Verlengen, met strafschoppen na (006)
Afgelopen zaterdagmiddag wist ik het zeker. Ze hebben gewoon hun eigen paralelle universum verzonnen, die rechtse dwazen, waarin het slecht gaat en waarin mensen elkaar alleen nog maar met modder gooien. Ik luisterde naar de omroep WNL, naar het programma Het debat op Rechts. Hullie van Nederland -een bijprodukt van De Telegraaf, zo heb ik me laten vertellen- nodigen elke week een paar figuren uit die bij n'importe welk voorval dan ook de islam er aan de haren bijslepen, als aanstichter en bron van alle ellende.
Luister naar Wiert Duk, of Esther Voets, of zij van Nanninga, en je denkt binnen de kortste keren dat Nederland in brand staat en de paar mensen van goede wil door een grote schare kwaadwillenden belet worden om nog aan het vagevuur te ontkomen. Nederland is in de uitverkoop, zo luidt de boodschap, en de Nederlander is overgeleverd aan vergroving van de omgangsvormen en staat bloot aan geweld.
Waar halen ze het vandaan, anders dan uit hun zieke hoofd? Ik vind Nederland juist een bastion van voorkomendheid. Zelfs in het voetbalstadion.
Anderhalf etmaal na de ramp in Oss zat ik op de tribune, bij FC Den Bosch. Vanzelfsprekend had ik verwacht dat de spelers op het veld rouwbanden zouden dragen, en misschien zou er ook een minuut stilte zijn voorafgaand aan de wedstrijd. Want tja, Oss is een buurgemeente en met zulke dingen laat je de animositeit een keertje geen rol spelen. Inderdaad werd tijdens de warming up door de omroeper gewag gemaakt van de rouwbanden en van de minuut stilte en er bleek tot dan toe ook aangepaste muziek te zijn gedraaid.
Ik voorzag problemen. Ik was dertig jaar geleden in het oude Ajax/stadion in de Watergraafsmeer toen daar voorafgaande aan de wedstrijd Ajax-Fortuna Sittard om een minuut stilte werd gevraagd vanwege het overlijden eerder die week van de legendarische Ajax-praeses Jaap van Praag. Ik stond naast de F-side en ik vergeet nooit de mengeling van gevoelens die door me heen ging toen de harde kern van de supporters die minuut stilte niet kon en niet wilde opbrengen. Ik was niet alleen maar onthutst, gek genoeg, of gegeneerd. Ik vond het ook logisch wat er gebeurde. Men ging in het vak naast mij altijd tot het uiterste om van de clubliefde blijk te geven en de tegenstander te imponeren. Het bashen van Van Praag, die minstens een omstreden voorzitter was geweest, werd in de rest van het stadion dan ook niet met alleen maar boe-geroep ontvangen. Was het niet teveel geweest om van de supporters die door Van Praag nooit met enig respect waren behandeld te verlangen nu respect voor hem te betonen?
Ging men nu in De Vliert niet dezelfde fout maken? Zouden de zes slachtoffers in Oss elke hufterigheid en egotripperij onder de drieduizend tribuneklanten kunnen dempen? Er hoefde maar één van de jongens die nu al aardig stoned en dronken voor me op de banken stonden uit zijn bol te gaan en iets te roepen... Ik hield mijn hart vast toen het zo ver was. Mijn hand op mijn hart, een gebaar dat ik om me heen zag. Ik voelde mijn hart bonzen... En daar gebeurde het wonder. Het werd zo stil dat ik het zoemen van de electriciteit door de oude lichtmasten van het stadion hoorde. De volle minuut lang was er geen wanklank te horen en niemand verroerde zich.
Het stille wonder bleek alleen maar de opmaat naar meer. De supportersclub FC Den Bosch had afgesproken dat op het tijdstip 4.12 van de wedstrijd een minuut lang applaus zou opklateren uit hun gelederen. De supportersclub. De club van de mensen die hier bij elke wedstrijd door de spelers van de thuisclub bedankt worden voor hun steun maar die vanaf de eretribune en uit de luidsprekers alleen maar verwijten en dreigementen te horen krijgen. De mensen die soms al voor de derde generatie elke thuiswedstrijd acte de presence geven, maar die gedurende de laatste twee seizoenen achtereenvolgens hun zogenaamde honk en hun tribune gesloten zagen worden. Het applaus steeg op het afgesproken tijdstip op naar de stormachtige wolken die ook over Oss zouden drijven, en ik klapte om het hardst mee.
Onverdraagzaamheid en onbeschoftheid. Ik heb ze in het Nederland van nu feitelijk nog niet meegemaakt. Zelfs niet op de voetbaltribune. Ik zit er op mijn stoeltje tussen de rest die staat en iedereen laat me rustig zitten. Ik geniet ervan hoe omzichtig en voorkomend men vraagt of men er even langs mag om weer een tree bier te halen. Geen onvertogen woord in mijn richting. Voor het eerst vind ik het grappig dat mijn grijze koppie en ietwat stramme leden blijkbaar mild stemmen.
Nog voor het rustsignaal is het voor de derde keer raak en heeft men mij in tranen. Een spreekkoor stelt me voor raadselen. Deze geldt niet de scheidsrechter of de keeper van de tegenstander die daar beneden ons door zijn kooi ijsbeert. Ik kan niet goed wijsworden uit wat er gezongen wordt... Bosch dialect net als in dat liedje van daarnet: 'Skup em doodj, skup em doodj' of zoiets... Francien, zingen ze volgens mij. Heet die keeper zo? Plagerijtje? Of is het een song van decennia her, uit de prehistorie van de club, toen die nog gewoon in de eredivisie balde?
Opeens zie ik het. En meteen daarna zie ik niets meer omdat mijn brilleglazen zich vullen met zoete tranen. Francien staat beneden, op de knik die de trap maakt die uit ons vak naar beneden leidt. In haar blauwe jas die iets weg heeft maar niet teveel van een uniform. De S van Steward op haar borst. Francien is misschien wel van mijn leeftijd maar ze is ook in tranen. Ze wordt omhelsd door een collega, door grijze mannen en jonge jongens met een vetkuif. Francien is misschien jarig. Of veertig jaar bij de club. Ik hoef het niet te weten.
Ik ken hier niemand. Maar ik voel me op deze rare avond één met de mensen om me heen... (JF)
Het artikel is inmiddels vele malen gedeeld op facebook.