Wereldeconomie heeft alleen nog eigen normen en waarden
Globalisatie (deel 1)
Vol trots laat een Russische kennis me zijn nieuwe televisietoestel zien. "Uit China," zegt hij. Ik zie dat het een Philips is. "Van een Nederlands bedrijf," merk ik op, vrij van nationaal-chauvinisme. Dan laat hij me de doos zien. 'Made in Republic of China', staat erop gedrukt. Tien jaar na het ineenstorten van de Sovjet-Unie ziet de wereld er heel anders uit. Globalisatie is het toverwoord.
door Bas van der Plas
De politieke ontwikkelingen in Oost-Europa in de jaren 1989-91, culminerend in de ineenstorting van de Sovjet-Unie in december 1991, maakten de weg vrij voor een monopolie van de westerse normen en waarden over de hele wereld. Uit een pluralistische politieke wereldorde ontstond de hegemonie van het Westen, ook wel globalisatie genoemd. Bevrijd van dit pluralisme toonde de westerse wereld dat de nieuwe wereldorde drastisch kon veranderen. In een snel tempo is het geografische plaatje van de wereldmarkten gewijzigd. Groepen landen of hele continenten sloten zich aaneen tot economische zones, bouwden gigantische interne markten op, en trachtten door een rationele organisatie van produktie en distributie de concurrentie met de andere blokken aan te gaan.
overleven
Het is duidelijk dat uiteindelijk die blokken zullen overleven die de mogelijkheid hebben de arbeidsintensieve produktie over te hevelen van hoge- naar lageloonlanden. Deze overlevingsdrang ziet men in het Clinton-project van de NAFTA, het Japanse APEC-project en de uitbreiding richting Oost-Europa van de Europese Unie. Het zuiden van de wereld, en dan met name Afrika en Latijns-Amerika spelen in deze nieuwe wereldorde nauwelijks nog een rol. Landen van de Derde Wereld zullen uiteindelijk in de wereldmarkt zonder grenzen een marginaal aandeel in de welvaart hebben.
Maar ook in het rijke Noorden tekenen zich de kenmerken van 'nieuwe' maatschappelijke verhoudingen af. Een nieuwe economische elite van kapitaalbezitters zorgt op de concurrerende wereldmarkt voor een verdere ontwaarding van de menselijke arbeid in de industrielanden. Waar nationale grenzen nog redelijke garanties boden voor in wetgeving vastgelegde arbeidsbescherming (om nog maar niet te spreken over milieubescherming) en sociale voorzieningen, hebben multinationale ondernemingen door de globalisering van de economie de keuze uit het verplaatsen van hun produktie naar die landen die hen de meeste voordelen bieden. Zij kiezen dan ook in de praktijk voor de laagste lonenlanden, omdat de vervoersprijzen, door subsidies op energie, maar een klein deel van de kosten uitmaken. Een inwoner van Moskou kan dan ook een televisietoestel van een Nederlands concern kopen dat gefabriceerd is door Taiwanese arbeiders. En een Amerikaan rijdt rond in de kleine stadsauto Daewoo, van een Zuidkoreaans bedrijf, geproduceerd in Oezbekistan. De wereldeconomie ontwikkelt zich steeds meer langs de weg van eigen normen en waarden, die allen slechts ten goede komen aan de nieuwe economische elite.
politieke onmacht
En de politiek kan niet anders dan zich ten dienste stellen van deze elite, voor zover zij daar zelf al geen deel van uitmaakt, maar anderzijds zien we dat er een politiek machtsvacuüm bestaat. Behalve dat men niet in staat is om, ondanks de meest verfijnde wapensystemen, het toenemend aantal bloedige conflicten in de wereld op te lossen, treedt er een steeds verdere onderwerping van de nationale economische politiek op aan de wetten van de zich uitbreidende wereldmarkt, zodat nationale regeringen en parlementen nog slechts de slippendragers van de normen en waarden van de nieuwe economische elite zijn. En daarmee komt de politiek ook steeds verder af te staan van de bevolking. Als de politiek haar eigen potentiële macht niet (meer) effectief kan inzetten, en zij steeds meer de rol moet vervullen van organisator van systeemaanpassingen voor de nieuwe economische elite op kosten van de eigen bevolking, dan kan zij problemen van die bevolking niet meer geloofwaardig oplossen. Het gevolg is dat de kloof tussen politiek en bevolking de komende tijd alleen maar zal vergroten.
Intussen hebben we te maken met een dubbele uitdaging. De ontwikkeling van het wereldpolitieke systeem, het neoliberalisme, en de globalisering van de wereldeconomie hebben een nauwe wisselwerking met elkaar. De internationale concerns hebben de nationale regeringen allang voor hun karretjes gespannen: zij dicteren door chantage met arbeidsplaatsen de richtlijnen voor belastingen, infrastructuur, economische en sociale politiek en zij eisen dat de buitenlandse politiek hun belangen vertegenwoordigt. Presidenten en vorsten leggen alleen nog staatsbezoeken af met een kudde zakenlieden in hun gevolg.
vragen
Wie zich tegen de verdergaande invloed van de economie op ons leven, op de wereld, wil verzetten, wie de onmacht van de politiek als aanfluiting beschouwt, zal zich moeten bezighouden met de globale condities voor deze maatschappelijke tendensen. De vraag waarom er na het einde van de Koude Oorlog, na afloop van het tijdperk van het politieke pluralisme, in de wereld geen periode is gekomen van gerechtvaardigde verwachtingen van meer vrede, meer zekerheid, minder spanning en minder bewapening, kent nog een vervolgvraag. En die moet zijn waarom er, ondanks de snelle technologische ontwikkelingen en de voortschrijdende stijging van de produktie, de groeiende maatschappelijke rijkdom niet terechtkomt bij de grote meerderheid van de bevolking, en waarom deze rijkdom niet gebruikt wordt als ontwikkelingskansen voor de armoedegebieden van deze aarde, noch gebruikt wordt in de rijke gebieden van de ontwikkelde industrielanden ter verhoging van de algemene welvaart.
Op deze en andere vragen zullen we in de komende delen van deze Kleintje Muurkrant-serie nader ingaan.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 353, 9 februari 2001