Skip to main content
  • Archivaris
  • 319

wereldwijd afluisteren

Het rapport van de Omega Foundation, waarin bevestigd wordt dat de Amerikaanse National Security Agency (NSA) stelselmatig al het Europese telefoon-, fax- en e-mailverkeer aftapt, heeft voor de nodige opschudding gezorgd. Die Amerikanen toch, is de teneur in vele commentaren. Dat beeld behoeft enige bijstelling. "Echelon" is om te beginnen geen exclusieve Amerikaanse aangelegenheid. Het systeem wordt gerund met hulp van Engeland, Canada, Nieuw Zeeland en Australië. Maar ook de Europese Unie heeft zo het hare bijgedragen aan de ontwikkeling van een wereldwijd afluisterssyteem.

In 1993 organiseerde de FBI in haar hoofdkwartier in Quantico een ontmoeting tussen de Echelon-landen, Zweden, Noorwegen, Finland en vertegenwoordigers van de Europese Unie. Tijdens die bijeenkomst stonden twee problemen centraal. Ten eerste het toenemend gebruik van moderne communicatiemiddelen als de mobiele telefoon, fax en e-mail. Technisch vormt het geen probleem deze communicatie af te luisteren. Echelon doet immers dag in dag uit niets anders. Maar juridisch waren er nog een aantal problemen. Niet alles wat technisch mogelijk is, was ook juridisch geoorloofd. Voor een geheime dienst als de NSA vormt dit niet zozeer een probleem. De FBI voorzag echter problemen bij een rechterlijke toetsing van met behulp van de nieuwste snufjes verkregen bewijsmateriaal. Het tweede probleem vormde de privatiseringsgolf in de telecommunicatiesector. Voor de afluisterdiensten is het van cruciaal belang dat bij innovaties in de telecommunicatiesector de mogelijkheid tot afluisteren niet in gevaar komt. Zolang de meeste telefoonbedrijven in staatshanden waren, was het voor regeringen relatief eenvoudig om hier voor te zorgen. Met de opkomst van allerlei particuliere bedrijven werd het speelveld wat onoverzichtelijker. Koste wat koste moest vermeden worden dat de regeringen hun invloed op dat gebied kwijtraakten. De NSA bijvoorbeeld, is 'stille vennoot' bij alle producenten van cryptografie. In de software wordt stelselmatig een 'achterdeur' ingebouwd, waardoor de NSA te allen tijde de versleutelde informatie kan lezen. Een ander voorbeeld zijn de nieuwe digitale ISDN-telefoonlijnen. De ISDN-apparatuur is zo ontworpen, dat het mogelijk is om van afstand met een electronisch signaal de 'hoorn van de haak' te halen, waardoor alle gesprekken in de buurt van het toestel kunnen worden afgeluisterd (weet iemand overigens of hier de Kill-O-Vink die 't Kleintje jarengeleden verspreidde hier tegen opgewassen is? Dan gaan we dit opnieuw doen namelijk - 't kleintje). De FBI wilde een internationaal gecoördineerde aanpak van deze zaken. Innovatieve telecommunicatiebedrijven bestaan nu eenmaal ook buiten de Verenigde Staten. Ook juridisch viel er het een en ander te harmoniseren. Het is vervelend wanneer een verdachte in het buitenland zit en daar bijvoorbeeld het e-mailverkeer niet afgetapt mag worden. Dat geeft later maar problemen in de rechtszaal. In de Verenigde Staten was de FBI druk bezig om nieuwe wetgeving tot stand te brengen die haar afluisterbevoegdheden oprekte. Of de Europese Unie maar wilde volgen, was de boodschap in Quantico.
In november 1993 zette de Europese Unie de eerste stappen. De kersverse Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad), bestaande uit de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van alle Lidstaten, nam een 'Resolutie over de onderschepping van communicatie' aan. In de Resolutie kregen ambtelijke werkgroepen de opdracht uit te zoeken, aan welke juridische en technische voorwaarden moet worden voldaan om alle vormen van (tele)communicatie ook in de toekomst effectief te kunnen afluisteren. Ook werd in de Resolutie bepaald dat de uitkomsten van het ambtelijke speurwerk worden doorgesluisd naar alle landen die op het FBI-congres waren. Met experts uit deze landen werd 'informeel' overleg geopend. De uitkomst van het onderzoek door de werkgroepen wordt in januari 1995 vastgelegd in 'de Resolutie over de legale interceptie van telecommunicatie.' De Resolutie bevat een politieke verklaring, waarin de EU stelt dat "onderschepping van telecommunicatie een belangrijk instrument is om de nationale belangen te beschermen, in het bijzonder de nationale veiligheid en het onderzoek naar georganiseerde criminaliteit." In een annex wordt opgesomd aan welke normen de telecommunicatie-industrie moet voldoen, om staten het afluisteren mogelijk te maken. Deze 'Requirements' blijken haast woordelijk overeen te komen met de lijst van eisen die de FBI in diezelfde tijd opstelt. Op 23 november 1995 zet de JBZ-Raad de volgende stap. Het neemt een 'Memorandum of Understanding on the legal interception of telecommunications' aan. Landen buiten de Europese Unie worden 'uitgenodigd' om de eisen die de EU aan de telecommunicatiesector stelt, over te nemen. Saillant detail in het Memorandum is dat geïnteresseerde landen zich zowel tot de EU, als tot de FBI kunnen wenden. In de begeleidende brief maakt de Raad duidelijk, dat de regeringen die het Memorandum ondertekenen, alleen nog in zee willen gaan met telecommunicatiebedrijven die de 'Requirements' navolgen. Inmiddels hebben Australië, Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten deze normen overgenomen, stelt de brief, en hanteren het "als basis voor discussies met de telecommunicatie industrie."
De Europese Unie speelt op deze manier een actieve rol in het creëren van de juridische en technische voorwaarden die een wereldwijd afluistersysteem van alle vormen van communicatie mogelijk maakt. Het beroept zich daarbij op de 'nationale veiligheid' en de 'bestrijding van de georganiseerde criminaliteit'. Zoals Echelon laat zien, zijn dat containerbegrippen waar vrijwel alles in onder te brengen is. Ook in Europa zijn er de afgelopen jaren teveel voorbeelden geweest van inlichtingendiensten en opsporingsdiensten die hun boekje te buiten zijn gegaan, om er op te kunnen vertrouwen dat het enorme afluisterpotentieel dat is gecreërd, niet zal worden misbruikt. De innige samenwerking tussen de Europese Unie en de Echelon-landen op dit gebied had tot wantrouwen moeten leiden. Dat dit niet gebeurd is, heeft waarschijnlijk veel te maken met de geheimzinnigheid waarmee het werk van de JBZ-Raad is omgeven. Het Europees Parlement heeft geen controlerende bevoegdheden op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. De nationale parlementen worden maar mondjesmaat op de hoogte gebracht van de activiteiten van de JBZ-Raad. De Britse regering bijvoorbeeld legde de in dit artikel genoemde Resoluties in het geheel niet aan het nationale parlement voor. "Het gaat hier niet om een belangrijk document" verklaarde de minister van Binnenlandse zaken Michael Howard later. En alleen van 'belangrijke' documenten wordt het Parlement op de hoogte gebracht.

In Nederland is de Resolutie, die op 17 januari 1995 werd aangenomen, pas een half jaar later naar de Kamer gestuurd. Het Memorandum of Understanding is nooit naar de Kamer gestuurd omdat het volgens de regering "dezelfde inhoud heeft als de Resolutie". De Kamerleden hebben geen vragen over de Resolutie of het Memorandum gesteld. Misschien hadden ze door de summiere informatievoorziening geen flauw idee wat er zich afspeelde. Misschien hadden ze ook geen tijd: de Kamerleden moesten in diezelfde periode alle zeilen bijzetten om enige invloed uit te oefenen op de oprichting van Europol, nog zo'n vrucht van de Europese politiesamenwerking waar vanuit rechtsstatelijke optiek het een en ander op aan te merken valt. Het is inderdaad schandalig dat de Verenigde Staten stelselmatig alle communicatie aftappen en daarin geen onderscheid maken tussen verdachte criminelen, vakbonden, bedrijven, regeringen of politieke oppositiebewegingen. Maar als het gaat om een effectieve democratische en juridische controle op het politie- en justitieapparaat, valt er binnen de Europese Unie ook nog wel wat recht te zetten. Om te beginnen bij de Europese Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken, dat onlangs door docent strafrecht André Klip in het Nederlands Juristenblad werd gekarakteriseerd als "het Politbureau van de Europese Unie".

(Eurowatch)

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 319, 22 maart 1998