Skip to main content

maandag 9 februari-2004
Ondanks het feit dat het verhaal over de brief van 1 miljoen al direct na de oorlog rondzoemde duurde het nog zo’n dertig jaar voordat het in de publiciteit belandde. In een artikel in De Telegraaf van 22 januari 1977. Belangrijkste bron voor dat artikel, waarin ook nog even tussen twee happen door werd vermeld dat onze prins in 1937 100.000 Reichsmark zou hebben ontvangen van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn voor verstrekte inlichtingen, was de als verzetsstrijdster geafficheerde Jeanette Kamphorst. De op Majorca verblijvende ex-caféhoudster zou de brief op dat moment in haar bezit hebben gehad en verschillende vrienden vanhaar in Nederland zouden over kopieën ervan beschikken. Dat gold eveneens voor de Britse geheimedienst waarvoor zij gewerkt zou hebben (1). Blijkens een artikel in De Telegraaf van vanochtend blijkbaar niet de enige snuffelcompagnie. Ook de Fransen bleken een copietje in hun bezit te hebben, dat Telegraaf-coryfee Jan Heitink (een van hun agenten in Nederland) in 1981 onder ogen heeft gehad (2). Jeanette’s verzetsverleden was met het blote oog nauwelijks waarneembaar. Niettemin ontving zij naar eigen zeggen sedert het midden van de jaren zeventig een verzetspensioen van ruim anderhalve ton (inclusief emolumenten). Geregeld via de Stichting `40-`45. Toen zij in 1980 overleed bleek de Stichting de voornaamste erfgenaam te zijn. Kostbare voorwerpen als een houten beeld van Hildo Krop, een atlas van Blaeu en een Statenbijbel die tot haar bezittingen behoorden zijn mogelijk langs deze weg naar Amsterdam verhuisd. De vraag is of ook de bewuste brief bij de paperassen zat die de toenmalige directeur van de Stichting en de hem begeleidende advocaat uit Alphen aan de Rijn in haar appartement aan de Paséo Martimo in Palma hebben verzameld en meegenomen. Een dag na haar dood. Wordt het toch nog gezellig.

(1) Feit is dat zij op Majorca omging met Maurice Buckmaster. Tijdens de oorlog hoofd van de Franse afdeling van de SOE.
(2) Wij doelden op Heitink met de zinsnede “Wij zouden Thomas willen zeggen: ga eens te rade bij een oud-collega” in het artikeltje Educatief van gisteren.

  • Datum: .

dinsdag 10 februari-2004
In de zomer van 1945 werd een Brits/Duitse dubbelspion in Amsterdam opgepakt. De Nederlander Gerrit Reede. Hij had een grote rol gespeeld bij de eliminatie van twee verzetsgroepen: de Oranje Garde (in 1940) en CS 6 (in 1942 tot en met 1944). Toen hij in 1949 uiteindelijk voor de kadi kwam kreeg hij vijftien jaar voor het verraad van de eerste groep. CS 6, een onder communistische leiding staande keiharde verzetsgroep, kwam niet aan de orde. Laat staan zijn belangrijke bijdrage aan het Englandspiel. Hij kreeg vijftien jaar, maar werd dankzij allerlei koninklijke gratieregelingen en zijn voorarrest al in deeerste helft van de jaren vijftig op vrije voeten gesteld. Maar misschien hebben ook de activiteiten van Jeanette Kamphorst daartoe bijgedragen (*). Zij bezocht hem een paar maal in de petoet en onderhield een briefwisseling met hem. Niet omdat ze hem graag mocht, maar omdat hij zei ergens een brief te hebben verstopt. Als een soort levensverzekering. Dat zou de beroemde brief van 1 miljoen zijn geweest, waarin Bernilo op 24 april 1942 vanuit Washington zijn diensten aan Adolf aanbood. Dat caféhoudster Kamphorst precies wist waar het over ging moge blijken uit een notitie van haar uit die tijd op de achterkant van een reclamevod van Coca Cola:
“Nr 1. Dat hij wel kan begrijpen dat Hitler de oude koningin niet meer terug wenst, maar als hij en zijn vrouw daarvoor in de plaats zou(den) kunnen komen hij ervoor zou zorgdragen dat (Nederland) Nationaal Socialistisch bestuurd (zou) worden en H. op zijn volle medewerking zou kunnen rekenen”.
Het moge duidelijk zijn wie met Nr. 1 en wie met H. bedoeld werden. Stay tuned.

(*) Zie ook het eerste deel van deze serie.

  • Datum: .

donderdag 12 februari-2004
Al heel kort na zijn veroordeling tot 15 jaar begon dubbelspion Reede tekenen van irritatie te vertonen. Hij voelde zich onrechtvaardig behandeld en wilde de petoet uit. Per saldo had hij in zijn ogen uitstekend werk verricht. Had hij immers niet in samenspraak met zijn Britse en Duitse opdrachtgevers ervoor gezorgd dat CS 6, misschien wel de gevaarlijkste communistische verzetsgroep tijdens WO II, tot de grond aan toe was afgebroken? Had hij niet zo’n magnifieke rol neergezet in het Englandspiel-drama en dat van de Silbertannemoorden? En had hij niet zo keurig zijn mond gehouden over de geheime Brits-Duitse contacten?Of over een brief? Hij begon Jeanette Kamphorst, een nog vrij onervaren actrice op het conspiratieve toneel, deelgenoot te maken van zijn geheimen. En hij stuurde haar op pad om druk uit te oefenen op allerlei lieden die mogelijk bij machte waren om hem uit zijn benarde positie te bevrijden. Zo spraken zij bijvoorbeeld af dat zij binnen die context contact zou opnemen met professor G.E. Langemeijer, ook toen al een invloedrijk man in het Nederlandse befwereldje. Dat ging blijkbaar niet helemaal naar wens. Op 3 juni 1953 schreef hij ongeduldig aan Kamphorst:
“...Wat de correspondentie met professor Langemeijer betreft schrijft u dat u hem 10 dagen (de) tijd gegeven hebt. Maar heeft u daar ook verdere consequenties aan verbonden? Ik bedoel bij niet antwoorden? Zo ja, wat ik ook aanneem, wat zijn dan de volgende stappen ten aanzien van Professor Langemeijer?”
Later zou Kamphorst verklaren dat ze eenmaal bij Langemeijer thuis was geweest en gedreigd had dingen uit diens privéleven naar buiten te tillen als hij niks voor Reede deed. Of die botte chantage effect heeft gehad hebben we niet kunnen achterhalen. Maar feit is wel dat Reede niet zo heel lang meer heeft moeten wachten op zijn vrijlating. Overigens kent zijn brief een interessant vervolg:
“U voelt wel dat als hier thans niets gebeurt de gehele zaak in een belachelijk daglicht komt te staan en hij zeer terecht in zijn vuistje lacht. Mijns inziens rest hier slechts één antwoord en dat is publicatie. Maar dan ook radicaal. Laten we dan voorlopig de twee zaken van prins Bernhard uit het spel laten dan is er toch nog voldoende stof tot publiceren...”
De twee zaken die Reede op het oog had waren de 100.000 Reichsmark die de prins in 1937 ontvangen zou hebben van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) in Berlijn als beloning voor verstrekte inlichtingen. En de stadhoudersbrief die niet bestaat, maar als ie wel bestaat vals is. De brief waarvan Jan Heitink in 1981 een kopie heeft aanschouwd in La Piscine, het hoofdkwartier van de Franse geheimedienst in Parijs. Stay tuned.

  • Datum: .

vrijdag 13 februari-2004
De activiteiten van Jeanette Kamphorst ten behoeve van de in de petoet zittende dubbelspion Gerrit Reede ging beginjaren vijftig niet ongemerkt voorbij. Wie wind zaait oogst nu eenmaal storm. Zo was zij in haar nieuwe woonplaats Aerdenhout bijna het slachtoffer van een ontvoering en was haar huis het doelwit van een inbraak. Door twee figuren uit het avontuurlijke wereldje van Den Haag. Alleen al vanwege de logistieke mogelijkheden in die tijd een tikkie bizar. Twee Hagenaars die uit stelen gaan in een woning in Aerdenhout. Hm. De heren waren nog niet zo lang aan het snuffelen in de vrijriante stulp van Kamphorst toen ze blijkbaar werden gestoord en de benen namen. De ex-caféhoudster was gewaarschuwd en nam maatregelen. Toen ze visite kreeg van de nog jonge Niek Berghuis en diens gade wist zij die laatste over te halen op een vel briefpapier een paar maal haar handtekening te demonstreren. Toen het stel de deur uit was zette zij boven de eerste proeve van mevrouw Berghuis’ kunnen de volgende tekst:
“Ondergetekende verklaart hiermede terug ontvangen te hebben een 11 - zegge elf - stuks papieren betreffende N.J. Berghuis o.a. brief van prins Bernhard der Nederlanden, strijdkrachten, Engelsch stuk enz.“.
Mochten dus opnieuw een paar rakkers een inbraak plegen dan zouden ze het door de jonge mevrouw Berghuis ondertekende epistel vinden en de aandacht voor Jeanette Kamphorst zou daarmee aanzienlijk worden gereduceerd. Netjes? Nee. Leep? Ja. Niek Berghuis was overigens de zoon van N.J. “Jan” Berghuis, een verzetsman uit de regio Deventer met wie Kamphorst een tijd had samengewerkt bij haar pogingen Reede vrij te krijgen. En daarbij waren ze op een interessante figuur gestoten. Stay tuned.

  • Datum: .

maandag 16 februari-2004
Begin 1949 toen zij hun activiteiten ten behoeve van Gerit Reede en het achterhalen van de brief die in diens bezit zou zijn aanvingen, kwamen Jan Berghuis en Jeanette Kamphorst in aanraking met de geestelijk verzorger van de familie Reede: pater W.Cooymans. De pater was voor de oorlog al verbonden aan het Haagse Aloysiuscollege. Met uitzondering van ’40 – ’45 toen hij les gaf aan het Amsterdamse filiaal. Cooymans was al geruime tijd bezig om een proces versus Reede te voorkomen. Daarvoor had hij ondermeer steun gezocht bij het stijf-katholieke kamerlid Ch.J.J.M. Welter. Toen het duo Kamphorst – Berghuis zich aan het front meldde zond hij laatstgenoemde al snel naar Den Haag voor een consult met de geachte afgevaardigde. In een brief aan Welter refeerde Cooymans aan het bezoek van Berghuis aldus:
“... Waarom ik schreef dat ik het in het belang van het land vond, dat deze zaak (Reede) geruisloos zou moeten worden behandeld zal u wel duidelijk zijn geworden uit het onderhoud dat de heer Berghuis met u mocht hebben”.
Waar de pater naar verwees is zelfs door een Lepeltak nog in te vullen. De pogingen van deze combine om een proces-Reede te voorkomen leden schipbreuk. Maar ten tijde van dat proces deed zich wel een merkwaardig intermezzo voor toen Reede om een onderbreking van de zitting verzocht voor een onderonsje met de president van de rechtbank. Aldus geschiedde. Aan het eind van het proces kreeg hij vijftien jaar voor de mik. De eis was levenslang. Verdiend was de doodstraf. Een klein jaar later werd het vonnis door de raad van cassatie bevestigd. Procureur fiscaal bij die raad was professor Langemeijer, die enige tijd daarna nog bezoek zou krijgen van ene Jeanette Kamphorst (*). Stay tuned.

(*) Zie aflevering drie van deze serie.

  • Datum: .

woensdag 18 februari-2004
1949 was geen gelukkig jaar voor pater Cooymans. Zijn pupil Gerrit Reede werd ondanks alle moeite om dat te voorkomen in verband met de brief toch voor de kadi getrokken. Met alle risico’s vandien. En met een andere pupil liep het dat jaar ook al slecht af. Dat was Friedrich Schallenberg. Een zogenaamde Rijksduitser, die tijdens de oorlog gedwongen werd om voor de Grüne Polizei te werken en daar het beste van had gemaakt door Nederlandse “verzetslieden” zo veel mogelijk te steunen. Daardoor gebeurde hem na de oorlog ook niets ernstigs en ging hij verder met waar hij gebleven was:de handel in sportbenodigdheden. Zo had hij in de jaren dertig ook de pater leren kennen. Hij leverde sportkleding aan het Aloysiuscollege. Geen vetpot en Schallenberg zocht al vrij snel het Haagse en Utrechtse “verzets”-circuit weer op waarin hij ook tijdens de oorlog hier en daar nog wat prettig had bijgemuizeld. Handel in achterovergedrukte spullen. Geld, kostbaarheden, waardepapieren, compromitterende documenten enzovoort. En dat opent soms deuren die normaal voor je gesloten blijven. Hij was kind aan huis bij allerlei speurneusorganisaties en kreeg via de pater contact met de pauselijke nuntius in Den Haag, monseigneur Paolo Giobbe. Geen onbekende van onze prins der Nederlanden (*). Op 14 september 1949 werd Schallenberg gezelfmoord in een Haagse vijver. Hij zou op weg zijn geweest naar de nuntius in verband met de afronding van een deal rond een gestolen aandelenpakket. Kort tevoren zou hij via via een andere deal hebben gesloten. Met de van oorlogsmisdaden in Polen verdachte miljonair Pieter Menten, die ook al in dat najaar voor de eerste maal terechtstond. Wat Schallenberg aan Menten verpatst heeft weten we niet. Maar het bedrag wel: twee ton. Een niet te versmaden bedrag. Zeker in die tijd. Gezien de haast manische zuinigheid van Menten, moet de handelswaar van groot belang voor hem zijn geweest. Of Friedrich zijn poen ook daadwerkelijk heeft ontvangen blijft overigens de vraag.

(*) Zie het artikel “Soestdijk contra Allende” in Kleintje Muurkrant, nummer 326.

  • Datum: .