Skip to main content
  • Archivaris
  • 337

"Graven in het geheugen"

Bovenstaande kop is de titel van een boek van Elizabeth Loftus & Katherine Ketcham dat momenteel in de ramsj ligt. Loftus is psychologe met als onderzoeksgebied het geheugen. "Mijn werk heeft bijgedragen tot de vorming van een nieuw geheugenmodel, waarbij ons beeld van het videorecordermodel, waarin herinneringen als de letterlijke waarheid worden geaccepteerd, vervangen wordt door een reconstructiemodel, waarin herinneringen opgevat worden als creatieve mengsels van feiten en fantasie." (p.14)

door Agnes Thomassen (medewerkster Simpos)

Het boek gaat over de vermeende slachtoffers van incest en satanistisch seksueel misbruik (dus niet over eventuele echte slachtoffers daarvan). Het laat zien dat er therapeuten zijn die, uitgaand van hun ideeën over 'verdringing' en 'ontkenning' van traumatische gebeurtenissen en over de frequentie van 'misbruik' (waar ze echt van alles onder rekenen, bijvoorbeeld op de badkamerdeur kloppen wanneer je dochter in bad zit), hun cliënten kunnen aanpraten dat ze in hun jeugd verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt. Die weten daar zelf absoluut niets van, omdat het trauma naar het onbewuste zou zijn verdrongen; maar na een paar sessies vol suggestieve vragen geloven de patiënten wel dat ze zich dingen beginnen te herinneren. Het gaat soms zo ver dat de mensen die vervolgens worden beschuldigd van misbruik, zich schuldig beginnen te voelen en geleidelijk gaan geloven dat ze daadwerkelijk schuldig zijn. Mensen doen hun ouders een proces aan wegens (ritueel) misbruik, zonder dat er enig bewijs is behalve dat de beschuldigende partij meent zich dingen te herinneren en zichtbaar van streek is, en de aangeklaagde partij ook van streek is en (meestal toch) zegt zich er niets van te herinneren - wat (in de Amerikaanse cultuur) gewoonlijk wordt geïnterpreteerd als een soort bekentenis. Het grote probleem is dat veel mensen, onder wie dus ook therapeuten en van incest beschuldigde ouders, geen onderscheid maken tussen iets wat reëel is in iemands gevoelswereld en wat echt waar is in de werkelijkheid. Het boek maakt duidelijk dat gevoelens of beelden die bij iemand opkomen waarschijnlijk wel wat zeggen over iemands geestestoestand op een bepaald moment, maar niets over feitelijk gebeurde (en mogelijk strafbare) handelingen. Interessant is het experimentje dat Loftus bedacht om te onderzoeken of het mogelijk was een 'herinnering' aan iets traumatisch te 'implanteren'. Hierbij werd een aantal mensen gesuggereerd dat ze als kind waren verdwaald in een winkelcentrum. Het bleek dat de proefpersonen die herinnering voor waar aannamen en zelfs nog verfraaiden met allerlei details. Loftus kwam natuurlijk zwaar onder vuur te staan, in talkshows en elders (een passagier in een vliegtuig begon haar met een krant te slaan, toen duidelijk werd dat zij 'die vrouw' was (p.257)), waarbij de kritiek blijkbaar hoofdzakelijk bestond uit verdachtmakingen over een gebrek aan contact met haar vrouwelijke aspecten; kindvijandigheid, antifeminisme, etc. Toch zijn Loftus' gevolgtrekkingen behoorlijk terughoudend; zo wil ze geen instemming betuigen (althans niet in het openbaar) met de uitspraken van de sociaal-psycholoog Richard Ofshe dat we hier te maken hebben met 'de meest intrigerende kwakzalverspraktijken van de eeuw' en 'een stel halve gare psychologen in Amerika' (p.251). Ondertussen valt tussen de regels door wel te lezen dat de psychotherapie in haar ogen voor een groot deel is verworden tot een religie met 'verdringing' als centraal dogma en 'herinnering' als de weg tot verlossing, en ook dat vergelijkingen met de heksenjacht in Salem of met de 'Red Scare' niet misplaatst zijn.

Veel observaties in dit boek kunnen worden toegepast op veronderstellingen en therapeutische praktijken die (naar ik meen) in zwang zijn bij New Agers. Zijdelings ter sprake komen herinneringen aan ontvoeringen door buitenaardse wezens, aan vorige levens, eenmaal een leeftijdsprogressie onder hypnose waarin iemand 'terugging' naar een leeftijd die nog bereikt moest worden. De hypothese dat (herinneringen aan) wonderlijke waarnemingen, bijvoorbeeld van overleden personen, verband kan houden met storingen in het limbisch systeem wordt kort vermeld (p.88). Het boeiendst echter vind ik de algemene lijn van het boek, waarin de werking van het geheugen of eigenlijk vooral de werking van suggestie en verbeelding naar voren komt. Het 'werken' met sprookjes, dromen, visualisaties, hypnose, regressietechnieken en dergelijke kan er toe leiden, zeker wanneer dit wordt gecombineerd met een afkeer van denken (als onverenigbaar met intuïtief voelen in je diepste zelf, of zoiets), dat mensen volledig verstrikt raken in metaforen en fantasieën en die voor de realiteit gaan houden. In een groepstherapie is niet automatisch een sociaal controlemechanisme aanwezig dat voorkomt dat te veel van de werkelijkheid wordt afgeweken, want de anderen kunnen er (om diverse redenen) in mee gaan en daardoor het gevoel dat het 'waar' is nog eens versterken. Een dergelijke groep kan sektarische trekjes krijgen, met leden die elkaar steunen in hun waandenkbeelden en die het contact met andersdenkenden verbreken. Als afsluiting een citaat uit het laatste hoofdstuk (let vooral op het gebruik - hier ironisch natuurlijk - van de Ontzagwekkende Hoofdletter): 'De reis op zoek naar onze verloren onschuld brengt ons tot diep in het land van metafoor en mythe, waar wij de goddelijke zuiverheid van het kind in ons tegenkomen, en vele andere volledig symbolische en intens fantasierijke archetypen. (...) Terwijl wij geloven dat we vrij zijn om te kiezen, leert de mythe ons dat wij passieve figuren zijn, die ons houden aan een script, dat wij voortbewogen en bespeeld worden door onbewuste, onbeheersbare krachten. Maar zelfs in dit land van metaforische overdaad, waar het Kwaad gepersonifieerd is en de Onschuld onvermijdelijk geperverteerd is, bestaat de hoop op een goede afloop. De mythe van de Groei belooft dat we onze complexen en conflicten kunnen "ontgroeien" en kunnen "uitgroeien" tot volwassen, stabiele, begripvolle, en liefhebbende mensen. Redding is mogelijk - onze wonden kunnen genezen worden, onze breuken gerepareerd, onze onreinheden gezuiverd, onze zielen gereinigd - door de mythe van Volledige herinnering. Het geheugen wordt voorgesteld als een gecomputeriseerd proces waarin elke handeling, uitdrukking, emotie, en nuance van het gedrag in het zachte weefsel van de geest gegrift wordt. Als we bereid zijn naar de Waarheid te zoeken, kunnen we die ontdekken (en tegelijkertijd genezen worden) door terug te gaan naar het verleden, onze demonen onder ogen te zien, en onze verloren onschuld weer op te eisen. Houden de mythen stand tegenover de realiteit? Alleen als de realiteit aan de vorm van de mythe wordt aangepast. Als wij harde vragen stellen over deze mythen en hun metaforische basis betwisten, komt de ongelijke verhouding tussen feiten en fictie al snel aan het licht en wankelt het gammele theoretische bouwwerk.' (p.320-321)

("Graven in het geheugen. De mythe van de verdrongen herinnering" door Elizabeth Loftus & Katherine Ketcham, L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 1995. (Oorspronkelijke titel: The myth of repressed memory. St. Martin's Press, New York 1994)

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 337, 22 oktober 1999