Skip to main content
  • Archivaris
  • 340

varkensniertjes en kippelevertjes

Xenotransplantatie bedreigt gezondheid

Het woord xenotransplantatie duidt op een speciale vorm van transplantatie, namelijk het transplanteren van materiaal van één diersoort naar een andere. Hierbij kan het gaan om cellen, maar ook om weefsels en organen.

door Herman van Wietmarschen

Deze vorm van uitwisseling van celmateriaal is zeer bijzonder, juist omdat er soortgrenzen worden overschreden. Een lichaam onder normale omstandigheden accepteert geen lichaamsvreemd celmateriaal. Het afweersysteem zal elke vreemde cel onmiddellijk proberen te doden, af te breken en of in te kapselen. Om xenotransplantatie van organen te laten slagen zal het afweersysteem dan ook behoorlijk om de tuin moeten worden geleid. In de natuur zijn slechts enkele voorbeelden te vinden van het overschrijden van soortgrenzen. Parasitaire infecties zijn de belangrijkste. Het eten van dieren van een andere soort is niet te vergelijken met xenotransplantatie omdat het spijsverteringskanaal een barrière tegen allerlei infectieuze organismen vormt. Voedsel wordt in het maagdarm kanaal afgebroken tot een scala aan elementaire bouwstoffen die elk op een specifieke manier door de darmwand worden opgenomen. Virussen, bacteriën maar ook DNA worden op deze manier niet opgenomen en zullen een eigen weg moeten zoeken om het lichaam binnen te dringen.

Geef virussen meer kans
Celmateriaal direct in een lichaam transplanteren creëert voor virussen een mogelijkheid om de barrières van een lichaam te omzeilen. Virussen moeten doorgaans een weg vinden door barrières als de huid, spijsverteringskanaal en urogenitaalstelsel heen om een gastheer te kunnen infecteren. Ze zijn meestal specifiek voor één diersoort, ze kunnen één diersoort infecteren en veroorzaken een bepaald ziektebeeld in die diersoort. Een aantal virussen kan een tweede of meerdere diersoorten infecteren, wat meestal resulteert in een ander ziektebeeld, of zelfs geen ziektebeeld. Het infecteren van een andere dan de gebruikelijke diersoort door een virus wordt zoönose genoemd. Voorbeelden hiervan zijn HIV, dat mogelijk een apen virus was dat de soortbarrière heeft weten te overschrijden, Ebola, SV40 in oud polio vaccin dat gerelateerd is aan long-, hersen- en botkanker bij mensen en Creutzfeldt-Jakob ziekte door het eten van 'gekke koeien'.
De bovenstaande voorbeelden gaan voornamelijk over zoönoses van primaten naar mensen. Mede hierom is er door de xenotransplantatie-industrie voor het varken gekozen als donordier. Echter er zijn ook vele voorbeelden van mogelijke zoönoses van varkens naar mensen: het griep virus waar in 1918 wereldwijd 20 miljoen mensen aan overleden was een gemuteerd varkens griep virus dat tijdens de eerste wereldoorlog door Amerikaanse soldaten over de wereld werd verspreid, leptospirosis een ziekte dat lever en nierschade veroorzaakt en nog ongeveer 25 bekende ziektes die mensen van varkens kunnen krijgen. Xenotransplantatie geeft virussen zelfs de mogelijkheid om in een diersoort terecht te komen waar ze normaal nooit toegang tot zouden hebben gehad. De kans op zoönoses wordt hierdoor vele malen groter en kan leiden tot allerlei nieuwe ziekten. Zoönotische virussen zouden zelfs kunnen recombineren met DNA van de nieuwe gastheer, of kunnen muteren wat ook tot nieuwe dodelijke ziekten kan leiden. De virussen in een transplantaat hoeven niet actief te zijn in de zin dat het transplantaat virus-DNA produceert. Het DNA van alle dieren bevat vele, misschien wel duizenden, inactieve virussen. Maar onder andere recombinatie met DNA van een andere diersoort zou een inactief virus op elk moment kunnen activeren. Er wordt virussen een extra kans gegeven doordat de xenotransplantaten genetisch gemanipuleerd moeten zijn om afstotingsreacties van het ontvangende lichaam te verminderen. Door deze genetische manipulatie gaan de donorcellen meer lijken op die van de ontvanger waardoor het afweersysteem ze meer met rust laat. En dus ook de mogelijk aanwezige virussen met rust laat. Hierdoor is er meer gelegenheid voor de virussen zich te vermeerderen voordat het afweersysteem ze opmerkt en vernietigt. Prof. Dr. Ab Osterhaus sprak over dit risico in de Volkskrant. De afdeling Health and Human Services van de Verenigde Staten geeft in haar richtlijn toe dat "er bezorgdheid voor de publieke gezondheid bestaat ten aanzien van de potentiële transmissie van xenogenerische infectieus materiaal dat niet erkend wordt als een klassieke zoönose, van donor naar ontvanger en vervolgens van ontvanger naar andere mensen. Het nauwe contact tussen de ontvanger en het donororgaan, de verstoring van anatomische barrières en de onderdrukking van het afweersysteem van de ontvanger zal eerder een transmissie van infectieus materiaal tussen verschillende soorten veroorzaken dan normaal contact tussen mensen en dieren." Deze bezorgdheid wordt gedeeld door gerespecteerde immunologen en virologen in Groot Brittannië. Naast dat er nieuwe letale ziekten kunnen ontstaan in de ontvanger van een xenotransplantaat, kunnen deze ziekten zich ook verspreiden onder de bevolking. De HHS neemt aan dat zoönotische virussen zich alleen maar kunnen verspreiden door sexueel contact of het uitwisselen van lichaamsvloeistoffen. Echter vele wetenschappers geven toe dat virussen zich ook kunnen verspreiden door een enkele nies of hoest. Xenotransplantatie is dus niet alleen gevaarlijk voor de ontvanger van het orgaan, maar voor de hele bevolking.

Het pathogeen vrije varken
De oplossing die wordt aangedragen om de risico's op virus infecties weg te nemen is het steriel opkweken van de donorvarkens. Naast de dieronvriendelijkheid hiervan is het technisch onmogelijk dieren helemaal vrij te houden van ziektekiemen . Prionen, afwijkenden vormen van eiwitten, komen in de hersenen van alle dieren voor en kunnen ziekten als BSE en Creutzfeldt-Jakob in koeien veroorzaken. Daarnaast bevat DNA vele inactieve virussen, die doorgegeven worden aan volgende generaties. Vooral omdat vele van deze virussen nog niet bekend zijn kan er niet uitgesloten worden dat donorvarkens er enkele van dragen. En als er een ziekte uitbreekt? Als de overheid xenotransplantatie toestaat dan stelt ze de bevolking bloot aan een ongekend risico. Retrovirussen die aanwezig zijn in een transplantaat kunnen actief worden zonder dat de ontvanger dat zal merken. Retrovirussen zoals HIV hebben vaak een lange incubatietijd met het gevolg dat ze zich onopgemerkt kunnen verspreiden onder andere mensen voordat ze ontdekt worden. Om dit te beperken zou de overheid ontvangers van transplantaten op geregelde basis kunnen screenen op virusinfecties. De nog onbekende virussen zijn echter niet te detecteren. Blijkt er een nieuw virus te zijn ontstaan, dan kan de overheid besluiten iedere geïnfecteerde in quarantaine te zetten. Maar hoe lang moeten ze daar dan blijven en over hoeveel mensen hebben we het dan, tienduizenden? De overheid zou ook elke ontvanger van een xenotransplantaat uit voorzorg in quarantaine kunnen zetten. Dan blijft de vraag over hoeveel mensen we het dan hebben en hoe lang ze daar moeten blijven. De kans dat er ziekte uitbreekt is niet zo groot, maar de gevolgen zijn enorm. Dit betekent dat er enorme hoeveelheden mensen opgesloten moeten worden om de kans af te wachten dat er een keer een ziekte uitbreekt.

(Werkgroep Xenotransplantatie Vraagstukken: Burgtstraat 3, 6701 DA Wageningen 0317.450031 Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. & www.stelling.nl/xeno)

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 340, 14 januari 2000