Skip to main content
  • Archivaris
  • 328

Brusselse truffels

Dit jaar vinden de Europese verkiezingen plaats en het gedrang rond de warme zetels is al in volle hevigheid ontbrand.

door Jan Portein

Dankzij het roemruchte Stan Huygens Journaal van De Telegraaf weten we dat binnen dit kader begin december van het vorig jaar een opmerkelijke ontmoeting plaatsvond tussen een paar oprechte democraten in het Brusselse restaurant "La Truffe Noire". Het gezelschap deed zich daar tegoed aan een lading witte truffels, de specialiteit van het huis. De delicatesse was verwerkt in verschillende gerechten en weggespoeld met een paar mooie Italiaanse wijnen.

De post-fascist
Een van de smulpapen was Gianfranco Fini, de nu 47-jarige partijleider van de Italiaanse Alleanza Nazionale en zowel lid van het Italiaanse als het Europese parlement. Fini's partij bestaat officieel sedert eind januari 1995, maar vormt in feite de voortzetting van de twee jaar na de oorlog door de fascist Giorgio Almirante opgerichte MSI (Movimento Sociale Italiano). De MSI huisvestte in de loop der jaren onder andere Pino Rauti en prins Valerio de Borghese. Beiden behoorden net als Almirante tot Mussolini's elite. Tientallen jaren later bevestigden zij opnieuw hun reputatie van regisseurs van kleurrijke amusementsprogramma's als knokploegacties, bomaanslagen en staatsgrepen. Bij de aftiteling trokken ook de firmanamen van de sponsors voorbij: de mafia, de loge P2 en de CIA.
Na zijn sporen verdiend te hebben in de buitengewoon gewelddadige jeugdbeweging van de MSI volgde Fini twaalf jaar geleden de oude Almirante op als partijleider. In zijn inaugurele rede kwam Fini tot de nietsverhullende uitspraak: "Het fascisme vertegenwoordigt eeuwige en onveranderlijke waarden". In mei 1988 overleed Almirante. Tijdens de uitvaart in Rome die door de RAI integraal werd uitgezonden, hield Fini een lijkrede. Ten overstaan van tienduizenden MSI-aanhangers en miljoenen Italianen thuis voor de buis zei hij ondermeer: "Wij zullen de fakkel doorgeven. Hij is in goede, sterke handen die nimmer zullen plooien. Wij zullen trots de fakkel dragen zodat u ons nooit verlaat". Op 17 oktober 1992 herdachten honderdduizend neofascisten de in 1922 door Mussolini georganiseerde mars op Rome waarmee de Duce de weg baande voor zijn machtsovername. Tijdens het defilé langs de ereloge scandeerden zij "Mussolini, Fini". De trotse MSI-leider stak zijn rechterhand in de lucht. En niet om te kijken of het regende.

Aan het eind van diezelfde maand deden 1200 genodigden onder wie Fini, Vittorio Mussolini (de zoon van) en de weduwe Almirante de herdenking entre nous nog eens dunnetjes over. De avond werd besloten met het aansnijden van een buitenproportionele taart in de vorm van een vlam en met samenzang. Bij dat laatste weerklonk de adrenaline-erupties veroorzakende topsong "Te wapen. We zijn fascisten". Maar ruim een jaar later wekte Fini alom verbazing door voor een batterij televisiecamera's te verklaren: "Ik ben geen fascist. Ik ben een post-fascist". Dat was op dat moment even nodig om iedereen duidelijk te maken, dat hij en zijn partij (met Rauti!) voldoende salonfähig waren om samen met Gelli-adept Berlusconi en diens Forza Italia een regering te vormen. Langs democratische weg. Het scherpslijpen was wat Fini betrof niet meer zo noodzakelijk. Vooral omdat het internationale communisme sinds de val van de Sovjet Unie en haar satellieten niet meer bestond. Fini slaagde in zijn opzet. Uit teksten in zijn partijblad bleek echter dat zijn trouwe volgelingen de eeuwige waarden van het fascisme nog niet vergeten waren. Een paar lichtende voorbeelden: "Laten wij de homo's bij hun naam noemen: mietjes en flikkers. Ze zouden naar een concentratiekamp moeten worden gestuurd" en "Als homoseksualiteit tot een recht verheven wordt, kunnen ook verkrachting, incest en seks met dieren als rechten worden beschouwd".
Na de Europese verkiezingen van 12 juni 1994 maakten Fini en nog tien andere leden van zijn roedel post-fascisten hun entree in het Europese parlement. Volgens Rauti was het niet de bedoeling, dat de MSI-vertegenwoordigers daarheen gingen "om handen te schudden, maar om ze af te hakken" (1). Niet bij iedereen uiteraard. En zeker niet bij Fini's gastheer tijdens het in de aanhef gememoreerde diner in Brussel.

De manager
Dat was de 66-jarige voormalig vice-voorzitter van het CDA, mr. James ("Jimmy") Leonard Janssen van Raay. Ooit nog in extremis gepikeerd toen Europees commissaris Henk Vredeling hem een "bunkerbouwer" noemde en dat woord kracht bijzette door met een asbak een spiegel van 25000 gulden te fragmenteren. Nu mocht de door Vredeling gebezigde suggestieve term bij Jimmy misschien letterlijk de lading dekken, er zijn nogal wat voorbeelden te noemen van Jimmy's duidelijke sympathieën voor extreem-rechts. Zo probeerde hij midden jaren tachtig in zijn functie van voorzitter van het ICTO (Interkerkelijk Comité van Tweezijdige Ontwapening), een splijtzwam binnen de tegen de plaatsing van kruisraketten agerende vredesbeweging, in de armen te drijven van het door oud-Indië- en Koreagangers beheerste OSL (Oud Strijders Legioen). Heel wat aanhangers van het ICTO hielden het na felle maar vergeefse protesten tegen Jimmy's beleid voor gezien. Met name omdat zij de kans op het vinden van enig democratisch besef binnen het OSL net zo gering achtten als de aanwezigheid van water in de Kalahari. Janssen van Raay's hang naar obscuur rechts kwam eveneens aan het licht in de boezem van het Europarlement. Na een paar heftige aanvaringen met Hanja Weg-Maijen, de IJzeren Dame van de CDA-fractie binnen de delegatie van de EVP (Europese Volks Partij), stapte hij eind 1996 over naar de Unie van Europa fractie. Forza Italia, een partij met heel wat Mussolini-saus in zijn politieke pasta, speelde binnen die fractie een voorname rol. Maar fascistische tendenzen in zijn directe omgeving blijken onze Jimmy niet te deren. Integendeel zelfs. Nu Berlusconi's Forza uit de Unie van Europa is gestapt en aansluiting zoekt bij de EVP, proberen Fini en zijn Alleanza bij de Unie van Europa naar binnen te klimmen. En Janssen van Raay geeft ze bij die poging een kontje. Dat gaf hij in de jaren tachtig ook aan de Amerikaanse wapenlobby als voorzitter van High Frontier Europe. Een dochter van de door de CIA en bankiersfamilie Mellon Scaife gesubsidieerde Heritage Foundation, die als extreem-rechtse denktank sedert de jaren zestig grote invloed heeft uitgeoefend op het buitenlandse beleid van de VS. High Frontier was in het leven geroepen om via een krachtige reclamecampagne de westerse wereld een nucleaire Star Wars-paraplu van de grimmige firma George Bush & Co. door de strot te duwen. Bedoeld om ons te beschermen tegen een door het Pentagon voorspelde buitje lange afstandraketten vanuit het oostblok. Ondanks de inspanningen van de Rotterdamse sales-manager Janssen van Raay en zijn mensen lukte dat tot nu toe niet. Voornamelijk vanwege het prijskaartje, het optrekken van een gordijn en het slopen van een muur. Maar wellicht komt de paraplu ooit nog weer in beeld als in het Midden-Oosten de rijen zich sluiten en het "Te wapen. Wij zijn fundamentalisten" van de minaretten schalt. Overigens moet de firma Bush & Co. - liefst met junior als Amerikaans president - dan wel eerst even in de gelegenheid worden gesteld om wat fatsoenlijke draagraketten en leuke wapensystemen aan onze komende tegenstanders te leveren. Opdat "wij" dan na het uitklappen van de paraplu precies weten wat "zij" hebben om ze vervolgens effectief in puin te kunnen gooien en ze nog jaren lang met UNSCOM-ploegjes lekker te kunnen sadammen.

Een andere organisatie waarmee Janssen van Raay zich in de jaren tachtig heeft ingelaten was de in 1967 opgerichte WACL (2). Een van meet af aan van (neo-) nazi's vergeven internationale club van communistenvreters en socialistensnellers, die driftig werd gesubsidieerd door de CIA, de Japanse mafia (Yakuza), de heroïnebazen van de Taiwanese Kwo-min-tang en in een wat later stadium door de cocaïneregimes in Midden- en Zuid-Amerika. Zo maakte gourmand Janssen van Raay in 1983 zijn opwachting bij de toen in Luxemburg georganiseerde jaarlijkse bijeenkomst van deze gruwelclub. Het jaar daarop bracht hij samen met de generaal buiten dienst C.J. Dijkstra een bezoek aan de onder auspiciën van de WACL georganiseerde Captive Nations Week in Zuid-Korea. Onder het schaarse aantal Europese bezoekers bevond zich ook mr. dr. Ernest Töttösy.

De emigré's
Deze in Hongarije geboren en getogen advocaat werd bij die gelegenheid geafficheerd als afgevaardigde van het in 1977 in België gestichte Comité Hongrie '56. Het comité was gevestigd in een pand aan de Beliardstraat 39 te Brussel. Evenals een kleine batterij van organisaties die gelieerd waren met de extreemrechtse vleugel van de christen-democratische partij, waarvan men in de jaren tachtig en negentig nog zou horen. In diezelfde jaren werd Töttösy's Comité Hongrie ontmaskerd als een "CIA-antenne". De tot de Hongaarse adel behorende Töttösy was in 1952 in zijn geboorteland achter de tralies beland na een door de CIA gesteunde coup-poging. Ten tijde van de opstand in 1956 wist hij te ontsnappen en sloot zich aan bij het christen-democratische verzet. Nadat de Russen met zwaar geschut het wankele regime in Boedapest weer in het zadel hadden geholpen, vluchtte Töttösy en zijn gezin via Joegoslavië naar België. In 1964 werd hij genaturaliseerd en lid van de Brusselse balie. Gesteund door spekpater Werenfried van Straaten (zie bijvoorbeeld Kleintje nummer 192 en 326) sloot hij zich aan bij de NTS (Narodnyi Trudovoy Soyuz). Een door Russische emigre's in het leven geroepen anti-communistische organisatie, waar hij in de loop der tijd een leidinggevende rol veroverde. In 1970 was de Hongaars/Belgische advocaat medeoprichter van het Amitalia Fund. Op het oog een zakenimperium. Maar in werkelijkheid de belangrijkste sluis van door de CIA met wapen- en drugsdeals verdiende kapitalen, die bijvoorbeeld door Fini's schaduwen als Rauti en De Borghese en door P2 leider Licio Gelli in Italië werden aangewend voor hun destructieve werkzaamheden.
Naast de NTS at ook de ABN (Antibolshevik Bloc of Nations) gretig mee uit deze CIA-potten. De leider van dit hongerige blok was Jaroslav Stetsko. Een Nazi uit het Poolse deel van de Oekraïne die al ver voor de oorlog deel uitmaakte van de OUN (Organisation of Ukranian Nationalists). Een politieke beweging die zich sterk maakte voor een zelfstandig Oekraïne en het vermoorden van Poolse ambtenaren daarbij niet uit de weg ging. De Koninklijke Shell van Hitleraanbidder Sir Henry Deterding gaf financiële steun aan de OUN. Niet uit liefhebberij, maar om de controle te heroveren op de oliebronnen in het Russisch deel van de Oekraïne die na de revolutie van 1917 waren genaast. Volgens verschillende bronnen fungeerde de Nederlandse zakenman Pieter Menten in Lemberg, de voornaamste stad van het gebied, als Deterding's contactpersoon met Stetsko's OUN.
Toen de Duitse plannen om de Sovjet Unie binnen te vallen gestalte kregen werd het uit Oekraïners bestaande bataljon Nachtegaal geformeerd. Aan Duitse zijde stond het onder politieke leiding van dr. Theodor Oberländer, een kompaan van Hitler van het allereerste uur. Aan Oekraïense zijde was de leiding in handen gegeven van Stetsko. Eind september 1941 arriveerde het bataljon Nachtegaal in Lemberg en ging onder mede-verantwoordelijkheid van Oberländer en Stetsko over tot een dagenlange moordpartij onder Poolse Joden en communisten. Bij die pogroms zou Menten een gidsfunctie hebben vervuld. Na de oorlog kwam Stetsko als anticommunistische verzetsheld veilig in München terecht. Daar werkte hij op subversief vlak opnieuw samen met Oberländer, die doodleuk een comfortabel plekje in de Bondsdag had ingenomen. Dit ondanks diens geestelijke deformatie die zich ondermeer uitte door demonstratief met een geladen pistool de vergaderingen van de volksvertegenwoordiging bij te wonen. Begin jaren zestig maakten publikaties over zijn aandeel bij de bloedbaden in Lemberg een einde aan zijn parlementaire carrière. Dat vormde later voor de initiatiefnemers van de WACL (onder wie Stetsko) haast een aanbeveling om Oberländer tot hoofd van de afdeling Duitsland te benoemen. In dit milieu hield Janssen van Raay zich dus op. Maar hij was niet de enige bekende Nederlander.

De agent
Ook bijvoorbeeld C.C. van den Heuvel, de voormalige chef opleidingen van de BVD, onderhield er nuttige contacten mee. Dat kwam hem te stade bij de dagelijkse leiding van Interdoc. Een in oktober 1961 door de samenwerkende westerse inlichtingendiensten in het leven geroepen bureau, dat sympathiserende persagentschappen zoals het Portugese Aginter Press (zie bijvoorbeeld Kleintje 245 & 321) voorzag van materiaal over operaties van de KGB en informatie over linkse partijen en actiegroepen. In 1963 meldde zich bij Van den Heuvel een Amerikaans volontair die hem graag wilde assisteren bij zijn werk: graaf Carl Armfelt. Een telg uit een Zweeds/Fins geslacht, die onder andere beweerde in 1956 wapens te hebben binnengebracht in Hongarije ten behoeve van het verzet. Van den Heuvel checkte naar eigen zeggen Armfelt's "credentials" bij Töttösy en Stetsko. Die bleken erg enthousiast en graaf Armfelt ging voor Interdoc aan de slag. Hij werd in de loop der jaren dikke mik met Van den Heuvel. De oud-verzetsman en voormalig BVD-coryfee zorgde er zelfs voor dat Armfelt een woning kon betrekken in Eede op de grens van Zeeuws-Vlaanderen en België. Later veegde hij de administratieve stoep schoon voor het huwelijk van de graaf met een Poolse schone, dat in Noordeloos door burgemeester Maarten Schakel werd voltrokken. Geen toevallige keuze. De als keurig bekend staande christen-democratische ex-parlementariër was een fanatieke WACL-aanhanger.
Ook in België verkeerde Armfelt volgens Van den Heuvel in hoge christen-democratische kringen. Niet alleen de beide WACL prominenten Paul Vankerkhoven en Raymond Close mocht de graaf tot zijn kennissenkring rekenen, maar ook beruchte lieden als Paul vanden Boeynants en Benoit de Bonvoisin. Bekende namen in de Beliardstraat, die ook her en der voorkwamen in de omvangrijke dossiers inzake couppogingen en aanverwante schandalen als die rond Westland New Post en de Bende van Nijvel. Voor het aanhalen van dergelijke politieke banden had Armfelt een gegronde reden: hij werkte voor de CIA. En gezien de hierboven genoemde contacten kan hij in die hoedanigheid eveneens te maken hebben gehad met de Italiaans aandoende perikelen in het België van de jaren zeventig en tachtig. Dat vermoeden wordt nog versterkt door zijn tot nu toe nergens geopenbaarde samenwerking met de in die jaren zich in Brussel ophoudende Saoedische "journalist" en wapenhandelaar Faez al Ajjaz. Ook diens naam werd talloze malen in verband gebracht met Westland New Post en de Bende. CIA-agent Armfelt beschikte over twee zakelijke covers. Hij was vertegenwoordiger van een firma voor vliegveldequipment in Washington en hij dreef in Knokke een kleine winkel in artistieke kitsch uit Zuidoost-Azië. Maar achter die nette façade gingen minder fraaie activiteiten schuil. Volgens betrouwbare informatie uit zijn vroegere omgeving liep hij in Engeland tegen de lamp na een grootscheepse whiskey-zwendel, nam hij deel aan het op de markt brengen van valse dollars, wist hij het filiaal van Slavenburg's Bank in Terneuzen langs illegale weg ettelijke miljoenen te ontfutselen en leverde hij samen met onder andere Al Ajjaz wapens en militaire snufjes als nachtzichtkijkers en verbindingsapparatuur aan zowel Israël als Libië en Irak. Daarnaast voorzag hij eveneens de IRA, de ETA, de PLO en niet met name genoemde rechtse groeperingen in België en Zweden van militaire snuisterijen, die vaak afkomstig waren uit NAVO-depots. Verder bouwde hij in Nederland en België een eigen stay-behind netwerk op, dat hij uiteraard voorzag van de modernste middelen. Dat sluit direct aan op eerdere publikaties over Gladio etcetera die melding maakten over een door de CIA aangelegd, nog geheimer tweede netwerk. Het is misschien rijkelijk speculatief om verband te leggen tussen dit netwerk en Westland New Post (waarvan leider Paul Latinus in contact stond met Al Ajjaz) en/of de Bende (die bij één van hun aanslagen een auto van Al Ajjaz gebruikte). Maar tegen de hierboven geschilderde achtergronden is het niet onmogelijk.

Of Janssen van Raay van dit alles enige weet heeft is twijfelachtig. Feit is wel, dat zijn naam voorkomt op de lange lijst van Armfelt's kennissen in West-Europa. Mogelijk heeft de welvarende Europarlementariër zijn CIA-kennis wel eens vergast op een leuk dineetje in Brussel. Net als Fini en zijn kornuiten. Nog een truffeltje, amici?

noten:
1. Voor meer van dit fraais zie het boek "Zwarte Horizonten. Radicaal rechts in Europa" van Jos vander Velpen, Breda: uitgeverij Papieren Tijger, 1995
2. WACL ("Wakkel") staat voor World Anti Communist League, tegenwoordig The World League for Freedom and Democracy.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 328, 8 januari 1999