers. Het eerste wat bewezen wordt, zijn de bijwerkingen. Een aantal slachtoffers - of schandalen - verder, wordt het op zijn best van de markt gehaald - om vervolgens vervangen te worden door een nieuw middel dat geacht wordt die bijwerkingen niet te kennen. Totdat al snel blijkt dat ook dat niet waar is. En zo gaat dat verder. Ik herhaal het nog maar eens: "de gevolgen van medicijngebruik vormen de vierde doodsoorzaak". Geen kwakzalver die daar aan kan tippen.
Dat orthomoleculaire bevindingen doordringen in medische kringen die daar in principe afwijzend tegenover staan, is grote winst voor de gezondheid. De in mijn artikel aangehaalde studie uit JAMA ("Vitamins for chronic disease prevention in adults") naar 35 jaar van wetenschappelijke publicaties op dit gebied is er een goed voorbeeld van. Het bevestigt datgene waar orthomoleculaire onderzoekers, behandelaars en publicisten al zo lang de aandacht voor vragen. Dat de gezaghebbendheid van het betreffende tijdschrift voorwaarde blijkt om de conclusies schoorvoetend serieus te nemen, nemen we dan maar op de koop toe. De conclusies vielen echter ook al te lezen in het onderzoeksrapport (1995) van SOE-directeur Ruud Nieuwenhuis, een prominent 'kwakzalver'. Zo werkt macht.

Het is terecht de nadruk te leggen op bewijsvoering middels onderzoek. Toch is dat niet het hele verhaal. Het is ook wetenschappelijk relevant om de subjectieve ervaringen van mensen in het oordeel te betrekken in plaats van deze als inbeelding te beschouwen. De medische wetenschap is immers geen exacte wetenschap à la de natuurkunde omdat we het niet over dood materiaal maar over levende wezens hebben. Het grote aantal verhalen dat intussen opgetekend kan worden uit de mond van niet-regulier behandelde patiënten kan men zo niet afdoen.
Onvolledig is het objectieve onderzoek ook omdat feiten in een logisch kader thuishoren, dat wil zeggen: men dient de juiste vragen te stellen. In mijn artikel legde ik uit waarom natuurlijk genezen op basis van de tekort-theorie de logische benadering van ziektes is en niet de toediening van lichaamsvijandige stoffen.
Doorslaggevend blijft echter het onderzoek, ook voor diegenen die niet regulier te werk gaan. Het is onmogelijk om een enigszins representatieve samenvatting te geven van al dit onderzoek: volgens internet-bibliotheek 'Medline' bestaan er rond de 10.000 onderzoeken waarin de positieve werking van vitaminen, mineralen en andere micro-voedingsstoffen op ziektes wordt aangetoond. Een goed alternatief is bestudering van het 'Ortho Jaarboek' (van het Ortho Instituut), waarin elk jaar opnieuw de onderzoeken worden samengevat naar de invloed van voeding en voedingssupplementen op ziekten. Jan Willem Nienhuys en Cees Renckens concluderen desondanks: 'Waar zijn de bewijzen? Die zijn er niet. Daar is alles mee gezegd.'
Hoe zeg je dat netjes, wanneer mensen de andere kant opkijken als onwelgevallige feiten zich aandienen?

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 375, 24 januari 2003