Skip to main content
  1. President Gorbatsjov probeert met allerlei staatkundige hervormingen het uiteenvallen van de Sovjet Unie te voorkomen. In de zomer van dat jaar wordt Boris Jeltsin, de voormalige burgemeester van Moskou, tot eerste president van de nog prille Russische federatie gekozen. In die onzekere periode probeert een aantal communistische die-hards het tij nog te keren door een couppoging. De coup mislukt, maar de dagen van Gorbatsjov en de Sovjet-Unie lijken geteld. Jeltsin is bereid voor te gaan bij de laatste slag met het oude regime. Hij besluit tot de geheime opbouw van een 'oorlogskas' en zoekt daarvoor steun in het Westen. Serieuze, officiële geldschieters zijn nog een beetje huiverig om te beleggen in zijn wankele federatie. Maar allerlei firma's uit het westerse zwartgeldcircuit zien grote mogelijkheden opdoemen en schieten de 'witte duif' uit Moskou te hulp.

Tampax en kuikens
Een van die firma's was de Dove Trading Company, waarin zowel Britse als Zuid-Afrikaanse en Nederlandse belangen vertegenwoordigd waren. Een van de leidinggevende figuren bij Dove was de Nederlander Dirk de Groot, alias 'de Grijze'. Een van de hoofdverdachten in het huidige Amsterdamse beursschandaal en volgens zijn echtgenote een felle anticommunist. Het huidige FIOD-onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat zich in de schaduw van Dove Trading de Mississippi-groep schuilhield met zijn coderekeningen en zijn deelnemers uit zowel de top van de Nederlandse witteboordenwereld als de criminaliteit. Of Jeltsins vertegenwoordigers bij de onderhandelingen met de top van Dove Trading in Moskou daarvan op de hoogte waren, is twijfelachtig. Al vrij snel kwamen de gesprekspartners in de Russische hoofdstad tot een in vele opzichten fantastische deal. Dove kreeg een krediet van 140 miljard roebel op een rekening van de Interregionale Commerciële Bank in Moskou. Dove verplichtte zich van haar kant tot storting van 7,8 miljard dollar op een Zwitserse bankrekening om voor dat bedrag de Russische markt te bevoorraden. Daar stond tegenover, dat de westerse hulpverleners via een van de beruchte decreten van Jeltsin vergunning kregen om met gebruikmaking van hun boterzachte roebels zonder tussenkomst van makelaars en zonder belastingverplichtingen Russische olie, zeldzame metalen, schroot etc. op te kopen. Het duurde niet lang voor aan Russische zijde ook artikelen als nucleair materiaal, wapens, iconen, heroïne en andere leuke dingen voor de mensen in de etalage werden gezet. Het is nog niet bewezen, dat Dove Trading ook voor deze koopjes belangstelling heeft gehad. Feit is wel, dat De Groots partner op de Antillen, Greg Elias, inmiddels verdacht wordt van betrokkenheid bij de smokkel van nucleair materiaal naar Cuba. Hoe dit ook zij, om deze moderne versie van de Marshall-hulp volledig in te dekken tegen onvoorziene omstandigheden kwamen volgens Amerikaanse bronnen de partijen overeen, dat zij gezamenlijk een hoeveelheid Russisch goud via het zwarte circuit van de hand zouden doen. Later bleek 2000 ton te zijn verdwenen uit de
kluizen van de Russische Centrale Bank. De oude communistische clan kreeg daarvoor de zwarte Piet toegespeeld. Op 28 januari 1991 arriveerde een Russische delegatie onder leiding van Jeltsins onderminister van Handel Vladimir Kozlov in Zürich voor de presentatie van de eerste boodschappenlijst waarop onder meer Tampax en diepvrieskuikens prijkten. Bij de ontmoetingen in hotel Savoy bleek Dove Trading Company zich voor de uitvoering van de deal onder meer gelieerd te hebben met de Amerikaanse "New Republic Financial Group" en de Nederlandse im- en exportmaatschappij NV Balaton. Niet lang na deze conferentie barstte de bom en kwam de affaire via de internationale pers naar buiten. Toen de kruitdamp was opgetrokken, werd het voor insiders langzaamaan duidelijk, dat de hele onderneming van De Groot en zijn kornuiten op zijn minst twee agenda's had gehad. De een behelsde het langs slinkse wegen vullen der eigen zakken en het witwassen van avontuurlijk verkregen kapitalen. De ander om de Sovjet-Unie politiek verder te destabiliseren door de roebel in een vrije val te dwingen. Die operatie werd zonder twijfel begeleid door een aantal geheime diensten. Eén daarvan was de CIA, de ander mogelijk de Mossad. Dat valt te distilleren uit het verhaal van Leo Emil Wanta, de directeur van de New Republic Financial Group en partner van De Groot in het duistere spel rond de roebel. Een verhaal dat in essentie door de FBI is bevestigd.

De CIA-connectie
De in Appleton, Wisconsin, geboren Wanta werkte naar eigen zeggen al sedert 1963 voor de Amerikaanse overheid in de schaduwwereld van misdaad en geheime diensten. De financieel expert raakte op goede voet met generaal Vernon Walters, Nixons tweede man bij de CIA en later Reagans vertegenwoordiger bij het Vaticaan. In de jaren tachtig breidden zijn werkzaamheden zich verder uit ten behoeve van de batterij aan obscure organisaties die vice-president Bush in hoog tempo uit de grond had gestampt. Ook met functionarissen uit de top van de FBI onderhield Wanta levendige contacten. Zo assisteerde hij hen begin 1981 bij de infiltratie en het opblazen van een mafiaorganisatie die zich bezighield met de onvriendelijke exploitatie van gokkasten. Eind jaren tachtig, tijdens het presidentschap van George Bush, raakte hij in nog ruiger vaarwater. Nog voordat de kompanen van De Groot hun opwachting maakten op het Rode Plein in Moskou, had Wanta daar als directeur van de New Republic Financial Group, de route die de groep internationale financiers daarna zou volgen bij de aanval op de roebel, al uitgezet. Dat het pionierswerk van de met de CIA verbonden financiële whizzkid van hoog gehalte moet zijn geweest, bleek eens temeer in december 1991. Ruim na het naar buiten komen van het roebel-schandaal in de internationale pers. Toen sloot hij namelijk opnieuw een enorme, voor hem uiterst gunstige deal met de Russische regering, waarbij werd overeengekomen dat hij voedsel zou leveren in ruil voor olie. Er werden roebel- en dollarrekeningen geopend bij de Status Credit Bank in Singapore ten name van de Asian-Europe Development Ltd., een frontfirma van de CIA. Die behoorde tot Wanta's imposante netwerk van firma's over de hele wereld, dat door hem was gesponnen voor zijn financiële manipulaties. Vaak in opdracht van de Amerikaanse overheid. Een ander bedrijf dat er deel van uitmaakte was het geheimzinnige AmeriTrust Society. Het beheerde volgens Wanta het waanzinnige bedrag van 250 miljard dollar dat stond geparkeerd op een bankrekeningnummer in Zwitserland. De rekening was geopend in het tijdperk waarin George Bush het in het Witte Huis voor het zeggen had (1981/1992) en behoorde kennelijk toe aan het Witte Huis. Dankzij een lawine aan publicaties sedert het eerste optreden van pentiti als Dick Brenneke en Oscar LeWinter is inmiddels duidelijk geworden, dat in die Bush-periode zowel de CIA als de DIA (de Amerikaanse Militaire Inlichtingendienst) en de Mossad hun greep op de internationale wapens- en drugshandel enorm hebben versterkt. Al was het alleen maar om hun gezamenlijk geheime operaties in Nicaragua, Afghanistan en het Midden-Oosten te kunnen financieren.

De arrestatie van een ambassadeur
In het begin van de jaren negentig werd Wanta ambassadeur van Somalië in Canada. Het hoe en waarom is duister, maar dat hiervoor stevig aan diplomatieke touwtjes moet zijn getrokken, moge duidelijk zijn. In april 1993 veranderde de roebel-manipulator van functie en werd benoemd tot Somalisch ambassadeur in Zwitserland. Begin juni 1993 kreeg ambassadeur Wanta in Zwitserland een seintje uit het nog niet zo lang door de Clintons bewoonde Witte Huis om een belangrijke financiële transactie voor te bereiden die via Credit Suisse moest lopen. Zeventig miljard dollar moest van de AmeriTrust-rekening overgeheveld worden naar de Amerikaanse schatkist en 250 miljoen dollar naar de rekening van het Children's Defence Fund, waarvan Hillary Clinton voorzitter was. Begin juli liet Vince Foster, de tweede man op de juridische afdeling van het Witte Huis, een kamer reserveren in hotel De la Paix in Genève. Op 7 juli meldde Foster zich aan de balie van het luxueuze hotel. Kort daarna arriveerde Wanta met een koffertje vol aandelen aan toonder. Hij overhandigde het aan Foster en na het checken van de inhoud kreeg Wanta een onverhandelbare bankcheque toegeschoven. Na het uitwisselen van de gebruikelijke vriendelijkheden namen zij afscheid van elkaar. Het zou hun laatste ontmoeting zijn. Diezelfde dag nog werd Leo Emil Wanta door de Zwitserse politie gearresteerd op verzoek van de Amerikaanse autoriteiten. Hij zou in de periode 1982/1986 in de staat Wisconsin een belastingschuld hebben opgebouwd van veertienduizend dollar. De Somalische ambassadeur belandde in een Zwitserse cel en hoorde daar op 20 juli dat Foster, een jarenlange intimus van de familie Clinton, dood was aangetroffen in een park in Virginia met een pistool zonder vingerafdrukken in zijn hand. Gezelfmoord. Wanta werd midden november 1993 vrijgelaten. De Israëlische premier Rabin zou daarop hebben aangedrongen, omdat er door de gedwongen afwezigheid van de directeur praktische problemen waren ontstaan bij het beheer van AmeriTrust! Wanta werd uitgewezen naar de Verenigde Staten. In Wisconsin werd hij wegens zijn belastingschuld in 1994 tot 22 jaar veroordeeld. Hij liet het er uiteraard niet bij zitten, maar hield zijn mond over de affaires in Moskou en Genève. Tot september 1996. Toen schreef hij vanuit zijn detentie een brief aan Hillary Clinton. Hij maakte daarin gewag van "short term notes" die in het bezit zouden zijn van haar echtgenoot en de verkoop van goud waarbij het Internationale Monetaire Fonds betrokken zou zijn geweest. Verder wees hij op zijn eigen rol bij de destabilisering van de roebel die dankzij hem de Amerikaanse schatkist rond de 150 miljard dollar zou hebben opgeleverd. Aan het einde van de brief verzocht hij mevrouw Clinton vriendelijk ervoor te zorgen dat hij in vrijheid werd gesteld. Dat gebeurde in februari 1997.

De aanhang van prins Alexis
De verkoop van goud waarnaar Wanta in zijn brief aan Hillary Clinton verwees had zonder twijfel te maken met de verdwijning van de tweeduizend ton uit de kluizen van Jeltsins Centrale Bank. Wanta werd bij die verdwijntruc geassisteerd door de buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van de Russische Federatie in Rome: Roberto Coppola. Volgens de Amerikaanse schrijfster Claire Sterling in haar boek Thieves' World schermde deze zwendelaar-en-gros met valse geloofsbrieven van een Johannieter Orde. Uit een Amerikaans onderzoek bleek het te gaan om de Souvereine Militaire Hospitaler Orde van St. Jan van Jerusalem, Oecumenische Orde (OSJ), die officieel was gevestigd in Den Haag. Op het oog een merkwaardig zootje ongeregeld, dat jarenlang een prins Alexis als beschermheer kende. De prins was geboren in Belgisch Kongo als Alex Brimeyer. Ooit was hij echter tot de overtuiging gekomen dat hij een achterkleinzoon van de laatste Russische tsaar moest zijn. Waarschijnlijker is, dat prins Alexis leed aan een chronische vorm van tropenkolder. Maar om hem simpel af te doen als een soort prins Carnaval van St. Job-in-'t-Goor en omstreken zou een misvatting zijn. Merkwaardigerwijs figureerde hij namelijk prominent in een circuit van uiterst rechtse lieden bij wie geld en macht bovenaan het verlanglijstje stonden. Een van de orderidders was bijvoorbeeld de Spanjaard Manuel Sanchez Covisa. Diens naam verscheen voor het eerst in de beginjaren zeventig in de internationale pers. Hij bleek onderdak te hebben verleend aan twee Italiaanse vluchtelingen, die de regie hadden gevoerd bij een couppoging in Rome: prins Valerio de Borghese en Stefano della Chiaie. In 1977 haalde hij opnieuw de pers. Toen trof de Spaanse politie in de woning van Sanchez Covisa namelijk een flinke hoeveelheid goud aan die was buitgemaakt bij de opzienbarende bankroof bij de Society Generale in
Nice op 18 juli 1976. De onderneming had onder supervisie gestaan van Alberto Spaggiari. Een medewerker van Della Chiaie, die onder meer zijn sporen had verdiend bij terreurgroeperingen als de Franse OAS en de Portugese Aginter Press.
Hoofd van de Franse tak van de orde was de echte prins Jean de Broglie. Een vooraanstaand Frans politicus en intimus van de presidenten De Gaulle en Giscard d'Estaing. In 1973 kwam De Broglie in beeld bij de Franse recherche. Als directeur van een concern dat toebehoorde aan de Katholieke lekenorganisatie Opus Dei werd hij verdacht van een grootscheepse vervalsing van staatsobligaties, illegale wapenleveranties aan de christelijk/falangistische regering van Libanon en handel in strategische goederen, waaronder uranium. Voordat de justitiële val dichtklapte werd de prins op 24 december 1976 vermoord. Zijn naam dook in 1981 posthuum nog eens op bij een Belgisch onderzoek naar de smokkel van in Frankrijk gestolen uraniumstaven door een bende waarvan ook een van De Broglies vroegere vertrouwelingen deel uitmaakte. In België behoorde de zakenman Gustave Keteleers tot de top van de orde. Uit een onderzoek van een Belgische rogatoire commissie en de recherche kwam eind jaren tachtig aan het licht, dat hij contacten onderhield met de Syrisch/Palestijnse combine van Manzur el-Khassar. Een van de sinistere complotteurs uit de kring van Oliver North in het Iran/Contra-schandaal, die handelde in alles wat Allah verboden had (ondermeer uranium, wapens en drugs) en wiens naam zowel verbonden was aan de Palestijnse overval op het cruise-schip Achille Lauro als het uiteenspatten van de PanAm-Boeing boven Lockerbie. De leiding van de Italiaanse afdeling van Brimeyers orde was in handen van een nep-prins: Basilio Petrucci. Nadat hij in 1977 was overleden nam diens zoon Arnaldo de fakkel over. Deze maakte ondermeer furore door Giancarlo Parretti tot ridder van de orde te benoemen. De met de mafia verbonden Parretti heeft in de jaren tachtig en negentig samen met de met Gelli's P2-loge gelieerde Florio Fiorini en diens SASEA-consortium gigantisch huisgehouden in de internationale financiële wereld. Zoals bekend uit talloze publicaties werden zij bij hun zwendelpraktijken trouw terzijde gestaan door een aanzienlijk aantal bekende figuren uit het Nederlandse bedrijfsleven. Na de Franse bank Credit Lyonnais bijna tot faillissement te hebben gebracht sneuvelde Parretti bij zijn poging (onderandere met hulp van Petrucci) de Amerikaanse filmgigant MGM over te nemen.

Giftig water
Volgens de voormalige mafia-leider Jimmy Fratianno in zijn boek The Last Mafioso zou "prins" Petrucci sr. in 1976 door de mafia worden ingehuurd om zanger Frank Sinatra in aanwezigheid van een aantal hoge Vaticaanse prelaten tot ridder te slaan. In het scenario voor de plechtigheid in Las Vegas was ook een Nederlandse naam opgenomen. De vertegenwoordiger van de orde in de Verenigde Staten tegenover Sinatra: "It looks quite promising that prince Bernhard of Holland will also attend if we can arrange for his transportation'. De zanger voelde blijkbaar nattigheid en zijn ridderschap werd van de agenda afgevoerd. Het zou overigens de tweede maal zijn geweest, dat prins Bernhard namens de club van Brimeyer in de VS actief was. In 1969 sloeg hij in New York de Amerikaanse oogarts dokter Morrison tot ridder als dank voor diens geslaagde medische ingreep bij Bernhards dochter, prinses Christina. De prins werd bij de plechtigheid gechaperonneerd door de nepprins Robert von Brancovan en de valse baron Von Blomberg.

Mogelijk heeft de door de FIOD van witwaspraktijken verdachte Nederlandse vermogensbeheerder Dirk De Groot bij zijn destabiliseringsoperatie in de Sovjet-Unie geen weet gehad van de betrokkenheid van het hierboven beschreven netwerk van charlatans, louche zakenlui, geheimagenten en rechtsextremisten. Zelfs niet achteraf. Maar blijkbaar was de top van het Britse effectenhuis James Capel begin 1993, toen het net rond Wanta zich langzaam begon te sluiten, wel op de hoogte geraakt van wat incriminerende aspecten van De Groots activiteiten. Zij gaf in februari van dat jaar opdracht aan haar Nederlandse dochteronderneming Van Meer James Capel om de rekeningen van De Groots onderneming ESC af te sluiten. Een reden voor dat ingrijpende besluit werd niet gegeven. Het enige wat de Britse leiding van James Capel kwijt wilde was: "The water is poisoned".

Jan Portein

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 317, 23 januari 1998

  • Datum: .

De Operatie Clickfonds, het justitieel onderzoek naar frauduleuze praktijken op de Amsterdamse Beurs, heeft zich tot nu toe geconcentreerd op de vraag wie via zogenaamde coderekeningen bij het Zwitserse Mississippi-concern van de Neder-
lander Dirk de Groot zwart geld heeft witgewassen en de belasting heeft getild. Op de lijst van verdachten prijken ook de namen van drie Duitsers. Twee van hen behoorden ooit tot de direktie van de gerenommeerde Dresdner Bank. De derde maakte deel uit van Dresdner Finance in Amsterdam. Het lijken wat fremde Ente in de Amsterdamse beursbijt. Maar dat is schijn. Hun bank was al in de jaren zeventig geen onbekende in het duistere geld-circuit. Een mooie aanleiding voor een korte
trip door deze schemerwereld.

Bussum
Zoals inmiddels bekend is werd het idee van de code-konstruktie door vermogensbeheerder De Groot al in de vroege jaren zeventig voorgelegd aan de leiding van het gerenommeerde Amsterdamse effektenhuis Van Haften en Co. De momenteel op hun proces wachtende beursmusketiers en Yab Yum-tijgers Adri Strating en Han Vermeulen namen daar in die tijd de posities in van direkteur en bijzonder procuratiehouder. Voor zover nu naar buiten is gebracht viel De Groots kwartje toen nog niet. Pas jaren na hun vertrek bij Van Haften op 31 december 1974 zouden Strating en Vermeulen het idee van hun bemiddelde client in de praktijk hebben gebracht via de zogenaamde Mississippi-accounts. Mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Volgens Timothy Thomason, een goede vriend van de familie De Groot, wisten de zogenoemde tweehonderd van Mertens ("het waren er eerder tweeduizend") namelijk al eind jaren zestig van de mogelijkheden die Mississippi bood. En maakten er gebruik van. Zo ook Thomason. De uit Canada afkomstige doctorandus was in de jaren zestig samen met zijn vrouw initiatiefnemer bij de vorming van de International Broadcast Society. Een club die door het uitwisselen van programma's tussen landen uit verschillende werelddelen (inclusief het oostblok) de kwaliteit van het aanbod van radio en teevee op een hoger plan wilde krikken. Een roerend voornemen dat zelfs de Binnenlandse Veiligheids Dienst in beweging bracht. Een poging om Thomason te strikken voor een samenwerkingsverband leed echter volgens hem al in een vroeg stadium schipbreuk. De doelstellingen van Thomasons hemelbestormers en die van de Haagse mollen waren niet te combineren. Binnen de IBS groeide bij de leden inmiddels het idee om via een zeezender hun visie met betrekking tot een meer volwassen programma-aanbod gestalte te geven. Min of meer daartoe aangemoedigd door de milde houding van de Nederlandse overheid tegenover Radio Noordzee en Veronica, die toen al geruime tijd vanuit zee een stukje van de ether onveilig maakten met popmuziek en reclame. Maar het ontbrak Thomason cs. aan voldoende financiële middelen. Eind jaren zestig kwam er licht in de duisternis. Via een accountant, een familielid van zijn vrouw, maakte Thomason kennis met Dirk de Groot. Hij legde zijn plannen voor aan deze voor hem toen nog onbekende internationale financier. Door middel van een iets serieuzere programmering met veel middle-of-the-road muziek dacht de IBS-topman de konkurrentieslag te kunnen aangaan met Noordzee en Veronica. De Groot zag er blijkbaar wel wat in en informeerde bij een paar van zijn Mississippi-clienten of zij wat venture-capital wilden fourneren voor Thomasons initiatief. Hij vond een stel gewillige oren en Thomason kon aan de slag. Hij richtte in Bussum een imposant kantoor in en liet vervolgens via een lokaal advokatenkantoor in Liechtenstein de Kangaroo Pioneering Company en de Salt Water Foundation registreren. De reden voor die konstruktie is niet moeilijk te raden. De IBS schafte twee schepen aan. Allereerst de coaster "Zeevaart", die werd omgedoopt tot "King David" en als eerste in de wereld het ruime sop koos onder Liechtensteinse vlag. Daarnaast werd de kleinere, als bevoorradingsschip geplande "Twee Gezusters" gekocht die het Panamese dundoek kreeg toebedeeld en verder door het leven ging als "Kangaroo". Op 1 mei 1970 verscheen Radio Capital voor het eerst in de Nederlandse ether met een proefuitzending. Op 10 november van dat jaar -na vele ups en downs- was het voor de zender al einde oefening. Toen sloeg de King David namelijk van zijn ankers en strandde 's ochtends om zes uur op de kust bij Noordwijk. De firma Wijsmüller trok het schip nog wel vlot, maar de verzekeringsmaatschappij manouvreerde de IBS-claim in de fuik van de kleine lettertjes en Capital Radio ging ter ziele. De Mississippi-investeerders waren hun geld kwijt en het echtpaar Thomason zijn spaarcentjes. Maar ondanks dit echec bleven de Canadese ether-piraat en De Groot buddies for ever.

Geen groot verhaal misschien, maar het staat model voor wat later zou uitgroeien tot het schandaal dat wij nu voor een klein deel hebben leren kennen. Tegelijkertijd vormt het eens temeer het bewijs, dat de Mississippi-route toen al ruim en breed bekend was bij de "tweeduizend" van Mertens en een groeiende populariteit genoot. Dat De Groot dus bij de in die tijd als deftig bekend staande Van Haften en Co. geen gehoor zou hebben gevonden, wekt groeiend ongeloof. Temeer omdat zich niet eens zo erg lang na de overname van dit effectenhuis door de Friesch Groningsche Hypotheekbank in januari 1975 zich gebeurtenissen voordeden die het begrip deftig van een andere dimensie voorzagen.

Monaco
Bijvoorbeeld in 1978. In de herfst van dat jaar vroeg een direkteur van de Dresdner Bank aan een goede zakenrelatie in Nederland of hij een koper wist voor een pakket aandelen Daimler Benz ter waarde van 100 miljoen gulden. Die relatie was Ed Masson, het toenmalige hoofd van de afdeling Leningen en Effecten van het Algemeen Burger Pensioenfonds (ABP). Rond dat pakket moet een maffia-aroma hebben gehangen, want Masson schakelde voor het aftasten van de markt een man in die niet bepaald een vlekkeloze reputatie genoot: Guido Marcus Haak. Hun eerste kontakt zou tot stand zijn gebracht door een wederzijdse relatie, een aannemer uit Utrecht. Er kan hier sprake zijn geweest van een bewust gekozen omweg om andere grote haaien niet attent te maken op het smakelijke aas aan de Dresdener hengel. Volgens de in dit milieu goed ingevoerde Joris van de Wereld, de "deep throat" van de Volkskrant in de ABP-affaire, stond de uit Goes afkomstige Haak namelijk op goede voet met Pietro Antonio Ursone. Een man van Siciliaanse bloede die wellicht om die reden bekend stond als de Peetvader. De vaak tijdens zijn wandelingen door Wassenaar met een Garibaldi-hoed getooide Ursone nam in de jaren zestig voor de Haagse onroerend goed-molog en voormalig "verzetsheld" Reinder Zwolsman de honneurs waar in Italie. In een wat later stadium klom hij op tot president-commissaris van de Hollandsche Beton-groep (HBG). De facto de hoofdaannemer van het ABP. De verhouding tussen Ursone en Haak zou zelfs zo goed zijn geweest, dat de Zeeuwse scharrelaar in tijden waarin hem de grond wat al te heet onder de voeten werd meermalen zijn toevlucht zocht in het luxueuze optrekje van de "Peetvader" in Monaco. De HBG-bons was een geziene verschijning in het belastingparadijs van prins Rainier. Mede daarom vervulde hij er in de periode tussen maart 1972 en september 1976 zelfs de funktie van Nederlands honorair consul. Naast Guido Haak ontving hij in zijn appartement ook vele vertegenwoordigers van het Nederlands bedrijfsleven en goede kennissen als Ruud Lubbers en HBG-adviseur Norbert Schmelzer. Of Ed Masson ook tot Ursone's gasten heeft behoord aan de rustieke boorden van de Middellandse Zee is niet duidelijk. Vast staat wel, dat hij op het moment van de schermutselingen rond het aandelenpakket Daimler Benz al geruime tijd uitstekende betrekkingen onderhield met de top van Ursone's HBG. Die werden voor een gedeelte in stand gehouden door steekpenningen die via een rekening van een met de HBG gelieerde firma bij Banque de Suez in Luxemburg hun weg vonden naar Massons eigen BV De Heem in Den Haag. Dankzij de uitstekende relaties die Haak zowel met de ABP als de HBG onderhield was het voor direkteur K.H.A. van Arem van Van Haften en Co geen enkel punt om Massons vertegenwoordiger te voorzien van een schriftelijke machtiging alvorens hem met het Daimler Benz-pakket de boer op te sturen.
In het volgende Kleintje wordt beschreven hoe het Guido Haak verder verging en op welke wijze de Dresdner Bank betrokken raakte bij een grootscheepse drugsannex zwart geld-affaire in het diepe zuiden van Spanje.

Jan Portein.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 319, 22 maart 1998

  • Datum: .

n het vorige Kleintje besteedden wij aandacht aan de met het beursschandaal verbonden Dresdner Bank en hoe een Nederlandse scharrelaar de boer opging met een onwelriekend aandelenpakket van die bank in het Midden-Oosten.In deze aflevering komen zijn Palestijnse werkgever en diens internationale avonturen aan bod,alsmede een drugs- annex zwart geld-affaire waarin opnieuw de Dresdner een rol heeft gespeeld.

Beiroet.
De in de vorige episode van dit epos geintroduceerde Guido Haak fungeerde in de jaren zeventig, begin jaren tachtig als Europees agent van een handelsfirma in Beiroet die onder leiding stond van de in 1933 in Haifa geboren Palestijn Hassan
Zubaidi. Het lag dus voor de hand, dat hij eventuele belangstellenden voor het bewuste aandelenpakket in de Arabische wereld zocht. Al dan niet met assistentie van zijn broodheer in Libanon. Zubaidi had in het circuit van de snelle dollar al een grote naam opgebouwd.In heel wat westerse landen stond hij op de opsporingslijst wegens grootschalige zwendelpraktijken. Maar er was meer. In diezelfde periode was hij namelijk toegetreden tot een combine waartoe ook Rifaat Assad, een broer van de Syrische president en de Syrische zakenman Manzur el-Khassar behoorden. Zij handelden in alles wat Allah verboden had: langs kronkelige routes verkregen sigaretten, verdachte chemische produkten, schroot,uranium, kostbare metalen, wapens en de in het westen zo geapprecieerde heroine en hash uit de door de Syriers praktisch geheel beheerste Bekaa-vallei.
Langs deze weg bouwde de Palestijns/Syrische combine een buitengewoon interessant netwerk van zakelijke konnekties op. Zo raakte zij verbonden met: - de Palestijnse terroristenleider Abou Abas; - de o.a. met de Amerikaanse vice-president Bush samenwerkende Saoedische zakenman Adnan Khashoggi en - de naar Zwitserland uitgeweken Amerikaanse zwendelaar-en gros Marc Rich. Volgens Britse en Amerikaanse bronnen werden Assad c.s. in de jaren tachtig aangepeild door een lid van de staf van president Reagans National Security Council: kolonel Oliver North. Deze haalde het Syrisch/Palestijnse trio over tot participatie aan het Iran/Contra-projekt. Zij kregen o.a. in ruil voor hun inzet bij het vrij krijgen van Amerikaanse gijzelaars en een omvangrijke wapenleverantie aan de Nicaraguaanse contra's de garantie, dat hun drugslijn via Frankfurt naar de VS door een speciale unit van de CIA zou worden be

schermd. Mocht deze lijn onverhoopt toch ontdekt worden dan zou het voor de buitenwacht gaan om een infiltratie-operatie van de Drugs Enforcement Agency (DEA). Om op die wijze het distributie-netwerk van de Syrisch/Palestijnse organisatie in de Verenigde Staten in een klap uit te roeien. Een IRT-variatie die noch in het rapport van de kommissie Van Traa noch in de ontboezemingen van Klaas Langendoen aan de orde is geweest, maar die misschien ooit nog eens de inhoud zal zijn van een doctoraal-scriptie: de rol van de geheime diensten bij de drugssmokkel via Nederland.
De profijtelijke Syrisch/Palestijnse drugslijn van Assad c.s. werd inderdaad in de tweede helft van 1988 blootgelegd in Libanon door een team van de Amerikaanse Militaire Inlichtingendienst o.l.v. majoor Charles McKee. De oekazes die de ma- joor over zijn bevindingen aan het hoofdkwartier van de CIA in Langley stuurde, vonden geen respons. Des devils besloot McKee zijn team uit Libanon terug te trekken. Op 21 december 1988 maakte de Pan Am-jumbo "Maid of the Seas" tijdens zijn vlucht vanuit het Midden-Oosten naar de VS een tussenlanding in Frankfurt. Kort daarna koos het toestel opnieuw het luchtruim en explodeerde een paar uur later boven het Schotse Lockerbie. McKee en zijn team behoorden tot de 259 slachtoffers.

Washington.
Zubaidi was ondertussen in een ondergronds gevecht gewikkeld geraakt met de Amerikaanse overheid. Voor zijn bijdrage aan de geheime Iran/Contra-aktiviteiten, die volgens zijn verklaring tegenover een Belgische rogatoire kommissie o.m. bestonden uit de leveranties van wapens en uranium aan Iran, had hij 3,5 miljard dollar ontvangen in de vorm van een aantal promesses aan toonder met verschillende vervaldata. Het bedrag vormde een onderdeel van een deposito van ruim tien miljard dollar bij de Canadese Nova Scotia Bank ten name van de Windsor Trust. Tekenbevoegdheid berustte bij ene Michael Graham. De rekening was geopend via de op Wallstreet door de handel in junkbonds berucht geworden financiële instelling Drexel,
Barnham, Lambert. In die tijd de voornaamste trait-d'union tussen het financiële hart van de wereld en de in november j.l. door de ING overgenomen Brusselse Banque Lambert. Verzilvering van de promesses bleek moeilijkheden op te leveren. President Reagan zou de rekening hebben laten blokkeren toen Zubaidi met het geld van de eerste vervallen promesse de PLO van wapens had voorzien. De Palestijn probeerde ver- volgens langs allerlei slinkse wegen de Amerikaanse waardepapieren toch te gelde te maken. O.a. met hulp van een paar hoge Indonesische regeringsfunctionarissen en de Belgische zakenman Gustave Keteleer (zie Kleintje nr. 317). Washington stak daar een stokje voor, door de promesses als falsificaties aan te merken. In feite betekende dat voor Zubaidi einde verhaal in deze zaak.
Ook het leven van zijn Nederlandse agent ging niet over rozen. Haak raakte o.m. betrokken bij een geruchtmakende internationale aandelen-zwendel via de Swissoil Corporation en het "rippen" van een kleine 10 miljoen dollar van het Britse Leger des Heils. Bij beide deals werkte hij samen met associe's van de Amerikaanse mafia. Een van hen was de uit zijn ambt gezette advokaat Thomas Quinn, die in ons land ook al enige naamsbekendheid verwierf door zijn konnektie met Robert Jan Doorn. De libertarische onroerend goed- en aandelenschuifelaar Doorn was ooit de eerste Nederlander die door Justitie aan een ander land werd uitgeleverd. In dit geval aan Zwitserland waar hij verantwoordelijk werd gehouden voor een interna- tionale mega-zwendel. Verder was zijn naam verbonden aan een coup-poging op de Nieuwe Hebriden in 1980 onder auspiciën van de op een nieuw vrijhandelsgebied azende Phoenix Foundation, die o.a. gebruik maakte van de diensten van de beruchte Amerikaanse wapenhandelaar Mitch WerBell III, alias de "Dwarf". Of het pakket Daimler Benz-aandelen van de Dresdner Bank inderdaad via de in het vorige Kleintje beschreven route Masson,Van Haften,Haak en Zubaidi zijn weg heeft gevonden naar een Arabische kluis, is altijd duister gebleven. Masson kon niets meer gevraagd worden over deze materie wegens een falende verbinding met het hiernamaals. En verzoeken om een gesprek aan het adres van Haak werden gehonoreerd met een diep stilzwijgen. Maar dat het bij de Dresdner Bank niet om een enkele verdwaalde manager ging die voor duistere zaakjes te porren was,staat vast. Dat blijkt o.m. uit de volgende affaire.

Benalmadena.
Volgens verschillende bronnen uit de hierboven beschreven schemerwereld, o.w.een oude zakenpartner van Haak en Zubaidi, speelde de Dresdner bank eveneens een belangrijke rol bij het witten van niet geheel kosher verkregen Nederlandse kapi- talen aan zonnige Zuideuropese kusten. Ook die praktijken dateren al uit de jaren zeventig. De methode was kinderlijk eenvoudig. Het geld werd allereerst gesluisd naar een achter een coderekening (!) verborgen external account bij de Dresdner Bank in Essen, die onder toezicht stond van een daartoe speciaal aangewezen manager. Vervolgens werd het via een vestiging van Credit Suisse in Zwitserland overgeheveld naar de onder leiding van direkteur Roberto Calvi staande en met het Vaticaan verbonden Banco Ambrosiano in Milaan. Het deposito diende als onderpand voor een lening bij een Spaanse financiële instelling tegen een alleszins redelijke rente. In veel gevallen was dat de Banco Ambrosio in Madrid die in handen was van de Katholieke lekenorganisatie Opus Dei. Het geleende kapitaal werd aangewend voor toeristische projekten aan de Costa's en daarmee was het zwarte geld de witte wereld ingesluisd.
Een voorbeeld van een dergelijk projekt was volgens een uitgebreid artikel in het Spaanse weekblad Interviu de exklusieve marina in het tussen Torremolinos en Fuengirola gelegen dorp Benalmadena aan de Costa del Sol. Het initiatief tot de aanleg ervan werd in 1978 genomen door de Madrileen Edmundo Alfaro Villen, direkteur van de Spaanse financierings- en beleggingsmaatschappij Fidecaya. Het kapitaal van deze maatschappij, dat grotendeels bestond uit moeizaam vergaarde spaargelden van de Spaanse kleine man, was niet toereikend voor de ambitieuze plannen van direkteur Villen. Hij ging dus op zoek naar een beleggingspartner en vond die in Nederland: de met de Friesch-Groningsche Hypotheekbank gelieerde Al- mathon BV van de in die tijd beruchte Haagse krottenkoning Harry Hilders. Op 29 maart 1979 ondertekende de beide ondernemers een samenwerkingskontrakt. Almathon c.q. de Friesch-Groningsche zou 44 miljoen gulden bijdragen. De administratieve rompslomp zou in handen blijven van Villen. Een jaar daarna bleek dat laatste geen wijs besluit te zijn geweest. Fidecaya ging met veel geraas ten onder. De spaarcenten van duizenden eenvoudige Spaanse burgers bleken te zijn verdwenen. Het projekt in Benalmadena dreigde door dit alles op losse schroeven te komen staan. Op 29 augustus 1980 verzamelde een aantal belanghebbenden o.w. Hilders zich in hotel Melia Castillo in Madrid om zich te beraden over de ontstane situatie. Na vier dagen stonden alle neuzen weer in dezelfde richting. De voorbereidende werkzaamheden in het kader van de marina werden voortgezet. Niet alleen tot opluchting van de "witte" Nederlandse participanten, maar ook van hun stille vennoten. Tot die laatste categorie behoorde Tinus Fens, de toenmalige koning van de Haagse onderwereld, die in die periode een toernee maakte langs een reeks sobere optrekjes van de Staat der Nederlanden als penitentie voor een omvangrijke heroinesmokkel uit Thailand. Volgens bronnen uit het milieu zou hij 14 miljoen gulden hebben bijgedragen aan het stokpaardje van Villen en Hilders. Kort na zijn vrij- lating werd in het voorjaar van 1984 een aanslag op hem gepleegd in een Haagse horeca-gelegenheid. Die mislukte nog, maar op 17 december van datzelfde jaar legde "Mooie Tinus" toch het loodje. In de hal van het gebouw waar Almathon was gevestigd werd hij door een Noordafrikaanse man vermoord. Roberto Calvi was twee jaar daarvoor al gesneuveld in Londen. Hij zou daar kontakt hebben gezocht met hoge vertegenwoordigers van Opus Dei bij een ultieme poging om de Banco Ambrosiano van de ondergang te redden. Het bleek vergeefs. Zijn door de schandalen rond de vrijmetselaarsloge P-2 geplaagde bank sloot zijn deuren. Miljoenen dollars bleken te zijn verdwenen. De Dresdner zou na de ineenstorting van Calvi's bank de verplichtingen en lopende zaken van het bovenstaande circuit geruisloos hebben overgenomen. In dat licht is het nauwelijks verwonderlijk, dat achter coderekeningen op het Mississippi- lijstje dat de FIOD bij zijn onderzoek in het Amsterdamse beursschandaal hanteert de namen schuilgaan van drie leidinggevende heren van de Duitse bankreus.

Jan Portein.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 320, 24 april 1998

  • Datum: .

In één van onze voorafgaande bijdragen over het Hollandse beursschandaal schonken wij aandacht aan de rol die Mississippi-roerganger Dirk de Groot heeft gespeeld bij wereldwijde financiële manipulaties die de val van de Sovjet Unie ten doel hadden. Daarbij werd hij geassisteerd door een combine van met de CIA gelieerde figuren en ridders van de in Den Haag gevestigde oecumenische Souvereine Militaire Hospitaler Orde van St. Jan van Jerusalem (OSJ). In deze episode nog iets meer daarover.

Crime International BV
Het was niet de eerste keer, dat deze uiterst rechtse combine zich intensief inzette bij het op deze wijze destabiliseren en uiteindelijk ten val brengen van een links bewind. In november 1975 sneuvelde in Australië de ruim drie jaar oude Labour-regering van Edward Whitlam dankzij de gezamenlijke inspanningen van gouverneur generaal en OSJ-lid sir John Kerr en CIA-toppers als Ray Cline en William Colby. De regering-Whitlam was na haar aantreden onder andere overgegaan tot de erkenning van Noord-Vietnam en Noord-Korea en was voornemens de CIA-basis in Australië te sluiten. Daarmee maak je jezelf niet populair in de westerse centra van de macht. Via allerlei duistere financiële manipulaties waarbij de Nugan Hand Bank een voorname rol speelde werden Whitlam cs. in moeilijke posities gemanoeuvreerd en vervolgens door de stoomwals van de overwegend rechtse pers platgereden.
Toen in 1975 naar buiten werd gebracht, dat promesses behorende bij een forse lening, die de Labour-regering was aangegaan in verband met een prestigieus oliewinningsproject, in handen waren geraakt van de Russische Narodny-Bank waren de rapen gaar. Gouverneur Kerr stuurde de regering naar huis en nieuwe verkiezingen brachten de conservatieven weer aan het roer. Pas na jaren kwamen de Australische kiezers erachter hoe ze bij de neus waren genomen. Een van de katalysatoren van dit bewustwordingsproces vormde het faillissement van de Nugan Hand Bank in 1980. Onderzoek wees uit, dat de bank zich jarenlang schuldig had gemaakt aan het witwassen van winsten uit de illegale handel in wapens en drugs. De duisterlingen achter de schermen hoorden lang niet allemaal thuis bij de zogenoemde onderwereld, maar ook bij een paar geheime diensten en parallelle organisaties als de OSJ. Zoals wij in een vroeger stadium al hebben vermeld moet prins Bernhard een prominente figuur binnen deze orde zijn. Aanwijzingen voor die veronderstelling waren de ridderslagen die ZKH uitdeelde aan een paar verdienstelijke wereldburgers tijdens een bijeenkomst in New York in 1969, toen de orde juist in het leven was geroepen. En zijn geplande aanwezigheid bij de in 1976 door de Amerikaanse mafia geïnitieerde inauguratie van Frank Sinatra in Las Vegas. De toch al met Lockheed-perikelen opgezadelde premier Den Uyl bleef dit schandaal bespaard, omdat de plechtigheid rond de met de cosa nostra verbonden zanger te elfder ure werd afgefloten. Maar volgens de officiële annalen was de prins wel aanwezig bij de met veel rim-ram omgeven geboorte van de Belgische afdeling van de orde op 29 januari 1985 in New York. De motor achter dit initiatief was de louche Belgische zakenman Gustave Keteleer die wij in de vorige aflevering in het Kleintje al hebben geportretteerd als vertegenwoordiger van de Palestijns/Syrische wapens en drugsorganisatie van Rifaat Assad, Manzur el-Khassar en Hassan Zubaidi.

Via de mafia naar Rome
Net als hun ordebroeder Keteleer stortten leden van de Italiaanse tak van de OSJ zich in de eerste helft van de jaren tachtig op de met massa's wapen- en drugsdollars gevulde ruiven die tussen de strijdende partijen in de Golfoorlog waren opgesteld. Samen met ondermeer de CIA, de Amerikaanse luchtmacht, Gelli's P2-loge en één van de FIAT-bedrijven van prins Bernhards oude vriend Agnelli. Volgens de New York Times speelde ook nog een andere goede bekende van ZKH een uitermate belangrijke rol in deze roversopera. Dat was Maxwell Rabb, de door president Reagan in 1981 benoemde Amerikaanse ambassadeur in Rome. Rabb had toen al een uiterst bevlekte reputatie. Voordat hij in 1953 toetrad tot de regering-Eisenhower had de voormalige Harvard-student zich in Washington jarenlang warm gelopen onder het toeziend oog van Henry Cabot Lodge, gedurende decennia een van de zwaargewichten in de Amerikaanse buitenlandse politiek. Na beëindiging van zijn politieke carrière in 1958 zocht Rabb zijn geluk in het zakenleven en lieerde zich met Ed Levinson. Een partner van Meyer Lanski, de 'minister van Financiën' van de Amerikaanse mafia. Langs deze weg veroverde Rabb in de jaren zestig een warm plekje binnen de bestuurscolleges van een aantal door de mafia gerunde hotels op de Bahama's en de Antillen en in Las Vegas. Zij vormden een op het oog nette cover voor enorme, onder leiding van Lanski staande gok- annex witwasoperaties.
Rabb genoot in mafiakringen kennelijk al snel zoveel vertrouwen dat hij een directiezetel kreeg aangeboden bij de Sterling National Bank. Hij aanvaardde het aanbod gretig en hield het pluche daarna langdurig warm. De bank was in 1929 gesticht door Frank Erickson, die in datzelfde jaar tevens hoofd werd van de mafia-gokbranche in New York. Het moge duidelijk zijn wat voor bank de Sterling National was. Pas in begin jaren tachtig, toen Rabb comfortabel naar Rome was verhuisd, werd de Sterling door de Amerikaanse federale overheid voor de rechter gesleept wegens belastingontduiking. Praktisch tegelijkertijd werd zij door de Italiaanse justitie ervan beschuldigd als wasserette te hebben gediend voor inktzwart geld van mafiabankier Michele Sindona en 27 miljoen dollar daarvan te hebben laten verdwijnen.

Een sjeik en een SD-agent
Midden jaren zestig breidde de inmiddels met de mafia geassocieerde Rabb zijn zakelijke invloedssfeer ook naar Europa uit. Hij werd de grootste aandeelhouder van het Londense Finance International. Een financieringsmaatschappij onder leiding van de Pakistaanse sjeik Ali Ahmed. Volgens zegslieden uit de Amsterdamse onderwereld had deze sjeik ook al geen smetteloos blazoen. Hij zou al in de jaren veertig in een Indiase gevangenis hebben gezucht wegens grootscheepse goud- en diamantsmokkel en voor een gigantisch bedrag zijn vrijgekocht. Eind jaren veertig, begin jaren vijftig hield hij zich bezig met een internationale wapensmokkel vanuit Nederland en Engeland naar het in 1947 gevormde Pakistan, dat in voortdurende gewapende onmin leefde met buurland India. Een van de partners van Ali Ahmed bij deze smokkel was de Britse wapenfabrikant en MI-6 agent Sir Denis Kendall uit Grantham. In die tijd lid van het Lagerhuis en één van de intimi van sir Winston Churchill. In 1957 liet hij zich naturaliseren tot Amerikaan en vestigde zich in Beverly Hills. Gedurende de decennia daarna gaf hij leiding aan een reeks van bedrijven en laboratoria die zich bezighielden met de ontwikkeling van chemische en bio-wapens. Alles ten dienste van het ene hogere doel: het 'ausradieren' van het wereldcommunisme. Een en ander belette hem niet om zich ook verder te bekwamen in het conventionele handwerk. Samen met FIDCO uit Lexington, Kentucky, een CIA-coverfirma en haar dochteronderneming Euramae op Cyprus bemoeide Kendall zich in de jaren zeventig en tachtig met drugs- voor wapens- operaties in Zuidoost-Azië, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika. Op het Afrikaanse continent speelde Kendall vaak zijn sinistere machts-spelletjes met een Britse partner: Tiny Rowland. Een krantenmagnaat en wapenhandelaar van Duitse afkomst. Aardig detail: tussen 1935 en 1938 onderhield Rowland contacten met de toen in Engeland verblijvende Abwehrspion Soltikov. Deze Duitse graaf kreeg daarna van zijn Abwehrchef Richard Protze opdracht de familie Lippe-Biesterfeld in het oog te houden. De wereld is klein.
Terug naar Rabb. Zijn komst bij Finance International ging gepaard met de vorming van een zakelijke alliantie met het Nederlandse Comtrax, dat onder leiding stond van de Nederlandse zakenman Guillaume Meertens. Deze voormalige Nederlandse top-agent van SD-ers als Klaus Barbie en Willy Lages mocht zich na de oorlog verheugen in de vriendschap van prins Bernhard, voor wie hij ook zakelijk activiteiten ontplooide. Gezien het geheimzinnige karakter daarvan is het niet uit te sluiten, dat hij daarbij gebruik maakte van zijn intact gebleven liaisons met het nazi-netwerk van Barbie, Skorzeny en de Nederlandse gebroeders Sassen. Een netwerk dat zich zoals bekend onder andere bezighield met wapens- en drugshandel en medeverantwoordelijk was voor een imposante reeks van terreurdaden en een aantal al dan niet gelukte staatsgrepen.
Zeker is dat Meertens zich, in het kader van de zakelijke activiteiten van de FI/Comtrax-alliantie in 1966, buitengewoon verdienstelijk maakte door ZKH en de sjeik te introduceren bij Edmond de Rothschild. Een gerenommeerde Franse bankier, die er overigens niet voor terugdeinsde om ook zakelijke contacten te onderhouden met de met Rabb's mafiabank verbonden Michele Sindona. De wereld is bijzonder klein. Tot de 'assets' van FI/Comtrax behoorden in de tweede helft van de jaren zestig en begin jaren zeventig naast de Uruguayaanse vice-president en top-functionarissen uit Mauritius, Congo Brazzaville, Kenia, Tanzania en de Filippijnen ook de Duitse Bundes-president Walter Scheel, president Bhutto van Pakistan, president Suharto van Indonesië en koning Hassan II van Marokko. Er werd met hen druk onderhandeld over interessante projecten als de bouw van hotels, wegen, fabrieken, huizen en leveranties van ruwe olie. Maar voor zover waarneembaar kwam er nooit veel van terecht. Het leek allemaal sterk op handel in lege dozen, wat een beproefde methode is voor het coveren van illegale activiteiten. ZKH lobbiede in sommige gevallen persoonlijk ten behoeve van FI/Comtrax. Bijvoorbeeld bij zijn vriend koning Hassan II. Een man wiens rijkdommen voornamelijk hun oorsprong vonden en vinden in de export van een populair genotmiddel. Bij het intercontinentale vervoer daarvan en in de verkoop spelen Nederlandse experts op dit specifieke terrein een stevig partijtje mee. Die maken overigens lang niet allemaal deel uit van de club van 'druglords' als Bruinsma, Urka, Verhoek en Rommy. Maar wel van de club van 'tweeduizend' van Mertens (zie Kleintje 319), die hun zwarte geld listig onderbrachten bij Mississippi-strateeg Dirk de Groot. Op een paar interessante gevallen komen wij nog terug...

Jan Portein

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 321, 22 mei 1998

  • Datum: .

In de eerste vier afleveringen van onze rondgang door de spelonken van de financiële onderwereld lieten wij ondermeer de verbindingen die bestonden tussen Dove International - één van de investeringsvehikels van beursgoeroe Dirk de Groot - en allerlei duistere politiek-criminele organisaties de revu passeren. Een van die louche clubs was de Soevereine Militaire Orde van St. Jan (OSJ), waarbinnen prins Bernhard een belangrijke plaats innam. Langs deze route dalen wij nu opnieuw af. Op zoek naar nog ongeëxploreerde connecties tussen figuren uit de onderwereld en de 'high society'.

Zoals in de voorafgaande bijdragen al aan de orde is geweest onderhield Gustave Keteleer, het in 1985 in aanwezigheid van ZKH geïnstalleerde hoofd van de Belgische OSJ, zakelijke contacten met de top van het Syrische wapen- en drugskartel. Daartoe behoorde naast Rifaat Assad (de broer van de Syrische president) en de Palestijn Hassan Zubaïdi, ook de beruchte Manzur al-Khassar, de zoon van een voormalige Syrische premier.
Manzur begon zijn carrière in de eerste helft van jaren zeventig. Hij opereerde in die periode vanuit Londen en kwam al vrij snel in aanraking met de Britse justitie wegens drugsinvoer via het Joegoslavische Kosovo. Na een gevangenisstraf van twee en een half jaar verhuisde hij met zijn gezin naar een zonniger oord: het Spaanse Marbella. Hij betrok een villa naast het riante optrekje van de Saoedische koning Fahd met wie hij al spoedig op goede voet stond.
Dat gold eveneens voor de ook al vlakbij hem wonende internationale wapenhandelaar Adnan Khashoggi (met wie hij participeerde in het Iran/Contra-verhaal), Philippe Junot (een tijdlang geparenteerd aan de Grimaldi's), de Amerikaanse topzwendelaar Marc Rich (geen onbekende voor de Nederlandse gebroeders Wyler van Granaria) en de Palestijnse guerrilla-leider Abu Abas. Mede dankzij deze relaties klom Manzur op tot de top van de wapens- en drugsbranche in de wereld en genoot deswege enig aanzien bij de fine fleur van deze aarde. In deze kringen was men hier en daar echter minder gelukkig met Manzurs groeiende aandeel in een reeks PLO-aanslagen tegen joodse doelen en Mossad-agenten. Zo ging hij eind 1985, begin 1986 over tot het beramen van een aanslag op een paar Israëlische wapenhandelaren in Amsterdam. Een van zijn maten zou echter de Mossad hebben getipt en de Amsterdamse recherche maakte een voortijdig einde aan Manzurs opzetje. De Syrische evenwichtskunstenaar bleef zelf buiten schot, hoewel er vanuit Nederland wel een poging werd ondernomen om hem erin te luizen. Althans, wanneer wij de inhoud van een veelbesproken bandopname mogen geloven, die in januari 1992 werd geproduceerd door een paar goede subtoppers uit de toenmalige Nederlandse misdaadcompetitie: Charlie Wong en Geurt Roos, de oud-capo van dominee Bruinsma. De tape bevatte een reeks van interessante verhalen met namen en toenamen uit de woelige jaren die Wong en Roos achter zich hadden liggen en was bedoeld als een soort levensverzekering. Maar Wong ervoer al midden 1993 dat zoiets voor kwaadwilligen geen beletsel vormt voor het uitblazen van kaarsen. Bij Roos was dat al een jaar daarvoor door een toeval mislukt toen zijn BMW werd doorzeefd met warm lood uit Joegoslavië. Hij zat echter niet in de wagen. Wel zijn vriend Edwin van Houten, die ter plekke overleed. Merkwaardig detail: volgens verschillende publicaties behoorde de 19-jarige tot de hofhouding van prins Bernhard. Een van de vertellingen van Wong had betrekking op een paar hoogtepunten uit de carrière van een van zijn voormalige gabbers, Rommy.

Rommy en de procureur
Rommy's opkomst in de drugsscene dateert uit de beginjaren tachtig en werd geschraagd door een paar goede contacten in België. Een daarvan was de beroepsgokker Baptist Andries, die wanneer dat zo uitkwam nuttige informatie uitwisselde met een Brusselse substituut-procureur, Claude Leroy. Die verbinding kwam goed van pas toen in september 1984 een paar uitvoerders van Rommy dichtbij Brussel door de politie werden aangehouden met 1300 kilo hasj. De arrestatie bleek het resultaat te zijn van een grootscheeps, internationaal onderzoek naar de activiteiten van Rommy en zijn club. Rommy kwam erachter dat daarover bij justitie in Brussel een interessant dossier op de plank lag. En wat belangrijker was: onder het bereik van Leroy. De deal was snel gemaakt. Via Andries betaalde Rommy rond de twee ton aan Leroy in ruil voor een kopie van dat dossier. Daarin stond ondermeer te lezen dat het drugstransport waarbij zijn uitvoerders tegen de lamp waren gelopen was opgezet en begeleid door het Duitse Bundes Kriminalamt. Uitlokking dus en Rommy's trawanten kwamen in april 1985 op vrije voeten. Maar het betekende wel het einde van de carrière van Leroy, die eind 1985 wegens schending van het ambtsgeheim tot anderhalf jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Hij ging onmiddellijk in hoger beroep, erop wijzend dat hij met het leveren van informatie aan de onderwereld meer aan de weet wilde komen over de Bende van Nijvel en andere tot dat complex behorende affaires. Een bekend soort smoes die ooit uit Amerika is overgewaaid en die in Nederland bijvoorbeeld door het IRT is gebruikt om de massale doorvoer van allerlei soorten shit te gedogen en zelfs te entameren.
In de loop van het onderzoek tegen Leroy werd ook Rommy verhoord. Maar wel op neutraal terrein. In Baarle-Nassau. Volgens de Wong-tapes kreeg Rommy daarna "een vrijgeleide naar Marbella om de heer Mansur in de val te lokken. Want de heer Mansur wordt gezien als een van de grootsten in de hasj in de hele wereld. Maar meneer Mansur, die met de PLO te maken heeft, heeft zijn eigen inlichtingendienst en komt daar dus heel snel achter, dus die laat Rommy lekker gaan. Rommy ging daarop naar Marokko en ging daar lekker de gevangenis in" (Parool 05-11-96).
Rommy verdween inderdaad wegens hasjhandel achter de tralies van een Marokkaanse gevangenis. Maar in tegenstelling tot een aanzienlijk aantal Nederlandse vrachtwagenchauffeurs en toeristen die voor hetzelfde delict al dan niet terecht in koning Hassans bunkers huizen, niet voor lang. Begin 1988 werd Rommy uitgeleverd aan onze zuiderburen voor hasjsmokkel vanuit Marokko naar België. Hij werd veroordeeld tot tien jaar, maar zat er geen dag voor in de gevangenis. Volgens Belgische bronnen omdat hij "die gegevens heeft over de procureur des konings en over die andere mensen die ze chanteerden". Mogelijk, maar volgens Leroy en diens echtgenote Dominique Mersch kan er ook een andere reden zijn.

Rommy en de prins
Zowel Leroy zelf als zijn echtgenote bezochten in het voorjaar van 1986 de naar Paraguay gevluchte Jean Bultot, wiens naam prominent voorkomt in alle publicaties met betrekking tot de bende van Nijvel. De voormalige onderdirecteur van de gevangenis in St.Gillis en wapenexpert had eind januari van dat jaar de benen genomen, omdat hij vreesde voor zijn leven. Hij wist teveel. Vanuit Paraguay startte hij een correspondentie met het justitiële onderzoeksteam van Dendermonde onder leiding van rechter Freddy Troch, die de zaak van de Bende onder zich had. Volgens een rapportage van dat team had Bultot daarin onder meer het volgende vermeld: "Claude Leroy werd tijdens zijn proces geconfronteerd met een ongewoon personage: Rommy, persoon die superbeschermd wordt door een lid van de koninklijke familie in Nederland. Wanneer Leroy Claude gepoogd had om zulks te verklaren zou hij jong zijn gestorven". Troch en de zijnen hadden weliswaar andere prioriteiten, maar hun nieuwsgierigheid naar deze kwestie was wel degelijk gewekt. Een citaat uit een ander vertrouwelijk verslag van het onderzoeksteam dd. 32-06-86: "Leroy heeft als magistraat een internationale drugszaak behandeld. In deze zaak zou hij op "iets groots" gestuit zijn. Hooggeplaatste personen die internationaal gezagsdragend zijn, zouden in deze zaak betrokken zijn. Het onderzoek daarin werd uitgevoerd door Frans Reyniers van de gerechtelijke politie in Brussel. Rommy diende in deze zaak te worden verhoord. Toen Reyniers op rogatoire - getuigen verhorende - commissie naar Nederland moest, bleek dat Rommy al gewaarschuwd was". Blijkbaar was Leroy nog wat voorzichtig, maar Troch cs. zetten door en op 26 juni is de substituut eindelijk bereid man en paard te noemen: "Op een gegeven ogenblik heeft Leroy een onderzoek in verband met drugs. Het bleek dat er ergens in Vlaanderen een clandestien druglabo werd uitgebaat. Op zeker moment werd een camion geladen met hasj onderschept en inbeslaggenomen. Terwijl de politiediensten alles onderzochten in verband met deze trafiek, gebeurde intussen elders in de omgeving van Antwerpen een trafiek van 25 ton drugs. In deze zaak zouden in België geen vooraanstaande personen zijn betrokken, doch in Nederland zou het kopstuk ervan prins Bernhard zijn. Als uitvoerder in verband met deze drugszaak wordt de naam Rommy genoemd, man die grote sier voert in Nederland, aldaar de hand boven het hoofd wordt gehouden door ?. Intussen werd Rommy in Marokko aangehouden, maar over zijn uitlevering werd op geen enkel ogenblik gesproken. In dit verband spreekt Leroy ook over een zekere Andries, die voor Rommy zou werken en drugs zou verhandelen".

de slangenkuil
De ontboezemingen van Leroy lijken op het eerste gezicht sterk op die van een stamineebezoeker na twintig glazen Kwak. Maar wie in dit verband weer eens een bescheiden blik werpt op de lijst van KZH's vrienden, onder wie vele hooggeplaatste personen die internationaal gezagsdragend zijn, bekruipt onwillekeurig toch een gevoel van herkenning.
Zoals al in eerdere afleveringen aan de orde kwam, droeg noch het OSJ- noch het Comtrax/FI-netwerk waarmee de prins gelieerd was een erg koosjer karakter. Verbindingen binnen dit kader met Syrische wapen- en drugsclan van al-Khassar, met de maffia, met (ex-) nazi's en de regimes van Paraguay, Marokko en Pakistan die kapitalen verdienden aan, cq. op de been bleven dankzij de drugshandel, liggen dicht onder de oppervlakte. Om maar niet te spreken van de connecties die ZKH indertijd onderhield met mensen als de maffia- en Mossadbankier Tibor Rosenbaum en de internationale wapen- en drugsfinancier Robert Vesco. En de huidige relatie via de exclusieve greens van een extravagante golfclub in Spanje tussen ZKH en George Bush, de regisseur van een formidabele stroom van wapens voor drugsdeals in het Midden-Oosten en Latijns-Amerika.
Het is dus misschien wel wat onverwacht dat de naam van de prins opduikt in het Belgische Bende van Nijvel-dossier, maar echt vreemd is het ook weer niet.

Jan Portein

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 322, 18 juni 1998

  • Datum: .

Joop Verroen en de beursbengels

Voor deze aflevering over de achtergronden van het beursschandaal keren wij terug naar 16 december 1996. Op de avond van die dag vond in Zeist een merkwaardige inbraak plaats bij het Landelijk Recherche-team. Een uit financieel experts samengestelde unit, die het "follow the money"-adagium koesterde bij de jacht op groot wild. De dieven namen ongestoord twee laptops en een aantal diskettes mee met informatie over een paar lopende onderzoeken. Begin januari 1997 kwam de zaak naar buiten via het programma van de inmiddels naar SBS getransfereerde Kuifje van RTL, Peter R. de Vries, en groeide uit tot de LRT-affaire.

door Jan Portein

In de uitzendingen die Peter R. aan de affaire wijdde nam hij een paar mensen op de korrel die blijkens de inhoud van de diskettes in de belangstelling stonden van de LRT-rechercheurs. Tot die uitverkorenen behoorden onder andere makelaar en Pavarotti-aanbidder Harry Mens, vastgoed-, paarden- en aan-
delenverzamelaar Ed Maas en de eenvoudige vakbondsman Joop Verroen. De onthullingen van Peter R. schoten bij Maas in het niet daarvoor bestemde keelgat en hij stuurde stante pede zijn advocaat de baan op. Dat was mr. Oscar Hammerstein. Een wat omstreden jurist, maar zeer "well-connected". Zo zou hij zich zelfs volgens de Volkskrant ooit een paar maal met prins Willem Alexander tegoed hebben gedaan aan de geneugten van het Amsterdamse uitgaansleven. En onderhield hij daarnaast jarenlang een soort Bommel-Poes relatie met mr. Frits Salomonson, de juridisch adviseur en intimus van Willem Alexanders ouwelui.
Peter R. bood Maas in het daaropvolgende hoofdstuk van Kuifje in LRT-land licht-hakkelend zijn verontschuldigingen aan en liet hem in zijn programma zelfs demonstratief een kluis bezorgen bij het LRT-kasteel. Dan konden de jongens en meisjes van dat woelmuizenteam voortaan hun laptops en diskettes wat beter opbergen. Peter R. richtte zijn pijlen daarna min of meer noodgedwongen op Joop Verroen. Deze zou zich ondermeer hebben beziggehouden met het construeren van routes waarlangs gelden van vakbondsleden uit de haven- en vervoersector werden weggesluisd naar investeringen in een paar vreemdsoortige projecten in de Dominicaanse Republiek. Volgens de FNV ging het om oude, allang ontzenuwde geruchten. De vakbond sleepte Peter R. voor de rechter en won de zaak. Pas toen werd het beeld bij RTL wat scherper afgesteld. De genoemde gelden zouden zijn afgetapt uit de voorraden van het Pensioenfonds van Vervoers- en Havenbedrijven (PVH). En Verroen vertegenwoordigde sedert 1984 de vakbond bij de top van dit fonds.

Glad ijs
Het was niet voor het eerst, dat het betrokken pensioenfonds in opspraak kwam. Eind 1987 bleek het PVH grootaandeelhouder te zijn van Westhaven. Dat fonds was het rudiment van de Amsterdamsche Droogdok Maatschappij, die in 1984 na jarenlange strijd van de zijde van de werknemers failliet was gegaan. Westhaven beschikte in die periode over niet meer dan een geldzak van een paar miljoen en het terrein van de voormalige ADM. Het fonds stond oorspronkelijk onder controle van een paar beleggers die in 1990 deel zouden gaan uitmaken van de investeringsgroep Courtier. Als primus inter pares van deze nijvere groep gold de nu binnen het kader van het beursschandaal van belastingontduiking etcetera verdachte Berry van den Brink en de naar Belgische dreven uitgeweken Frits Salomonson als diens paladijn.
Midden 1987 werd Westhaven overgenomen door de Investeringsmaatschappij Nederland (IMN) van ex-belastinginspecteur Wim Jenezon. Met hulp van het PVH. Een klein jaar later deed dezelfde combinatie een vermetele poging om nog meer poten onder het kostelijke meubilair van Van den Brink cs. weg te zagen door een overval te plegen op één van de paradepaardjes van de Courtier-groep in wording, de Industriële Maatschappij. Er volgde een bikkelharde strijd waarin zich ook de enigmatische investeerder Jan Jurgen Kuijten mengde. In 1990 werd de strijd beslecht. Jenezon verliet gewond het slagveld. Kuijten, die bekend stond als iemand die de wet nogal eens testte op zijn rekbaarheid, nam via zijn Venture Fonds Nederland voor een respectabel bedrag zowel de Industriële Maatschappij als de Investeringsmaatschappij Nederland over.
Tot ieders verbazing bleek niet lang daarna, dat het PVH het gladde Thialf-ijs van Jenezon had ingeruild voor het nog gladdere Calgary-ijs van Kuijten. Verroen cs. hadden zich achter de schermen verzekerd van een aanzienlijk aandelenpakket Venture Fonds Nederland dat zich qq. bezighield met op zijn zachtst gezegd avontuurlijke beleggingen en vindingrijke constructies. Geen voor de hand liggende investering voor een normaliter op safe spelend pensioenfonds.

OPTAS
Op 1 januari 1991 werden de pensioenen van de administratieve sector van de haven- en vervoersbedrijven ondergebracht bij een nieuwe, in dit verband opgerichte verzekeringsmaatschappij, de NV OPTAS in Rotterdam. Twee van de drie commissarissen waren gelieerd met de Groupe Courtier: Frits Salomonson en de ex-directeur van het Centraal Planbureau Peter Barend de Ridder.
Dit duo raakte datzelfde jaar nog in perikelen verzeild die de facto het einde van Courtier inluidden en de top van de met dit schandaal verbonden Nederlandse Middenstandsbank rigoureus uitdunden. Die perikelen hadden betrekking op het automatiseringsbedrijf Newtron van Courtier-lid Willem Smit, dat eind 1990 naar de beurs was gebracht. Smit, die lijf en leden liet beschermen door ex-wereldkampioen judo Willem Ruska, bleek de hoge winstverwachtingen niet te kunnen waarmaken. Binnen het bedrijf heerste een bestuurlijke chaos. Er werd gerotzooid bij het leven. Zodanig zelfs dat de voorzitter van de raad van Commissarissen, voormalig minister van Verkeer en Waterstaat Neelie Smit-Kroes, zich genoodzaakt zag om vroegtijdig op te stappen. Naar eigen zeggen kon zij kon zich niet verenigen met de heersende moraal binnen Newtron. Volgens haar was bij verschillende lieden in de top van het bedrijf het gevoel voor mijn en dijn nogal vervaagd. De aandeelhouders, waaronder Adri Strating (één van de hoofdverdachten van het beursschandaal en "uitvinder" van Courtier), zagen de rampzalige gebeurtenissen met lede ogen aan. De ultieme reddingspogingen van de zijde Berry van den Brink, Peter de Ridder en Frits Salomonson hadden hetzelfde effect als een hartmassage bij een diepvrieskip. Midden 1992 viel dan ook de vlag bij Newtron. Vrienden waren geen vrienden meer. Groupe Courtier brokkelde langzaam af.

Frits
In de jaren daarna kwam de als uiterst aimabel bekend staande Frits Salomonson in zwaar weer terecht. Zowel in de privésfeer als zakelijk. Dat nam niet weg, dat hij samen met De Ridder in april 1994 nog tot commissaris werd benoemd bij OPTAS Schade NV. Een nieuwe dochteronderneming die in het leven was geroepen om het WAO-hiaat in de administratieve sector van Haven en Vervoer te dichten. En bovendien kreeg het roemruchte Courtier-duo diezelfde functie toebedeeld bij OPTAS Leven NV, een levensverzekeringsmaatschappij.
Met name op dit laatste specifieke verzekeringsterrein raakte Salomonson, die in de jaren daarvoor bekwaam kaap-SASEA had gerond en zonder kleerscheuren de golf van NORO was overgestoken, als een van de topfiguren van de Banque de Suez verzeild in de gevaarlijke grondzeeën van het Vie d'Or-schandaal. In 1995 maakte deze nauw met de Banque gelieerde levensverzekeraar snel water en ging met veel geraas naar de kelder. Na een diepgaand onderzoek bleek zo'n 180 miljoen gulden via een Antillenroute verdwenen te zijn. Een flink aantal dossiers was eveneens onvindbaar en in vakkringen ging het sterke gerucht dat Vie d'Or een witwasserij was geweest voor drugsmiljoenen. Het zou niet de laatste keer zijn dat de naam van de advocaat van het Koninklijk Huis in verband werd gebracht met drugsaffaires. Zo kwam in die jaren tijdens het IRT-onderzoek onder leiding van Maarten van Traa aan het licht, dat Salomonson tussen 1984 en 1988 als president-commissaris mede-verantwoordelijk was geweest voor een witwasconstructie bij het beursgenoteerde bedrijf TextLite via het zwart verhandelen van personeelsopties aan buitenstaanders. Bij deze handel zouden drugsgelden van de organisatie van de in 1991 vermoorde Dominee Bruinsma een andere kleur hebben aangenomen. De naam van Salomonson kwam eveneens voorbij in een geruchtmakende affai-
re rond zijn "jonge vriend" mr. Oscar Hammerstein. Deze werd ervan beschuldigd in samenspel met onder andere voormalig luxe bordeel-houder Ronnie Galjaard 17 miljoen drugsguldens een megaperl-sopje te hebben gegeven in één van de Zwitserse wasserettes van de bekende libertarische zakenman Robert Jan Doorn. Oscar werd vrijgesproken, maar was zeker niet onbeschadigd uit de strijd tevoorschijn gekomen. Niettemin is hij inmiddels terug aan het front. Niet alleen als advocaat van Maas, maar ook als verdediger van Rommy (zie Kleintje Muurkrant nummer 322).

Peter
In tegenstelling tot wat iedereen zou denken was het leven van Salomonsons OPTAS-collega Peter Barend de Ridder ook niet elke dag paaseieren geweest. Zoals vermeld belandde hij via de Courtier-groep in het begin van de jaren negentig in de grabbelton van Newtron. Maar dat was niet de enige traumatische ervaring die hij als een van de grootste particuliere beleggers van Nederland in de loop van de tijd opdeed. Zo raakte hij tezelfdertijd als commissaris verwikkeld in het gekrakeel rond het beleggingsfonds Groeigarant en de beheersmaatschappij daarvan, Financial Services Europe. Beide geestes- en troetelkinderen van zijn vriend Ton Jongbloed, die begin 1989 onder druk van de Frederiksplein-clan van Wim Duitenberg na wat al te avontuurlijk bankieren en het schermen met geheime dossiers het veld had moeten ruimen bij Staal Bankiers. Toen de groei bij Groeigarant eruit raakte en met een scherpe bocht de terugweg werd aanvaard zorgde SOBI-inquisiteur Pieter Lakeman voor extra commotie door te openbaren, dat rond de directeur van het bedrijf eenzelfde aroma hing als Neel bij Newtron had waargenomen. En dat een essence daarvan ook in de raad van commissarissen rondzweefde. Ondanks heftig remmen en bijsturen van De Ridder gierde Groeigarant bergafwaarts. De koene chauffeur wist met veel kunst en vliegwerk de zaak op de weg te houden, tot een veilige P tenslotte soelaas bood en hij met enige opluchting het vehikel kon verlaten. Hij beloofde zichzelf voortaan wat voorzichtiger te zijn en stapte in de
vertrouwde Gestion-bus van zijn voormalige Courtier-partner, Adri Strating.
Samen met onder andere een paar aardige jongens van andere pensioenfondsen die al jarenlang meegingen met door Adri georganiseerde toertochten genoot OPTAS-commissaris De Ridder allereerst van een uitgebreide koffietafel in Stratings eigen villa in Baambrugge, de "Witte Olifant". Een prachtig optrekje, dat had toebehoord aan de voormalige koning van de Amsterdamse onderwereld, Zwarte Joop de Vries, die op zijn beurt zijn hart weer had verpand aan de "Pink Elephant". En toeval bestaat niet: Iemand uit diens vroegere kennissenkring bezat in Italië de "Gelukkige Olifant". Wie naar het verleden kijkt van deze drie roemruchte Nederlanders moet het volmondig eens zijn met het Indonesische volksgezegde: "Waar olifanten samenkomen, lijdt het gras". Na de koffietafel bracht het beleggersgezelschap onder leiding van Adri vervolgens een bezoek aan de Bijenkorf. Niet alleen om te kijken
of hun ingelegde centjes adequaat werden gebruikt, maar ook om wat presentjes mee te nemen voor moeders thuis. De interessante rondrit werd besloten met wat ontspannen gokken in het
casino van de firma Bever. De meesten van het vrolijke gezelschap waren net bezig een aardige winst weg te halen uit het "black jack"-hoekje van croupier Brom toen een inval van de FIOD een abrupt maakte aan de leuke dag. Adri Strating werd opgepakt wegens frauduleuze activiteiten. Een paar anderen van het busgezelschap deelden zijn lot. De Ridder riep zonder beschuldigd te zijn dat hij onschuldig was. En dat hij boos was op Strating. Tot nu is dat voldoende gebleken.

Reorganisaties
Ondertussen was Joop Verroen namens de FNV betrokken bij moeizame onderhandelingen met de werkgevers om tot een nieuw centraal akkoord te komen inzake de pensioenen van de havenwerkers. In december 1996 was het zover en Verroens taak als landelijk onderhandelaar was daarmee ten einde. Verroen in het Rotterdamsch Dagblad van 12-12-96: "De klassenstrijd in de haven is voorbij. De werknemers hebben een goede rechtspositie. Ze zijn geëmancipeerd, doen mee in de samenleving. We zorgen er nu voor die zekerheden vast te houden. Het veranderingsproces in de haven gaat ondertussen door: niet langer met je rug naar het werk staan, maar met je neus. En het werk opeisen. Nu ga ik het akkoord als "gewoon" bestuurder in de Rotterdamse haven uitvoeren en bewaken." Dat laatste duurde niet lang. Na de uitzendingen van Peter de Vries in het
kader van de LRT-affaire begin 1997 ging Joop met vakantie. Eind mei nam hij voortijdig ontslag bij de bond om gezondheidsredenen. Naar verluidt met een koperen handdruk. Hij verhuisde naar de Dominicaanse Republiek, kocht daar twee leuke optrekjes en een prijzig autootje. Mede daartoe in staat gesteld door een cheque uit Londen van een naamloze weldoener.

Uit een opgave bij de Rotterdamse Kamer van Koophandel dd. 6 juni 1997 blijkt, dat bij OPTAS een rigoureuze reorganisatie had plaatsgevonden. Er was een holding in het leven geroepen als overkoepelend orgaan boven de al bestaande OPTAS-NV's. Het lag in de bedoeling om in 1998 ook de andere sectoren van het PVH over te dragen aan de goede zorgen van deze holding, waar opnieuw De Ridder en Salomonson tot commissarissen waren benoemd. Opvallend was dat zowel in de talloze publikaties over deze twee financiële bollebozen als in hun officiële cv's hun werkzaamheden voor OPTAS onvermeld zijn gebleven. Maar je hoeft ook niet alles aan de grote klok te hangen. Hoe dit ook zij, eind 1997 -toen de voorgenomen reorganisaties hun beslag hadden gekregen- verdwenen hun namen wel geruisloos uit de OPTAS-annalen.

Gezien de hierboven beschreven gebeurtenissen en de strapatsen van hoogwaardigheidsbekleders bij andere pensioenfondsen binnen het raam van het beursschandaal is het voor de werknemers in de Nederlandse havens misschien niet onverstandig om bij hun vakbond eens te informeren of de koers binnen het PVH en OPTAS altijd wel recht-zo-die-gaat is geweest. En of de kwestie-Verroen inderdaad niets om het lijf had, terwijl het LRT diezelfde kwestie als "politiek gevoelig" omschreef. Want ook voor werknemers geldt al geruime tijd de noodzaak: niet langer met je rug naar je geld staan, maar met je neus.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 323, 17 juli 1998

  • Datum: .

Een uitgebreide selectie van professionele snuffelaars onder leiding van Officier van Justitie Henk de Graaff is nog steeds bezig met het blootleggen van een netwerk van lepe spaarders die zich zeker zo'n 25 jaar lang via de Zwitserse weg illegaal hebben verrijkt (zie ook "de tweeduizend van Mertens" in Kleintje Muurkrant 319).

door Jan Portein

Dat gebeurt in redelijke stilte. Toch valt uit het weinige dat langs de vertrouwde routes naar de pers is gedirigeerd op te maken, dat De Graaff's speurneuzen veel aandacht besteden aan een sterk met Nederland gelieerde Zwitserse bank en een nauw daarmee verbonden associé op het terrein van beleggingen: Bank Cantrade en Experta.

De Bank
Voordat professor Arnold Heertje - na zelf jarenlang vele smakelijke vorkjes te hebben meegeprikt uit de vleespotten van de bevriende beursbengels - zichzelf plotseling als een Deep Throat ex machina bij De Graaff presenteerde en de officier wees op de rol die beide Zwitserse instellingen bij de geruchtmakende beursfraude hadden gespeeld, waren her en der hun namen al gevallen. Zonder dat dat merkwaardigerwijs ergens in publicitair Nederland een Aha-erlebnis teweegbracht.

Een paar voorbeelden met betrekking tot Cantrade:
1. Toen eind 1990 het justitiële onderzoek naar de rol van de Femisbank bij het onderbrengen van avontuurlijk bijeen vergaard geld rigoureuze vormen begon aan te nemen, deed de Utrechtse vrije ondernemer Ronnie Galiart op 29 december van dat jaar een vergeefse poging om bij de bank 17,5 miljoen gulden los te peuteren. Die stond daar geparkeerd achter een coderekening. Op 4 januari 1991 kwam Galiart terug met zijn raadsman, mr. Bob van der Goen. Een advocaat die samen met een telg uit de familie Van Zinnicq Bergmann (een familie die warme relaties met Paleis Soestdijk onderhoudt) een prestigieus kantoor in Soest runde met filialen in Londen en Zürich. Na wat licht onwelvoeglijke aandrang werd het bedragje door een Femis-employé alsnog overgemaakt naar de NMB. Tijdens een gerechtelijk vooronderzoek bleek het door Galiart en Femis beheerde kapitaal toe te behoren aan de bekende Surinaamse rijst- en houthandelaar Shyam Guptar, werd het door het Openbaar Ministerie als drugsgeld aangemerkt en waarde zoals gebruikelijk in dit soort gevallen de geest van Desi door de dossiers. Hoe dit ook zij, Van der Goen zorgde er na intensief driehoeksoverleg met zijn collega Oscar Hammerstein van advocatenkantoor Boekel de Neree en accountant Rob Boon van Deloitte en Touche voor dat Guptar's florijnen alsnog veilig werden opgeborgen. Via Luxemburg kwamen zij terecht bij de Bank Cantrade. Van daaruit werden zij dan eind januari verder geëxpedieerd naar een rekening bij een Zwitserse hypotheekbank. Geruime tijd later slaagde een hijgende Vrouwe Justitia er echter in om de Surinaamse miljoenen toch nog te achterhalen. In het strafproces dat volgde wisten de twee advocaten zichzelf vrij te pleiten. De accountant ging voor het luik.

  1. Na de fusie tussen de Nederlandse Middenstandsbank en de Postbank eind 1989 ontspon zich binnen de leiding van het bedrijf een kleurrijke machtsstrijd tussen de NMB- en Postbank-fracties. In de herfst van 1992 was het pleit beslecht ten gunste van de Postbankboys onder leiding van Godfried van der Lugt, de huidige topman van de ING. Na diens overwinning barstten de min of meer te verwachten roddels over hem los. Een daarvan is in deze context interessant. Volgens dit verhaal zou Van der Lugt namelijk in zijn pre-Postbankperiode, toen hij carrière maakte bij de door zijn vader bestierde Nederlandse Crediet Bank, persoonlijk zwart geld-transporten naar het land van Milka en horloges hebben begeleid. De rond zestig miljoen gulden die daar uiteindelijk mee gemoeid waren zouden deels hebben toebehoord aan "een beruchte Amsterdamse onroerendgoedhandelaar" (zie Groene Amsterdammer 26 juli 1995). Goede kandidaten voor die kwalificatie waren zowel Ronnie van der Putte als "ome" Jaap Kroonenberg, die toen beiden grote zaken deden met Mavic Financieringen BV, een dochterbedrijf van de NCB. Het zwarte geld zou gedeponeerd zijn op het hoofdkantoor van de Bank Cantrade in Zürich. Als een cruciale bron het niet op het laatste moment had laten afweten zou deze geschiedenis de kolommen van de Volkskrant hebben gehaald. Nu bleef zij helaas apocrief. Maar het is wel saillant dat in dit verband de naam van Cantrade viel. Kennelijk werd die in dit milieu geassocieerd met een wasserette.
  2. In de jaren tachtig ontwikkelde zich in de financiële wereld van Australië een bittere strijd om de macht tussen twee beursgiganten: Robert Holmes a Court en "comin' man" John Dorman Elliott. De laatste was op het overnamepad en kwam daarbij binnen de invloedssfeer van Holmes a Court. Elliott gebruikte bij zijn veldtocht op zijn minst ongebruikelijke en volgens het Openbaar Ministerie zelfs ongeoorloofde middelen. De in Nederland sedert de werkzaamheden van de commissie Van Traa gemeengoed geworden begrippen als personeelsopties en preferente aandelen kregen via de pers ook "down under" een bekende klank. Het O.M. zocht na de vrede brengende samensmelting van Elliott's onderneming Elders met Holmes a Court's BHP 10 jaar lang naar de adders onder Elliot's gras. Er bestond namelijk een sterk vermoeden dat Elliott een gedeelte van de financieringsgelden voor een wat duur uitgevallen bedrijfsovername in 1984 en voor de uiteindelijke fusie met BHP in 1988 in eigen zak gestoken had. Vooral de listig buiten zicht gemanoeuvreerde aandelen van de naar Nederlands recht gestichte dochteronderneming Elders NV, die 18 procent van het aandelenkapitaal van de moedermaatschappij controleerde, prikkelde de nieuwsgierigheid van het O.M. Op het oog had een zakenconglomeraat, waarvan notabene het Internationale Rode Kruis de belangrijkste component vormde, recht op het leeuwendeel van het jaarlijkse dividend. Maar de Australische onderzoekers kwamen tot het besef dat het om een façade ging waarachter zich de werkelijke eigenaren moesten schuilhouden. En zij gingen dus te rade bij de bank die voor de verdwijntruc had gezorgd en zowel van hoed als rand wist: Bank Cantrade. De bank - in de persoon van Gerrit van Riemsdijk - bezwoer dat Elliott en zijn naaste medewerkers niet de eigenaren waren van het aandelenpakket Elders NV., maar weigerde te openbaren wie dan wel. Zwitsers bankgeheim. Einde verhaal. Het Australische O.M. wierp niet zo lang geleden de handdoek in de ring. Een kostbare speurtocht van tien jaar kwam daarmee ten einde. Elliott ging vrijuit.

De Associé
Dan een paar voorbeelden van Experta's duistere praktijken:
1. Deze inmiddels in verschillende compartimenten verdeelde vermogensbeheerder verspreidde al in de jaren zeventig de geur van W.C. Duck door haar betrokkenheid bij de illegale gok activiteiten van "Zwarte Joop" de Vries, de koning van de Amsterdamse Wallen. De Vries, die bankierde bij Slavenburg, kreeg vanaf 1973 voor de organisatie en het sluizen van de winsten daarvan assistentie van de financiële top van de Amerikaanse mafia: Meyer Lanski en diens eerste luitenant Dino Cellini. Experta handelde "ten faveure van Nederlanders van wie de namen nooit naar buiten werden gebracht". Ook binnen dit met de mafia verbonden illegale gokwezen (zie "Sasea: la filiere hollandaise" in Celsius, september 1989). Zoals bekend maakte Lanski om de miljoenen van zijn organisatie in Zwitserland wit te wassen gebruik van hetzelfde financiële circuit dat voor Victor Baarn cs. een paar Lockheed-douceurtjes in veiligheid bracht en midden 1974 de verkoop van ZKH's pittoreske kasteeltje Warmelo regelde. Bij dit laatste was ook oud-KLM directeur J.A. Ritmeester van der Kamp actief. Hij werd in 1976 tot voorzitter van de toen in het leven geroepen Stichting Raad voor de Casinospelen benoemd. Al spoedig na het openen van de eerste officiële casino's onder Van der Kamp's toezicht gonsde het van de geruchten. De winsten zouden systematisch worden afgeroomd ("skim-money") en naar Zwitserland worden gesluisd. Toen één van de betrokkenen tegenover De Telegraaf over deze materie uit de school had geklapt kreeg hij een leuke baan op de Antillen. Na onderling overleg met de top van de officiële gokbranche zag de krant af van publikatie. Het is de vraag in hoeverre er verband bestaat tussen bovenstaande gebeurtenissen en de arrestatie eind vorig jaar van Theo van Keulen, een voormalig topman van Holland Casino. Hij werd beschuldigd van het op grote schaal ontduiken van belasting via de Zwitserse weg en is inmiddels veroordeeld.

  1. In 1988 ontwikkelde zich in Frankrijk een beursschandaal met de kracht van een tornado. Vooral omdat in het centrum ervan een aantal intieme vrienden van president Mitterrand opdook, onder wie de toenmalige minister van Financiën en latere premier Pierre Beregovoy, diens vriend Roger-Patrice Pelat en de nestor van de Franse Parti Socialiste, Max Theret. Zij waren vroegtijdig ervan op de hoogte geraakt, dat de aluminium-reus Pechiney (een Frans staatsbedrijf) in het geheim voorbereidingen trof voor de overname van de Amerikaanse verpakkingsonderneming Triangle American Can. Via een Zwitserse route verwierven zij samen met een paar andere beurshaaien voornamelijk op Wallstreet flinke pakketten aandelen van het Amerikaanse bedrijf. Na de overname door Pechiney en het bekendmaken van het overnamebedrag schoten de aandelen Triangle omhoog en Mitterrand's musketiers haalden bekwaam hun winst uit voorkennis binnen. De Amerikaanse beurscontrolecommissie rook echter onraad en kon na een diepgaand onderzoek de plot goeddeels reconstrueren. Dat resulteerde onder andere tot een zich jarenlang voortslepend strafproces in Parijs met vrij pittige straffen aan het eind van de rit. Beregovoy zag de bui hangen en pleegde op 1 mei 1993 zelfmoord. Pelat was in maart 1989 al "normaal" overleden. De ook met mafiazetbaas Paretti in de slag zijnde Theret kreeg twee jaar voorwaardelijk aan zijn pantalon en een boete van 8 ton. Overigens was uit het Amerikaanse onderzoek eveneens gebleken, dat één van de Zwitserse financiële ondernemingen die deel uitmaakten van de plot Experta was geweest.
  2. Na intensief wroeten zag Officier van Justitie De Graaff vorig jaar het licht en zond zijn knokploegen uit voor de arrestatie van meerdere beurscoryfeeën, die volgens hem jarenlang niet alleen de zakken van hun clientèle maar ook die van henzelf hadden gevuld via onoirbare praktijken. Eén van hen was de in het Zwitserse Chur gevestigde Dirk de Groot die aan fiscusallergie lijdende Nederlanders in staat stelde om anoniem hun zwarte geld op zijn zogenoemde Mississippi-rekeningen te stallen en desgewenst het gezellig te beleggen. Bij dat laatste werd regelmatig gebruik gemaakt van de diensten van Experta. Al dan niet via Han Vermeulen, een intieme zakenrelatie van De Groot. En gezien hun nauwe zakelijke verwevenheid met Vermeulen en De Groot is het meer dan waarschijnlijk dat ook de twee andere hoofdverdachten in de beursaffaire, Adri Strating en Eddie Swaab, van tijd tot tijd de Experta-route hebben gevolgd. De zich tegenwoordig in Zwitserland ophoudende Swaab kwam in 1988 al internationaal in het nieuws toen hij werd verdacht van aandelenhandel met voorkennis (zie het Pechineyonderzoek). In die tijd onderhield hij in stilte contact met een voor de Zwitserse Union Bank werkzame effectenhandelaar en met de Nederlands/Franse beleggingsreus Robeco. Hij telde onder zijn clientèle een paar Amerikaanse en Japanse banken en het niet onaanzienlijke Kuwait Investment Office. Daarnaast beheerde hij net als De Groot een stel anonieme "Grancourt"-rekeningen bij Vermeulens effectenkantoor Van Meer James Capel, een dochterbedrijf van de Hongkong and Shanghai Banking Corporation . De voorkennis-zaak rond Swaab was voor de HSBC aanleiding Vermeulen op te dragen de rekeningen van Grancourt af te sluiten.

Een doorkijkje
Bank Cantrade werd in de jaren zestig gesticht door de Nederlander Gerrit van Riemsdijk, die langdurig de functie van president-commissaris vervulde. Zijn zoon Dirk was vanaf midden jaren zeventig eveneens werkzaam binnen Cantrade en schopte het tot directeur. Tot zijn portefeuille behoorde vooral de Nederlandse clientèle van de bank. Er is dus reden om te veronderstellen, dat Dirk van Riemsdijk de eerder aangehaalde Van der Lugt-transporten verder heeft afgehandeld. Sinds 1989 bezat Bank Cantrade ook een dochteronderneming in Amsterdam, op het adres Westeinde 26. Op schootsafstand van Duitenberg's Fort Knox en van de Groene Amsterdammer. In de directie zaten ondermeer mr. Th.J.M. Stalenhoef, afkomstig van de Chase Manhattan Bank die Van der Lugt's Nederlandse Crediet Bank had opgeslorpt, de van de ABN/AMRO afkomstige mr. R.J.J.M. van Zinnicq Bergmann en Marten Godfried van Lanschot die tot eind jaren tachtig deel had uitgemaakt van de raad van bestuur van F. Van Lanschot Bankiers, het elitaire bankbedrijf uit Den Bosch met zijn nauwe banden met Philips en Paleis Soestdijk. In 1992 nam verzekeraar Delta Lloyd de Nederlandse Bank Cantrade over van het Zwitserse moederbedrijf. Begin november 1997 resulteerde dat in het bezoek van een groepje nieuwsgierige heren die namens OvJ De Graaff even in de boeken kwamen neuzen naar mogelijk kwalijk riekende effectentransacties uit het verleden. Dirk van Riemsdijk heeft Bank Cantrade inmiddels verlaten en maakt tegenwoordig deel uit van de leiding van de beheer- en investeringsonderneming Swisspartners Investment Network AG in Zürich. Samen met zijn oude Cantrade-collega Rainer Moser. Swisspartners is een voortzetting van Experta Verwalwaltung. Een nieuwe naam doet soms wonderen. Volgens een met de zaken van de erven Piet Derksen vertrouwde bron bemoeit Dirk van Riemsdijk zich in Nederland intensief met de beleggingsactiviteiten van Uni-Invest. Een beursgenoteerde onderneming met veel Levend Water in de kruipruimte. Eén van Van Riemsdijk's Swisspartners is Jan Willem van Lanschot, die in de presentatiefolder van het Zwitserse bedrijf tot de roerende ontboezeming komt dat helaas "de rendementen net als de bomen niet tot in de hemel groeien". Vooral niet als de wortels al rot zijn. Maar dat zei Jan Willem er niet bij. In de raad van toezicht van Swisspartners zit ondermeer een vertegenwoordiger uit de bedrijfsleiding van Experta BIL (Banque Internationale a Luxembourg) uit Zürich. Het kan nauwelijks toevallig zijn, dat OvJ De Graaff ook de directeur van Experta BIL, de autohandelaar Cor van Rooijen, een tijdje gratis onderdak heeft verleend in een keurig maar sober Nederlands staatshotel. Doel daarvan was ondermeer om Van Rooijen nader aan het gebit te voelen over zijn vermeende betrokkenheid bij de operaties van de beursbengels om Neerlands rijken een behaaglijk Zwitserlevengevoel te bezorgen. De lekkages uit het justitieel onderzoek naar de beursfraude hadden tot nu toe voornamelijk betrekking op de rol van een fors aantal vrije ondernemers en vertegenwoordigers van pensioenfondsen. Nu de speurhonden van OvJ De Graaff blijkbaar de lucht hebben opgesnoven van luitjes uit de "high society" zullen zonder twijfel loodgieters op pad zijn gestuurd om lekkages over "ons soort mensen" te voorkomen. Eens zien of De Graaff ballen heeft.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 327, 27 november 1998

  • Datum: .