- President Gorbatsjov probeert met allerlei staatkundige hervormingen het uiteenvallen van de Sovjet Unie te voorkomen. In de zomer van dat jaar wordt Boris Jeltsin, de voormalige burgemeester van Moskou, tot eerste president van de nog prille Russische federatie gekozen. In die onzekere periode probeert een aantal communistische die-hards het tij nog te keren door een couppoging. De coup mislukt, maar de dagen van Gorbatsjov en de Sovjet-Unie lijken geteld. Jeltsin is bereid voor te gaan bij de laatste slag met het oude regime. Hij besluit tot de geheime opbouw van een 'oorlogskas' en zoekt daarvoor steun in het Westen. Serieuze, officiële geldschieters zijn nog een beetje huiverig om te beleggen in zijn wankele federatie. Maar allerlei firma's uit het westerse zwartgeldcircuit zien grote mogelijkheden opdoemen en schieten de 'witte duif' uit Moskou te hulp.
Tampax en kuikens
Een van die firma's was de Dove Trading Company, waarin zowel Britse als Zuid-Afrikaanse en Nederlandse belangen vertegenwoordigd waren. Een van de leidinggevende figuren bij Dove was de Nederlander Dirk de Groot, alias 'de Grijze'. Een van de hoofdverdachten in het huidige Amsterdamse beursschandaal en volgens zijn echtgenote een felle anticommunist. Het huidige FIOD-onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat zich in de schaduw van Dove Trading de Mississippi-groep schuilhield met zijn coderekeningen en zijn deelnemers uit zowel de top van de Nederlandse witteboordenwereld als de criminaliteit. Of Jeltsins vertegenwoordigers bij de onderhandelingen met de top van Dove Trading in Moskou daarvan op de hoogte waren, is twijfelachtig. Al vrij snel kwamen de gesprekspartners in de Russische hoofdstad tot een in vele opzichten fantastische deal. Dove kreeg een krediet van 140 miljard roebel op een rekening van de Interregionale Commerciële Bank in Moskou. Dove verplichtte zich van haar kant tot storting van 7,8 miljard dollar op een Zwitserse bankrekening om voor dat bedrag de Russische markt te bevoorraden. Daar stond tegenover, dat de westerse hulpverleners via een van de beruchte decreten van Jeltsin vergunning kregen om met gebruikmaking van hun boterzachte roebels zonder tussenkomst van makelaars en zonder belastingverplichtingen Russische olie, zeldzame metalen, schroot etc. op te kopen. Het duurde niet lang voor aan Russische zijde ook artikelen als nucleair materiaal, wapens, iconen, heroïne en andere leuke dingen voor de mensen in de etalage werden gezet. Het is nog niet bewezen, dat Dove Trading ook voor deze koopjes belangstelling heeft gehad. Feit is wel, dat De Groots partner op de Antillen, Greg Elias, inmiddels verdacht wordt van betrokkenheid bij de smokkel van nucleair materiaal naar Cuba. Hoe dit ook zij, om deze moderne versie van de Marshall-hulp volledig in te dekken tegen onvoorziene omstandigheden kwamen volgens Amerikaanse bronnen de partijen overeen, dat zij gezamenlijk een hoeveelheid Russisch goud via het zwarte circuit van de hand zouden doen. Later bleek 2000 ton te zijn verdwenen uit de
kluizen van de Russische Centrale Bank. De oude communistische clan kreeg daarvoor de zwarte Piet toegespeeld. Op 28 januari 1991 arriveerde een Russische delegatie onder leiding van Jeltsins onderminister van Handel Vladimir Kozlov in Zürich voor de presentatie van de eerste boodschappenlijst waarop onder meer Tampax en diepvrieskuikens prijkten. Bij de ontmoetingen in hotel Savoy bleek Dove Trading Company zich voor de uitvoering van de deal onder meer gelieerd te hebben met de Amerikaanse "New Republic Financial Group" en de Nederlandse im- en exportmaatschappij NV Balaton. Niet lang na deze conferentie barstte de bom en kwam de affaire via de internationale pers naar buiten. Toen de kruitdamp was opgetrokken, werd het voor insiders langzaamaan duidelijk, dat de hele onderneming van De Groot en zijn kornuiten op zijn minst twee agenda's had gehad. De een behelsde het langs slinkse wegen vullen der eigen zakken en het witwassen van avontuurlijk verkregen kapitalen. De ander om de Sovjet-Unie politiek verder te destabiliseren door de roebel in een vrije val te dwingen. Die operatie werd zonder twijfel begeleid door een aantal geheime diensten. Eén daarvan was de CIA, de ander mogelijk de Mossad. Dat valt te distilleren uit het verhaal van Leo Emil Wanta, de directeur van de New Republic Financial Group en partner van De Groot in het duistere spel rond de roebel. Een verhaal dat in essentie door de FBI is bevestigd.
De CIA-connectie
De in Appleton, Wisconsin, geboren Wanta werkte naar eigen zeggen al sedert 1963 voor de Amerikaanse overheid in de schaduwwereld van misdaad en geheime diensten. De financieel expert raakte op goede voet met generaal Vernon Walters, Nixons tweede man bij de CIA en later Reagans vertegenwoordiger bij het Vaticaan. In de jaren tachtig breidden zijn werkzaamheden zich verder uit ten behoeve van de batterij aan obscure organisaties die vice-president Bush in hoog tempo uit de grond had gestampt. Ook met functionarissen uit de top van de FBI onderhield Wanta levendige contacten. Zo assisteerde hij hen begin 1981 bij de infiltratie en het opblazen van een mafiaorganisatie die zich bezighield met de onvriendelijke exploitatie van gokkasten. Eind jaren tachtig, tijdens het presidentschap van George Bush, raakte hij in nog ruiger vaarwater. Nog voordat de kompanen van De Groot hun opwachting maakten op het Rode Plein in Moskou, had Wanta daar als directeur van de New Republic Financial Group, de route die de groep internationale financiers daarna zou volgen bij de aanval op de roebel, al uitgezet. Dat het pionierswerk van de met de CIA verbonden financiële whizzkid van hoog gehalte moet zijn geweest, bleek eens temeer in december 1991. Ruim na het naar buiten komen van het roebel-schandaal in de internationale pers. Toen sloot hij namelijk opnieuw een enorme, voor hem uiterst gunstige deal met de Russische regering, waarbij werd overeengekomen dat hij voedsel zou leveren in ruil voor olie. Er werden roebel- en dollarrekeningen geopend bij de Status Credit Bank in Singapore ten name van de Asian-Europe Development Ltd., een frontfirma van de CIA. Die behoorde tot Wanta's imposante netwerk van firma's over de hele wereld, dat door hem was gesponnen voor zijn financiële manipulaties. Vaak in opdracht van de Amerikaanse overheid. Een ander bedrijf dat er deel van uitmaakte was het geheimzinnige AmeriTrust Society. Het beheerde volgens Wanta het waanzinnige bedrag van 250 miljard dollar dat stond geparkeerd op een bankrekeningnummer in Zwitserland. De rekening was geopend in het tijdperk waarin George Bush het in het Witte Huis voor het zeggen had (1981/1992) en behoorde kennelijk toe aan het Witte Huis. Dankzij een lawine aan publicaties sedert het eerste optreden van pentiti als Dick Brenneke en Oscar LeWinter is inmiddels duidelijk geworden, dat in die Bush-periode zowel de CIA als de DIA (de Amerikaanse Militaire Inlichtingendienst) en de Mossad hun greep op de internationale wapens- en drugshandel enorm hebben versterkt. Al was het alleen maar om hun gezamenlijk geheime operaties in Nicaragua, Afghanistan en het Midden-Oosten te kunnen financieren.
De arrestatie van een ambassadeur
In het begin van de jaren negentig werd Wanta ambassadeur van Somalië in Canada. Het hoe en waarom is duister, maar dat hiervoor stevig aan diplomatieke touwtjes moet zijn getrokken, moge duidelijk zijn. In april 1993 veranderde de roebel-manipulator van functie en werd benoemd tot Somalisch ambassadeur in Zwitserland. Begin juni 1993 kreeg ambassadeur Wanta in Zwitserland een seintje uit het nog niet zo lang door de Clintons bewoonde Witte Huis om een belangrijke financiële transactie voor te bereiden die via Credit Suisse moest lopen. Zeventig miljard dollar moest van de AmeriTrust-rekening overgeheveld worden naar de Amerikaanse schatkist en 250 miljoen dollar naar de rekening van het Children's Defence Fund, waarvan Hillary Clinton voorzitter was. Begin juli liet Vince Foster, de tweede man op de juridische afdeling van het Witte Huis, een kamer reserveren in hotel De la Paix in Genève. Op 7 juli meldde Foster zich aan de balie van het luxueuze hotel. Kort daarna arriveerde Wanta met een koffertje vol aandelen aan toonder. Hij overhandigde het aan Foster en na het checken van de inhoud kreeg Wanta een onverhandelbare bankcheque toegeschoven. Na het uitwisselen van de gebruikelijke vriendelijkheden namen zij afscheid van elkaar. Het zou hun laatste ontmoeting zijn. Diezelfde dag nog werd Leo Emil Wanta door de Zwitserse politie gearresteerd op verzoek van de Amerikaanse autoriteiten. Hij zou in de periode 1982/1986 in de staat Wisconsin een belastingschuld hebben opgebouwd van veertienduizend dollar. De Somalische ambassadeur belandde in een Zwitserse cel en hoorde daar op 20 juli dat Foster, een jarenlange intimus van de familie Clinton, dood was aangetroffen in een park in Virginia met een pistool zonder vingerafdrukken in zijn hand. Gezelfmoord. Wanta werd midden november 1993 vrijgelaten. De Israëlische premier Rabin zou daarop hebben aangedrongen, omdat er door de gedwongen afwezigheid van de directeur praktische problemen waren ontstaan bij het beheer van AmeriTrust! Wanta werd uitgewezen naar de Verenigde Staten. In Wisconsin werd hij wegens zijn belastingschuld in 1994 tot 22 jaar veroordeeld. Hij liet het er uiteraard niet bij zitten, maar hield zijn mond over de affaires in Moskou en Genève. Tot september 1996. Toen schreef hij vanuit zijn detentie een brief aan Hillary Clinton. Hij maakte daarin gewag van "short term notes" die in het bezit zouden zijn van haar echtgenoot en de verkoop van goud waarbij het Internationale Monetaire Fonds betrokken zou zijn geweest. Verder wees hij op zijn eigen rol bij de destabilisering van de roebel die dankzij hem de Amerikaanse schatkist rond de 150 miljard dollar zou hebben opgeleverd. Aan het einde van de brief verzocht hij mevrouw Clinton vriendelijk ervoor te zorgen dat hij in vrijheid werd gesteld. Dat gebeurde in februari 1997.
De aanhang van prins Alexis
De verkoop van goud waarnaar Wanta in zijn brief aan Hillary Clinton verwees had zonder twijfel te maken met de verdwijning van de tweeduizend ton uit de kluizen van Jeltsins Centrale Bank. Wanta werd bij die verdwijntruc geassisteerd door de buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van de Russische Federatie in Rome: Roberto Coppola. Volgens de Amerikaanse schrijfster Claire Sterling in haar boek Thieves' World schermde deze zwendelaar-en-gros met valse geloofsbrieven van een Johannieter Orde. Uit een Amerikaans onderzoek bleek het te gaan om de Souvereine Militaire Hospitaler Orde van St. Jan van Jerusalem, Oecumenische Orde (OSJ), die officieel was gevestigd in Den Haag. Op het oog een merkwaardig zootje ongeregeld, dat jarenlang een prins Alexis als beschermheer kende. De prins was geboren in Belgisch Kongo als Alex Brimeyer. Ooit was hij echter tot de overtuiging gekomen dat hij een achterkleinzoon van de laatste Russische tsaar moest zijn. Waarschijnlijker is, dat prins Alexis leed aan een chronische vorm van tropenkolder. Maar om hem simpel af te doen als een soort prins Carnaval van St. Job-in-'t-Goor en omstreken zou een misvatting zijn. Merkwaardigerwijs figureerde hij namelijk prominent in een circuit van uiterst rechtse lieden bij wie geld en macht bovenaan het verlanglijstje stonden. Een van de orderidders was bijvoorbeeld de Spanjaard Manuel Sanchez Covisa. Diens naam verscheen voor het eerst in de beginjaren zeventig in de internationale pers. Hij bleek onderdak te hebben verleend aan twee Italiaanse vluchtelingen, die de regie hadden gevoerd bij een couppoging in Rome: prins Valerio de Borghese en Stefano della Chiaie. In 1977 haalde hij opnieuw de pers. Toen trof de Spaanse politie in de woning van Sanchez Covisa namelijk een flinke hoeveelheid goud aan die was buitgemaakt bij de opzienbarende bankroof bij de Society Generale in
Nice op 18 juli 1976. De onderneming had onder supervisie gestaan van Alberto Spaggiari. Een medewerker van Della Chiaie, die onder meer zijn sporen had verdiend bij terreurgroeperingen als de Franse OAS en de Portugese Aginter Press.
Hoofd van de Franse tak van de orde was de echte prins Jean de Broglie. Een vooraanstaand Frans politicus en intimus van de presidenten De Gaulle en Giscard d'Estaing. In 1973 kwam De Broglie in beeld bij de Franse recherche. Als directeur van een concern dat toebehoorde aan de Katholieke lekenorganisatie Opus Dei werd hij verdacht van een grootscheepse vervalsing van staatsobligaties, illegale wapenleveranties aan de christelijk/falangistische regering van Libanon en handel in strategische goederen, waaronder uranium. Voordat de justitiële val dichtklapte werd de prins op 24 december 1976 vermoord. Zijn naam dook in 1981 posthuum nog eens op bij een Belgisch onderzoek naar de smokkel van in Frankrijk gestolen uraniumstaven door een bende waarvan ook een van De Broglies vroegere vertrouwelingen deel uitmaakte. In België behoorde de zakenman Gustave Keteleers tot de top van de orde. Uit een onderzoek van een Belgische rogatoire commissie en de recherche kwam eind jaren tachtig aan het licht, dat hij contacten onderhield met de Syrisch/Palestijnse combine van Manzur el-Khassar. Een van de sinistere complotteurs uit de kring van Oliver North in het Iran/Contra-schandaal, die handelde in alles wat Allah verboden had (ondermeer uranium, wapens en drugs) en wiens naam zowel verbonden was aan de Palestijnse overval op het cruise-schip Achille Lauro als het uiteenspatten van de PanAm-Boeing boven Lockerbie. De leiding van de Italiaanse afdeling van Brimeyers orde was in handen van een nep-prins: Basilio Petrucci. Nadat hij in 1977 was overleden nam diens zoon Arnaldo de fakkel over. Deze maakte ondermeer furore door Giancarlo Parretti tot ridder van de orde te benoemen. De met de mafia verbonden Parretti heeft in de jaren tachtig en negentig samen met de met Gelli's P2-loge gelieerde Florio Fiorini en diens SASEA-consortium gigantisch huisgehouden in de internationale financiële wereld. Zoals bekend uit talloze publicaties werden zij bij hun zwendelpraktijken trouw terzijde gestaan door een aanzienlijk aantal bekende figuren uit het Nederlandse bedrijfsleven. Na de Franse bank Credit Lyonnais bijna tot faillissement te hebben gebracht sneuvelde Parretti bij zijn poging (onderandere met hulp van Petrucci) de Amerikaanse filmgigant MGM over te nemen.
Giftig water
Volgens de voormalige mafia-leider Jimmy Fratianno in zijn boek The Last Mafioso zou "prins" Petrucci sr. in 1976 door de mafia worden ingehuurd om zanger Frank Sinatra in aanwezigheid van een aantal hoge Vaticaanse prelaten tot ridder te slaan. In het scenario voor de plechtigheid in Las Vegas was ook een Nederlandse naam opgenomen. De vertegenwoordiger van de orde in de Verenigde Staten tegenover Sinatra: "It looks quite promising that prince Bernhard of Holland will also attend if we can arrange for his transportation'. De zanger voelde blijkbaar nattigheid en zijn ridderschap werd van de agenda afgevoerd. Het zou overigens de tweede maal zijn geweest, dat prins Bernhard namens de club van Brimeyer in de VS actief was. In 1969 sloeg hij in New York de Amerikaanse oogarts dokter Morrison tot ridder als dank voor diens geslaagde medische ingreep bij Bernhards dochter, prinses Christina. De prins werd bij de plechtigheid gechaperonneerd door de nepprins Robert von Brancovan en de valse baron Von Blomberg.
Mogelijk heeft de door de FIOD van witwaspraktijken verdachte Nederlandse vermogensbeheerder Dirk De Groot bij zijn destabiliseringsoperatie in de Sovjet-Unie geen weet gehad van de betrokkenheid van het hierboven beschreven netwerk van charlatans, louche zakenlui, geheimagenten en rechtsextremisten. Zelfs niet achteraf. Maar blijkbaar was de top van het Britse effectenhuis James Capel begin 1993, toen het net rond Wanta zich langzaam begon te sluiten, wel op de hoogte geraakt van wat incriminerende aspecten van De Groots activiteiten. Zij gaf in februari van dat jaar opdracht aan haar Nederlandse dochteronderneming Van Meer James Capel om de rekeningen van De Groots onderneming ESC af te sluiten. Een reden voor dat ingrijpende besluit werd niet gegeven. Het enige wat de Britse leiding van James Capel kwijt wilde was: "The water is poisoned".
Jan Portein
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 317, 23 januari 1998
- Datum: .