Neerlands stille kracht
De verontwaardiging naar aanleiding van de revelaties van begin november uit de koker van de Indonesische wetenschapper George Aditjondro was snel geluwd. Ze hadden betrekking op de rol van een aantal Nederlandse ondernemingen bij het wegmoffelen van de miljarden van ex-president Suharto. En het misbruik van een deel daarvan. Dat wordt namelijk uit puur financiële overwegingen aangewend om de politieke onrust in sommige gebieden van Indonesië -en dan vooral de Molukken- aan te wakkeren. Alleen daarom al is het misschien interessant om met name één van die ondernemingen wat aandachtiger onder de leeslamp te houden: de in 1970 opgerichte Equity Trust Company NV.
In equity we trust
Volgens de aan de Universiteit van het Australische Newcastle docerende Aditjondro speelt dat administratiebedrijf een prominente rol in dit modderige geheel. Het beheert namelijk een flinke hap van de kapitalen van Suharto's dochter Tutut en twee van zijn zoons: Bambang en Tommie. Die kapitalen zijn voor een groot deel belegd in ondernemingen van Suharto-vriendelijke zakenrelaties. Om er een paar te noemen:
- de Sinar Mas-groep, die via kleindochteronderneming Global Agrousa Indonesia op de Molukken over enorme bananenplantages beschikt en op exportgebied een joint venture overeenkomst heeft gesloten met Del Monte Fresh Produce Company (1) en
- Barito Pacific, dat in de woelige archipel eigenaar is van uitgebreide gebieden tropisch regenwoud (2).
Beide concerns zijn volgens de onderzoekers van Adjitondro betrokken bij de financiering van het geweld op de bewuste eilanden. De zowel op zakelijke als op subversieve activiteiten betrekking hebbende geldstromen zouden via Nederland lopen. Tutut heeft voor het fatsoenlijk inbedden daarvan een deel van haar financieringsvehikels ondergebracht bij de Amsterdamse bank Insinger de Beaufort, die op haar beurt de administratie aan dochteronderneming Equity Trust Company heeft gedelegeerd. Bij die company worden eveneens Bambang's belangen in bijvoorbeeld de olietankeronderneming Gotaas-Larsen Operations en Gotaas-Larsen Securities in de peiling gehouden, alsmede die van Tommie in Mangistau Munaigaz, een staatsbedrijf in Kazakstan.
Eén van de topfiguren bij Equity is Floris van de Rhee. Hij heeft in het verleden furore gemaakt als één van de eerste violisten van de uit 1976 daterende Holland Intertrust Company op het Amsterdamse Museumplein 11 (3). Talloze bedrijven en bedrijfjes van soms uiterst verdacht allooi uit binnen- en buitenland hebben in de loop der tijd om belastingtechnische redenen op dat adres een brievenbus geïnstalleerd en er een deel van de bijbehorende administratie ondergebracht. Vooral nadat in 1981 de mogelijkheden tot belastingvlucht zich voor de toestromende cliëntèle nog verder uitbreidden toen Holland Intertrust ook een kantoor op Curaçao vestigde. Gezien het confidentiële karakter van de werkzaamheden binnen het bedrijf was men niet erg happig op publiciteit. Desondanks kwam vooral de vestiging op de Antillen af en toe in een kwade reuk te staan. De belastingaffaires rond de televisiepresentatrice Margarethe Schreinemakers en rond Peter Graf, de vader van Steffi, zorgden bijvoorbeeld bij onze oosterburen voor de nodige Scheisse. En het feit dat de vermoorde Britse grootondernemer annex Mossad-'asset' Robert Maxwell een deel van zijn duistere activiteiten via het Amsterdamse Museumplein liet lopen is de Britse autoriteiten indertijd niet ontgaan. Maar ook Van de Rhee's Equity Trust heeft een beladen verleden.
Bank of Credit and Commerce International
In juli 1991 besloten de hoge heren van de Bank of England dat de stop eruit ging bij de Pakistaanse Bank of Credit and Commerce International (BCCI), ook wel aangeduid met Bank of Crooks and Criminals International (4). Vanaf haar oprichting in 1972 opereerde deze bank op het randje van het toelaatbare en in heel wat gevallen zelfs daar overheen. Want aan de rand van de afgrond groeien nu eenmaal de mooiste bloemen (5). Voor het plukken daarvan had topman Agha Hassan Abedi, die al snel een zonnig plekje vond tussen de fine fleur van prins Bernhard's Panda Club, een holding in Luxemburg gevestigd. Met hulp van de sjeik van Abu Dhabi en een stel gelikte heren van de Bank of America had BCCI haar activiteiten twee jaar later al dermate uitgebreid dat Abedi besloot een tweede holding te vestigen op de Kaaimaneilanden. Puur en alleen om het geheel nog wat ondoorzichtiger te maken. Bijvoorbeeld bij het realiseren van één van zijn dromen: de verovering van een Amerikaanse bank.
De eerste geslaagde operatie in die richting, de overname van de in moeilijkheden verkerende National Bank of Georgia, geschiedde in 1979 via Ghait Pharaon. Een Saoedische financier van Syrische afkomst, die zich in de States aanzien had verworven door de aankoop en weelderige herinrichting van Henry Ford's kapitale villa in Richmond Hill, Georgia. Hij organiseerde daar extravagante parties waarbij opvallend veel topfiguren uit de Democratische Partij onder wie Jimmy Carter, Edward Kennedy en Clifford Clark zich lieten fêteren. Clark was Carter's minister van defensie en genoot ook in de financiële wereld een goede reputatie. Vooral dankzij zijn inspanningen en de assistentie van de enigmatische Amerikaanse bankier Jackson Stephens ving Abedi een paar jaar later een nog grotere, naar adem happende vis, de First American Bankshares (later omgedoopt in First American Bank).
Clark werd het vertrouwenwekkende uithangbord van de stiekem in het BCCI-leefnet gedeponeerde bankbedrijf. Daarnaast werd hij voorzitter van de Raad van Bestuur van de in Nederland gevestigde Credit and Commerce American Investment BV. Een volle dochter van de Credit and Commerce American Holdings NV op Curaçao. Op haar beurt weer een dochter van de BCCI-holding in Luxemburg. De BV in Nederland bezat alle aandelen van de door BCCI in Amerika verworven banken. De administratie was ondergebracht bij ... Equity Trust Company NV (6). Toen nog een onderdeel van het gerenommeerde advocatenkantoor Trénité. Zo raakte deze Nederlandse combinatie betrokken bij de wat extreem uitgevallen avontuurlijke praktijken van de Pakistaanse bank als bijvoorbeeld aandelenzwendel, het witwassen van revenuën uit grootscheepse drugs- en wapenhandel en het financieren van terrorisme, spionageactiviteiten en de Islamitische atoombom. Mogelijk had de rol van Equity en Trénité in die beginjaren tachtig een zuiver administratief karakter. Maar er zijn tekenen dat er meer aan de hand was.
Een Islamitische bom
In diezelfde periode deed namelijk een explosief verhaal de ronde over de aan Trénité verbonden mr. E.J. Diepenbroek dat wees op betrokkenheid bij een nucleaire affaire in het Midden-Oosten. Trénité werkte daarin samen met het advocatenkantoor Sjollema - Van Doorne waar de in vijf Middenoostelijke talen thuis zijnde comin'man mr. Geertjan Dolk emplooi vond (7).
Volgens ingewijden werd binnen die plot in 1981 en 1982 op Cyprus ondermeer onderhandeld met het hoofd van de Syrische veiligheidsdienst Rifat Assad en de Palestijnse zakenman Hassan Zubaidi over door Urenco-Nederland te verlenen assistentie bij het verrijken van het uranium dat in handen was van Iran dankzij het Arabische duo (8). Tegenover een Belgische rogatoire commissie verklaarde Zubaidi dat het uranium aan Iran was geleverd door Amerikaanse bedrijven. Als onderdeel van geheime initiatieven om een einde te maken aan de gijzeling van Amerikaans ambassadepersoneel in Teheran. Bij die deal zou Indonesië als tussenschakel hebben gefungeerd (9). Dat bij deze affaire de keus op Nederland was gevallen mag nauwelijks verwondering wekken. Tenslotte hadden Nederlandse bedrijven en knappe koppen in de jaren daarvoor ook al in het geheim een prachtige bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een Islamitische atoombom in Pakistan. De Nederlandse onderhandelingsdelegatie op Cyprus, die volgens twee betrokkenen onder leiding stond van een broer van VN-hulpscout Ruud Lubbers, zou boter bij de vis of liever vòòr de vis hebben geëist. Dat bleek geen groot bezwaar. Om tracering van de bij de op handen zijnde deal behorende geldstroom te voorkomen zouden een Nederlandse advocaat en een topambtenaar van Buitenlandse Zaken in diplomatieke koffers meer dan 100 miljoen gulden naar Nederland hebben geëxpedieerd en het vervolgens hebben geparkeerd bij de Belgische bank Lambert. Kort daarna verscheen volgens één van de complotteurs de Mossad op het tapijt en zou het plan ten grave zijn gedragen.
Tezelfdertijd waren Zubaidi en Assad verwikkeld in een bittere strijd met de pas aangetreden regering Reagan/Bush over het verzilveren van vijf promesses ter waarde van in totaal 2,5 miljard dollar die Zubaidi en Assad hadden ontvangen voor hun bemiddelingsrol in Teheran. De aan toonder betaalbare promesses waren ondertekend door Michael Graham van de onbekende Windsor Trust. De rekening was geopend door de niet veel later door de handel in junkbonds berucht geworden bank Drexel, Barnham, Lambert (dezelfde). Bij een filiaal van de Nova Scotiabank op de Caraïben. Reagan en Bush hadden die rekening laten blokkeren omdat de opbrengst van een eerste tranche van 1 miljard dollar door Zubaidi zou zijn gebruikt om de wapenvoorraad van de PLO aan te vullen en te moderniseren (10). Mogelijk is ook dat een deel ervan in de koffers met cash zat die de al vermelde Nederlandse advocaat en een hoge ambtenaar van BuZa op een rekening bij de Bank Lambert in Brussel deponeerden in verband met de hierboven beschreven nucleaire deal.
Om te ontkomen aan de eisen die de Amerikaanse regering stelde aan het vrijgeven van de resterende vijf promesses ter waarde van 2,5 miljard dollar wendde Zubaidi zich in de loop van 1985 tot zijn Indonesische vrienden. Op 12 november van dat jaar werd in Damascus een contract getekend waarbij tegen een aangename tegemoetkoming de Windsor-promesses werden ingeruild tegen een reeks promesses van de Indonesische Nationale Militaire Veiligheidsraad die ondertekend waren door dr. Ibnu Hartomo, een zwager van president Suharto. Toen deze zich een week daarna bij het Nova Scotia-filiaal op de Caraïben meldde om de betaling van de 2,5 miljard dollar te regelen, kwam hij van een koude kermis thuis. De bank weigerde te betalen. Van Windsor Trust hadden ze daar nog nooit gehoord en Drexel, Barnham, Lambert had daar nooit een rekening geopend. Toen daarna bleek dat Zubaidi onmiddellijk de eerste vervallen Indonesische promesses had gebruikt voor de aanschaf van vliegtuigonderdelen in de VS, blokkeerde de Suharto-kliek het restbedrag en liet de financiële gemeenschap weten dat de door Hartomo uitgegeven promesses oninbaar waren (11). De kwestie werd later door Syrië en Indonesië onderling met een paar olietransacties geregeld. Tussen Zubaidi en de VS is het nooit meer goed gekomen. Hartomo viel door deze ongelukkige affaire overigens niet in ongenade. Integendeel. Zo heeft hij volgens Aditjondro naast Tutut en Bambang bijvoorbeeld nog een dikke vinger in Barito Pacific. Wellicht ook via Equity Trust Company van Floris van de Rhee.
Noten:
1. Del Monte heeft een flinke drugswalm om zich heen hangen. Zie daarvoor het artikel "Mexicocaïne met een Hollands Sausje" op deze Morgenster-site.
2. De administratie van dat concern in Nederland is in handen van de Indoverbank. Voor meer informatie over die bank zie het artikel "Holland Overzee" op deze site.
3. Inmiddels verhuisd naar Koningslaan 34.
4. Dit ondanks het feit, dat de sjeik van Abu Dhabi, één van de eigenaren van BCCI, bereid was het miljardentekort bij de bank op korte termijn aan te zuiveren. Mogelijk dat de Bank of England toch tot de sluitingsceremonie overging vanwege gebeurtenissen die zich kort tevoren in Kuwait hadden voorgedaan. Zie ook het artikel "Retourtje Cantrade" op deze site.
5. Uitspraak van Thijs Slavenburg, oprichter van de gelijknamige bank.
6. Zie het artikel "De moeder van alle fraudezaken heeft een Nederlandse navelstreng" van Constant Vecht en Michel Kruit in de Groene Amsterdammer dd. 31 juli 1991.
7. Meer over deze advocaat in het artikel "Retourtje Cantrade" op deze site.
8. Zie het artikel "De achterzijde van het beursschandaal - deel 3" in Kleintje Muurkrant nummer 320.
9. Volgens een Nederlandse zakenrelatie vertelde Zubaidi in 1981 dat het bewuste uranium in de VS was gestolen. In die tijd waagde niemand het nog om over deze prelude tot de Iran-Contra affaire iets naar buiten te brengen.
10. Uit deel 4 van het "Verslag van de heer Trousse over het gerechtelijk dossier betreffende de sekte Ecoovie" stammend uit een Belgisch parlementair onderzoek, uitgebracht door de heren Duquesne en Willems op 28 april 1997.
11. Idem.
Morgenster, eind december 2000