Let's dance
Beetje laat. Maar vandaag is het zo ver. Barack O. strijkt neer in Kenia voor een driedaags bezoek aan het land van zijn voorvaderen. Zal niet gaan zonder de gebruikelijke rimram en handje schudden met zijn Keniaanse collega en misschien zelfs diens polletieke tegenstander. Staan allebei wel op het verlanglijstje van de internationale zwarte jurken in Den Haag wegens moord en doodslag. Maar als die de ruimte krijgen belandt half Afrika in een Scheveningse kerker. Dus dat probleem maar even laten voor wat het is.
Problemen zat trouwens in Nairobi. De helft van de bevolking leeft onder het bestaansminimum en is familie van Koos Werkeloos. Anderhalf meloen mensen lopen arm in arm met het HIV-virus of zijn al verder heen. De corruptie groeit net zo welig als olifantsgras en Al-Shahaab komt af en toe de grens over voor wat vuurwerk. Hij gaat fijn.
Het is niet dat ze niks hebben in Kenia. Er zit genoeg snoepgoed in de grond. En je denkt misschien dat ze minder zien dan wij, maar de Chinezen hebben dat al heel lang in de kielen en investelen de laatste tijd heavy in de regio. Vindt met name de USSA wat minder. Dus nou ie er toch is kan Barack misschien meteen proberen het tij wat te keren. Een stukje neo-kolonialisme kan geen kwaad. Keren misschien eindelijk voor ons blanken de goeie tijden weer terug. Toen de globale verhoudingen zo heerlijk en helder waren als oom Freddie's brouwsels. En zijn goeie vriend Bernhard rustig een Afrikaanse anekdote kon vertellen zonder op zijn vestje gespuwd te worden wegens discriminatie. Zegt u misschien anekdote, anekdote? Nou vooruit, eentje dan. Komt ie:
“Toen ik vier jaar was nam mijn vati een klein negertje voor mij mee uit Tanzania. Zo groot ongeveer. Maar tanzen dat ie kon! Net als alle andere Tanzanianen, vanzelfsprekend. Daarom heet het ook Tanzania”.
Zo heb je het over Barack en zo over dansende Tanzanianen. Het wordt tijd dat we ander weer krijgen.