Tussen beffen en piraten (010)
Hoe rolt een daftige beffamilie als de Utrechtse Quutjes in de valse kunst? Schijnt volgens de laatste berichten in de jaren zestig op gang te zijn gekomen. In Barcelona. Daar zou de ouwe Q. in aanraking zijn gekomen met een meneer Welters, die zich daar als Nederlands honorair consul zou hebben gepresenteerd. Meneer zat daar niet voor niks. Hij zou indertijd seine Ehre und Treue hebben verkwanseld aan buurman Adolf. Op zich ook weer niet zo'n halsmisdaad in een land waar een gemalen prins woonachtig in Soestdijk eenzelfde verleden koesterde. Zij het dat die tijdig de huik naar de wind hing. Hoe dit ook zij, meneer Welters en zijn vrouwtje Jeannette van Hattum moesten door met hun leven en zouden zich mogelijk naar het voorbeeld van alte Kameraden in de kunsthandel hebben begeven. Zullen we het hier niet hebben over de koshere aard van die kunst cq. de echtheid ervan. Wilden nogal eens wat craquelé vertonen. En soms leverde dat probleempjes op en gingen mensen bijvoorbeeld ook twijfelen aan de echtheid van het honorair consulschap. Het verhaal wil, dat meneer Welters soms zelfs met een oekaze uit Soestdijk liep te wapperen om aan te tonen, dat hij wel degelijk gerechtigd was om die titel te voeren. Ook aan die oekaze kan een irregulier luchtje hebben gehangen, maar eerlijk is eerlijk: voornoemde huurder van paleis Soestdijk dealde na WO II eveneens in schilderingen van allerlei allooi. Van Terpen Tijn tot Correggio (1). Maar goed, wat geschiedde ergens in de eerste helft van de jaren zestig? De ouwe Q. maakte via de Lions Club kennis met meneer Welters. En u begrijpt het al: zo is het gekomen. Of liever: zo zou het zijn gekomen. Je moet voorzichtig zijn tegenswoordig. Voor je het weet wordt je benaderd door allerlei boekenschrijvers en uitgevers met het verzoek hun huid te redden. In het vroege voorjaar van 1968 ontstond in de Nederlandse kunstwereld enorme twijfel over de echtheid van de Modigliani-collectie van meneer Welters, die op dat moment werd geëxposeerd in het Utrechts Centraal Museum. Daar waren een paar redenen voor. Ten eerste: er was nog nooit zo'n grote collectie op hout geschilderde Modigliani's aan den volke getoond. Ten tweede: de aankoopprijs leek wel erg veel op een prikkie. Ten derde: het voelde niet als Modigliani's. Er kwam een onderzoek op gang waarbij ondermeer de beroemde Italiaanse Modigliani-kenner Ambrogio Ceroni werd betrokken. Hoe dat afliep hebben we (nog) niet kunnen vinden. Maar hoe toevallig is het in dit licht, dat in de jaren tachtig Duco Q. in Utrecht een ronkend exposé organiseert van een hele reut Modigliani's op hout, die niet als echte Modigliani's voelden en later dan ook als valserikken werden afgevoerd uit een schuurtje? En hoe toevallig is het dat Bertje D., een van Duco's gappies, zijn ouwelui een stel valserikken in de maag probeerde te splitsen die naar eigen zeggen afkomstig waren van een voormalige NSB-er annex SS-er? Helemaal niet toevallig. Stay tuned (JP).
(1) Zie voor Terpen Tijn het Ollie B. Bommelouevre van Marten Toonder en voor Correggio onze serie “De prins en de Correggio”.