Komt u maar
Je hebt twee fracties in Libië. Grofweg. Die knokken met elkaar om de macht. Je hebt een club die zijn legitimiteit ontleent aan een zogenaamd huis van afgevaardigden. De andere club is de Nationale Bevrijdingsraad. Die wordt ondersteund door het Nationale Congres en heeft vorig jaar de macht overgenomen in Tripoli. Nou zitten we met een beroerd dilemma. Nou ja, “we”. Eigenlijk moeten we Brussel zeggen. In slaafse navolging van de wereldsmurf in Washington erkent het Vierde Rijk namelijk alleen de eerste Libische club als officiële vertegenwoordiging in het post-khadaffiale tijdperk. En dat vinden de jongens van de Nationale Bevrijdingsraad niet te verteren.
Ze willen ook aan tafel zitten en hebben daarom deze week aan Brussel laten weten, dat ze er de balen van hebben om wel als vluchtelingenbuffer voor Europa op te treden maar verder de palmboom in te kunnen. Neutje Juncker en zijn junta hebben nu de keus: òf ze erkennen de Nationale Bevrijdingsraad als legitieme gesprekspartner òf die raad gaat op zoek naar drijvend materieel om een paar honderdduizend vluchtelingen alsnog vrij baan te geven richting Ter Apel, Calais, Passau en andere bomvolle vakantieoorden. Schengen buigt al. Nog effe en het barst. Want u denkt toch niet dat als die extra honderdduizenden echt groen licht krijgen het oostelijke en zuidelijke deel van het Vierde Rijk de deuren openzetten? Humanisme is heel mooi. Maar het moet niet te gek worden.