Steekspel rond een uranium-deal
Zowel in Kleintje Muurkrant als hier in De Morgenster hebben wij herhaalde malen gewezen op een hachelijke zakelijke onderneming uit de eerste helft van de jaren tachtig, waarbij toppers uit het Nederlandse bedrijfsleven werkten aan een nucleaire deal met Hassan Zubaidi (1).
Deze Palestijnse zakenman zou in die tijd medezeggenschap hebben gehad over een aanzienlijke hoeveelheid nucleair materiaal. Hij zou dat hebben verworven in ruil voor zijn bemiddeling bij pogingen van de Amerikaanse regering om haar gegijzelde ambassadepersoneel in Teheran vrij te krijgen. Wij volgen het spoor verder terug.
Collins
Eén van de Nederlanders die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het opzetten van de deal schreef in april 1982 een gecodeerde verklaring over de eerste etappe ervan. Gedecodeerd luidde die verklaring alsvolgt:
"INZAKE HET URANIUM.
Voorjaar 1980 werd mij door een Belg gevraagd of ik een koper wist die interesse had in 60 kilo plutonium. Ik toonde interesse en hij bracht mij in contact met een andere Belg van wie ik de naam niet weet. Het contact kwam tot stand in een café in Denain. De man die ik daar ontmoette was klein en kalend en ongeveer zestig jaar. Hij kwam aanrijden in een semi-antieke Franse auto, kleur zwart. Hij vertelde mij, dat ik wel moest beseffen waar ik aan begon, omdat bij deze zaak zeer invloedrijke personen waren betrokken, onder wie een minister. En als ik voor de politie werkte zou mij dat zeker de kop kosten. Ik vroeg hem om een monster, maar dat wilde hij niet geven. Als ik een klant had, dan moest deze voor een technicus zorgen, want hij had een laboratorium in Luik met alle techniek die voor het testen nodig is. Hij vroeg geen geld vooruit, maar als de zaak rond was moest mijn klant voor het controleren van het spul een bewijs laten zien dat hij ook inderdaad kon betalen en wel op een Zwitserse bank. Daarna gaf hij mij een telefoonnummer.
Enkele maanden later was ik in Libanon en daar heb ik erover gesproken met Guido Haak (2) onder de voorwaarde dat hij het niet mocht verkopen aan een aan de Joden vijandig land. Hij antwoordde dat er dan weinig landen overbleven, waarop ik voorstelde contact op te nemen met Israël of Zuid-Afrika. Hij vond dat geen goed idee, maar hij had goede contacten met de regering van Taiwan en hij zou direct contact opnemen via de telex van het hotel. Een uur later kwam hij terug. Hij had al antwoord gehad en zij waren hevig geïnteresseerd.
Ik ging een paar dagen later terug naar Nederland. Guido zou later contact opnemen, wat hij na een week ook deed. Hij belde mij vanuit Beiroet. Er waren daar mensen uit Taiwan die mij wilden spreken. Er lag op Schiphol een ticket voor mij klaar. Of ik meteen wilde komen. Ik ben toen de gegevens in België gaan halen en zag toen dat het niet om plutonium maar om uranium ging.
De volgende dag ben ik naar Beiroet gegaan. Daar werd ik opgewacht en ik kwam terecht in een groot kantoorgebouw naast een stadion. In het gebouw las ik de naam van Hassan Zubaidi.
Binnen zat Guido op mij te wachten en ik gaf hem de papieren.
Toen ik de naam van Zubaidi las begreep ik dat Guido mij had bedrogen. Ik wist van anderen dat Zubaidi een Palestijn was wiens zoon door de Israëliërs was doodgeschoten. Maar ik heb het spelletje toch meegespeeld want ik voelde mij daar niet erg op mijn gemak. Een boekhouder van Zubaidi, een zekere Noël, vertaalde de papieren in het Engels omdat Zubaidi geen Frans kon lezen. Na uren wachten werd ik in een ander kantoor zonder ramen gebracht waar een man zat met een kop als een gorilla die zich voorstelde als Zubaidi. Hij vertelde mij dat hetgeen ik aanbood alleen iets voor hem was als ik er een technicus bij kon leveren die er iets mee kon doen. Want volgens hem was er alleen al in de VS 600 kilo gestolen, waarvan hij een deel in zijn bezit had (3).
De volgende morgen om 7 uur vloog Guido terug naar Londen en om tien uur werd ik opgehaald door een man met een colt tussen zijn broekriem en naar Zubaidi gebracht. Zubaidi liet mij een paar kilo smaragden zien en ook zakelijke contracten ter waarde van miljoenen dollars met de regering van de USA. Daarmee wilde hij mij overtuigen van zijn rijkdom. Hij beloofde mij dat als ik waar kon maken hetgeen ik hem gezegd had, hij mij zo rijk zou maken dat het niet meer op kon. Hij betaalde het hotel, gaf mij een ticket en 's middags vloog ik terug naar Amsterdam.
Een maand later kwam Guido terug uit Engeland en vroeg mij hoe ver ik met het uranium was. Ik heb toen gezegd dat hij zich niet aan mijn voorwaarden had gehouden en dat ik er daarom geen trek meer in had. Hij antwoordde dat Zubaidi een handelskantoor was. Het was zijn zaak niet met wie Zubaidi in zee ging.
Guido begon er weer over in het voorjaar van 1981. Hij wilde dat ik de zaak weer opstartte, want hij had nu een andere klant. Maar ik zei hem, dat ik er niets meer over wilde horen, waarop hij antwoordde: Als je met je geweten in moeilijkheden komt, moet je het niet doen."
Lorry Collins (4).
Hoe het precies zat met het geweten van "Collins" blijft duister. Maar wij beschikken over een document dat uit hetzelfde dossier stamt als de bovenstaande brief. Daarin wordt gewag gemaakt van een uit de voorafgaande ontmoeting voortvloeiende bijeenkomst op Cyprus in juni/juli 1981. Naast "Collins" en Zubaidi namen daaraan de volgende mensen deel:
- Rifat Assad (toenmalig leider van de Syrische veiligheidsdienst, broer van de inmiddels overleden president Hafez Assad en zakenpartner van zowel Zubaidi als de met de Iran/Contra-affaire verbonden Syrische wapen- en drugshandelaar Mansur al Khassar);
- een lid van de Lybische geheime dienst;
- een nucleair expert uit het Midden-Oosten;
- een Italiaanse ingenieur op het gebied van de kernfysica;
- een Nederlandse chemisch ingenieur en
- een ambtenaar van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken (5).
De organisatie van Zubaidi cs. zou volgens het document een aanzienlijke voorraad U-235 van de VS gekocht hebben (6) en nog wat kleine hoeveelheden van Zwitserland en België.
Een bevestiging van de Amerikaanse leverantie is terug te vinden onder punt IV/A.5. van het "Verslag van de heer Trousse over het gerechtelijke dossier betreffende de sekte Ecoovie".
Een citaat: "De heer Zubaidi heeft - geloofwaardig - verklaard dat hij had deelgenomen aan de levering van wapens en uranium door Amerikaanse ondernemingen aan Iran. Dat heeft aanleiding gegeven tot het zogenaamde Irangate-schandaal".
Over de leveranties van Amerikaanse wapens is heel wat bekend geraakt dankzij een moesson aan publicaties over de Iran/Contra-affaire. En daarbij speelde Mansur al Khassar inderdaad geen onbelangrijke rol. Maar over uraniumleveranties is nooit iets naar buiten gekomen.
Naast de verklaringen van "Collins" en Zubaidi zijn er nog wel een paar aanwijzingen die erop kunnen duiden dat in de geheime deals tussen de VS en Iran binnen het kader van de vrijlating van de gijzelaars en het naadloos aansluitende Iran/Contra-complex inderdaad sprake is geweest van een nucleaire component.
Wij beschikken bijvoorbeeld over een verklaring van Mohammed O., een telg uit hoge Syrische kringen die zich in de jaren tachtig genoodzaakt zag de wijk te nemen naar Nederland (7).
Een quote: "Zubaidi en Rifat Assad handelden in die tijd in drugs, wapens, industrieel afval en chemische producten. Maar ook in nucleair materiaal. Syrië heeft een grotere nucleaire capaciteit dan iemand vermoedt. Zij hadden eigen schepen en regelden hun import en export via hun eigen haven, Latakia" (8).
De Franse agenda
Maar er was meer. Zo was het de regering Carter niet ontgaan, dat de in de jaren zeventig noodgedwongen in Parijs verblijvende groep rond ayatollah Khomeini goede contacten had ontwikkeld met een juridisch expert op het gebied van mensenrechten, de advokaat Francois Cheron. Via hem ontstond dan ook na de eerste schermutselingen in Teheran tegen het bewind van de sjah een liaison tussen de regering in Washington en de groep Iraanse bannelingen in Parijs. Het lag dus voor de hand dat Cheron na de gevangenname van het Amerikaanse ambassadepersoneel in november 1979 als één van de eersten werd benaderd met het verzoek als intermediair te willen fungeren. Mogelijk in samenwerking met de PLO, die eveneens al in een vroeg stadium bij de onderhandelingen betrokken was (9).
Cheron was echter niet de enige Fransman die zich met de affaire bemoeide. Tussen kerst en oud en nieuw 1979 arriveerden twee andere Parijse advocaten, Christian Bourguet en Hector Villalon, in Panama. Daar had de gevluchte sjah via Egypte, Marokko, de Bahama's, Mexico en de VS uiteindelijk een voorlopige wijkplaats gevonden op het eiland Contadora, eigendom van de voormalige Panamese ambassadeur in Washington en steenrijke zakenman Gabriel Lewis Galindo (10). Zij kwamen namens de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Ghotbzadeh bij president Torijos de mogelijkheden aftasten om de sjah uitgeleverd te krijgen. Zij kregen vrij eenvoudig toegang tot de toenmalige Panamese leider dankzij Villalon's uitstekende Zuid-Amerikaanse contacten. Torijos wilde voor hij zijn vingers brandde eerst weten of de twee Franse advocaten inderdaad namens de Iraanse regering handelden en zond daarom één van zijn paladijnen mee bij hun terugkeer naar Teheran. Daar bleken zij inderdaad te zijn wat zij beweerden. Torijos stelde direct de Amerikaanse regering op de hoogte van de nieuwe mogelijkheid tot onderhandelen met Teheran en op 19 januari 1980 vond een eerste ontmoeting plaats tussen Bourguet en Villalon namens Teheran en twee afgevaardigden van de regering-Carter: Hamilton Jordan (chef-staf van het Witte Huis) en Harold H. Saunders (topdiplomaat en Midden-Oosten expert). Die ontmoeting luidde een reeks van geheime onderhandelingen in, die aanvankelijk op het gewenste succes leek af te stevenen. Begin mei werd echter duidelijk dat ook deze poging op niets zou uitlopen. Saunders legde deze historie vast in zijn in de noten al aangehaalde bijdrage aan het boek "American Hostages in Iran: the conduct of a crisis". Daarin schreef hij tussen neus en lippen ook dat Cheron en het duo Bourguet/Villalon vóór hun halvemaantocht om het Amerikaanse ambassadepersoneel veilig thuis te krijgen hun contacten met de Iraanse èmigré's in Parijs al deelden. Maar één detail is van speciale betekenis voor dit verhaal. Een citaat:
"Both lawyers (Bourguet en Villalon, red.) were doing what sounded like a highly profitable legal business for Iran. One in dealings with the European nuclear power community and the other in oil and securities...". Met andere woorden, de beide advocaten hielden zich onder andere onledig met het in de steigers zetten van deals op nucleair terrein tussen Iran en Europese nucleaire consortia.
Tot 1979 was het Iraanse nucleaire programma een voornamelijk Franse aangelegenheid. Sterker nog, Frankrijk en Iran waren op dit gebied tot elkaar veroordeeld. Dat was het directe gevolg van de concurrentiestrijd die in de loop van de jaren zeventig in West-Europa was ontstaan tussen het Frans/Spaans/Italiaans/Belgische consortium Eurodif, dat gebruikmaakte van de gasdiffusiemethode om uranium te verrijken, en het Brits/Duits/Nederlandse Urenco, dat de veel goedkopere centrifugemethode in de aanbieding had. De aandelen van Eurodif waren in handen van het Commissariat à l'Energie Atomique (CEA). Toen het Eurodif-consortium onder invloed van de groeiende concurrentie in financiële moeilijkheden raakte, hevelde het CEA een deel van het Franse aandelenpakket-Eurodif over naar een nieuwe Frans-Iraanse onderneming. Direct daarop verschafte de sjah Eurodif een lening van 1 miljard dollar en bezorgde tegelijkertijd de Fransen op atoomgebied de facto een monopoliepositie in Iran (11).
Na de vlucht van de sjah zette de Franse regering in 1979 het Iraanse atoomprogramma op sterk water en dat noopte de ayatollah's andere, geheime wegen te bewandelen. Waarbij zowel Zubaidi als Villalon een rol hebben gespeeld. Zoals eerder beschreven beschikte Zubaidi voor zijn duistere zaken op dit terrein in Assad en Al Khassar over belangrijke Syrische partners. Ook Villalon onderhield banden met dit tweetal en verstevigde die nog nadat de VS bij de de Falklandoorlog (april - juni 1982) de kant van Engeland had gekozen (12).
De Argentijnse agenda
Dat was niet zo vreemd als het lijkt. Hector Villalon was van origine een Argentijn. Geruchten willen dat hij tijdens WO II werkzaam was voor de OSS, de voorloper van de CIA, en na de oorlog een tijdlang als persoonlijk secretaris van de Cubaanse president Batista optrad. Hoe dit ook zij, zeker is dat hij aan het einde van de tweede regeringsperiode van zijn politieke idool Juan Peron (1973/1974) zijn vaderland verliet en zich in Parijs vestigde. In 1976, na de machtsovername door Videla cs., zou hij volgens een latere getuigenverklaring afgelegd binnen het kader van een Amerikaans officieel onderzoek naar de achtergronden van de Iran/Contra-affaire aan het werk zijn getogen voor Batallion 601 (13).
Een paramilitaire eenheid, die onder de nieuwe Argentijnse geheime dienst SIDE ressorteerde en voornamelijk buiten Argentinië actief was. Deze lieflijke unit hield zich voornamelijk bezig met de jacht op en de marteling van naar het buitenland gevluchte "marxisten" tot de dood erop volgde. Daarnaast kidnapte het Batallion haast met de regelmaat van Greenwich zakenlui met een rijk gevulde buidel. Die keerden meestal veilig naar huis terug, maar niet nadat een losgeld met vele nullen was betaald. Een van de mensen die dat overkwam was de directeur van Fiat in Frankrijk Luchino Revelli Beaumont, die voor hij die post in Parijs aanvaardde het bedrijf van Gianni Agnelli in Argentinië had vertegenwoordigd. Zijn ontvoering in 1977, temidden van aanslagen van de zogenaamde Rode Brigades op het moederbedrijf in Turijn, was ontsproten aan het brein van de eveneens in Parijs verblijvende Villalon.
De Argentijnse elite-eenheid trad in de tweede helft van de jaren zeventig in feite op als exporteur van het zo succesvolle Argentijnse schoonmaakprocédé naar andere daarin geïnteresseerde Latijns-Amerikaanse landen. Met op de bijsluiter het antwoord op de vraag hoe de daarvoor benodigde wapens konden worden gefinancierd: via drugshandel met de Verenigde Staten en West-Europa. In Miami richtte het Batallion voor het netjes inbedden van de geldstroom twee coverfirma's in: de Silver Dollar en Argenshow. Het beheer werd toevertrouwd aan Raul Guglielminetti, een onderwereldfiguur met een strafblad van hier tot Punta Arenas, en de boekhouder Leandro Sanchez Reisse. Langs die weg steunde het Batallion in 1980 de militaire coup in Bolivia en stond het aan de basis van de hulp aan de Nicaraguaanse contra's. Met medeweten en grote interesse van de CIA en de DEA. De eerste etappe van de Iran/Contra-affaire was daarmee afgelegd en Villalon behoorde tot de kleine kopgroep.
Bij de tweede etappe drukte hij opnieuw zijn neus nadrukkelijk tegen het venster. Vrijwel direct nadat in november 1979 het personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran in gijzeling was genomen, zocht Villalon namelijk contact met de CIA via Anthony MacDonald, de directeur van de First National City Bank. Namens Buenos Aires ontvouwde hij het plan om vijftig vrijwel zeker tot het Batallion 601 behorende Argentijnse huurlingen in Iran te laten infiltreren voor een bliksemsnelle bevrijdingsoperatie. Het voorstel viel op onvruchtbare grond omdat het Argentijnse militaire regime onder leiding van generaal Jorge Rafaël Videla wel de nodige garanties eiste voor de veiligheid van de huurlingen als de operatie onverhoopt op moeilijkheden mocht stuiten (14). Tegelijkertijd was Villalon voor Teheran in touw om in Panama de uitlevering van de sjah af te bakken. Ook dat liep echter zoals we eerder zagen op niets uit. Het werd even stil rond de Argentijnse intrigant, maar na de entrée in de wereldpiste van het Witte Huis-duo Reagan/Bush in januari 1981 en de direct daarop volgende terugkeer van het gegijzelde ambassadepersoneel zocht hij opnieuw via zijn bevriende bankdirecteur MacDonald contact met de afdeling subversie van het Amerikaanse overheidsapparaat. Ditmaal niet met de CIA, maar met een kolonel die in de jaren tachtig geschiedenis zou schrijven: Oliver North. Villalon bood aan in het geheim wapens en wapenonderdelen vanuit Israël naar Iran te laten transporteren met vliegtuigen van de particuliere Argentijnse onderneming Transporto Aëro Rioplatense (TAR). Die wapenleveranties vormden een onderdeel van de deals die vertegenwoordigers van de regering in Teheran en leden van het Republikeinse verkiezingsteam op 19/20 oktober 1980 in Parijs (!) waren overeengekomen in ruil voor het vrijlaten van de gijzelaars onmiddellijk na de inauguratie van Reagan. Bij deze onderhandelingen was ook een Iraniër betrokken die het jaar daarvoor door de CIA Iran zou zijn uitgesmokkeld en zich vervolgens net als Villalon in Parijs had gevestigd: Manucher Ghorbanifar (15). In dit geval viel het kwartje van Villalon wel en kwam er een luchtbrug tot stand. Tot in juli 1981 een toestel van TAR, dat zwaargeladen op weg was van Israël naar Iran, boven het grondgebied van de Sovjet-Unie verzeild raakte en door een MiG werd neergehaald.
De Syrische agenda
Zes jaar later raakte ook een Syrische relatie van Villalon betrokken bij het Iran/Contra-circus. Dat was Mansur al Khassar, die in de tweede helft van de jaren zeventig zijn opmars begon als wereldwijde drugs- en wapenhandelaar. In het Midden-Oosten werd hij daarbij geassisteerd door Rifaat Assad, de broer van de inmiddels overleden Syrische leider Hafez Assad, en diens Palestijnse zakenpartner Hassan Zubaidi. In Argentinië werd hij terzijde gestaan door de uit Syrië afkomstige Yoma-clan, bestaande uit Emir en Karim Yoma en hun zusters Amira en Zulema. Na een korte liaison met Al Khassar trouwde Amira met de schatrijke Saoedische sjeik Ibrahim al Ibrahim, terwijl Zulema in het bootje stapte met Carlos Menem. Toen nog een veelbelovende Argentijnse politicus van Syrische afkomst, die later mede dankzij de inhoud van de schatkist van deze groep het tot president zou schoppen.
Niet onvermeld mag blijven dat de eveneens van Syrische origine zijnde Saoedische financier Ghait Pharaon ook een graag geziene gast in huize Yoma was. Pharaon zou in de jaren tachtig met steun van de Amerikaanse bankier Jackson Stephens en de top van de Democratische partij een poging doen om de beruchte Pakistaanse groeibank BCCI een springplank in de VS te bezorgen (16). De naam van Stephens zou later een prominente plaats innemen in de sages over de drugs-voor-wapens-deals binnen het Latijns-Amerikaanse deel van het Iran/Contra-complex. De betrokken cocaïne zou ondermeer zijn weg naar de VS hebben gevonden via het eiland Contadora van zijn vriend Gabriel Lewis Galindo. Hetzelfde eiland waar een paar jaar tevoren de sjah had gelogeerd. Kleine wereld.
Dankzij de Iran/Contra-connectie raakte het geldtuintje van de "Yoma-groep" weelderig in bloei. Zij legde rechtstreeks contact met de top van het Colombiaanse Cali-kartel en Amira en Ibrahim schrokken er zelfs niet voor terug om als muilezels te dienen voor de pecunia-stroom die dankzij die nieuwe connectie op gang kwam via Paraguay en Uruguay. Koffers vol narco-dollars versleepten zij naar New York om ze door reguliere instellingen als de Citibank en de Banco Santander te laten witwassen en ze vervolgens naar Argentinië te transporteren. Dit verbazend primitieve scenario bracht vanzelfsprekend de nodige risico's met zich mee. Toen dan ook in 1988 530 kilo cocaïne van het Colombiaans/Argentijnse conglomeraat in Barcelona werd onderschept en een internationaal onderzoek van start ging, werd besloten wat gelikter te werk te gaan. Villalon nam het initiatief tot de installering van een kleine vrijhandelszone op de Triple Frontera, het drielandenpunt van Brazilië, Paraguay en Argentinië. Dankzij zijn formidabele invloed in de regio kwam die zone in 1990 inderdaad tot stand. Compleet met een casino, banken en wisselkantoren. Inmiddels was zijn houding ten opzichte van de VS al jaren heel wat ambivalenter dan voorheen. Hij was woedend geweest op de regering Reagan/Bush toen die een maand na de op 2 april 1982 door de Argentijnse junta onder leiding van generaal Galtieri gestarte Falklandoorlog de zijde van Groot-Brittannië had gekozen. Mogelijk is dat de aanleiding geweest voor zijn assistentie bij de pogingen van P2-leider Licio Gelli om in mei van dat jaar van Parijs voor het ronde bedrag van 100 miljoen dollar een nieuw voorraadje Exocet-raketten los te weken ten behoeve van het Argentijnse regime (17).
Nadat George H. Bush in 1988 zijn macht in de VS nog verder uitbreidde door te promoveren van vice-president tot president startte deze een grootscheepse operatie om voorzover mogelijk de ernstigste lijken in de Iran/Contra-kast te houden. Daartoe moest de BCCI tot ontploffing worden gebracht (1991) en een hele lijst van mensen tot zwijgen (18). Hector Villalon stond zonder twijfel ook op die lijst. Hij werd dan ook in 1991 in Florida opgepakt op beschuldiging van drugshandel en witwaspraktijken. Maar het duurde niet lang voordat de oude vos schielijk werd ontvlucht en overgebracht naar de Verenigde Arabische Emiraten. Vandaaruit vertrok hij naar de Syrische hoofdstad Damaskus en hervatte zijn samenwerking met de "Yomagroep", inclusief Rifaat Assad en Hassan Zubaidi.
In diezelfde vroege jaren negentig bezorgde Karim Yoma als speciale gezant van de net tot president verkozen Carlos Menem nucleaire technologie aan Syrië en Iran (19). Onder invloed van internationale protesten werd de gevarengrens daarbij net niet overschreden. Het toont echter aan dat deze groep zich wel degelijk moeite getroostte om de langdurige jacht op de Islamitische atoombom te ondersteunen (20). Een jacht waarbij mogelijk ook Nederland betrokken is geweest. Want na de al eerder vermelde bijeenkomst op Cyprus vond daar volgens getuigen begin 1982 een vervolgconferentie plaats. Daarbij zouden representanten van het Nederlandse bedrijfsleven verwoede pogingen hebben ondernomen om compensatie-orders los te peuteren van hun Arabische gesprekspartners binnen het raam van het beoogde nucleaire project. In hoeverre dat gelukt is, valt moeilijk te verifiëren. Maar zeker is dat kennis over deze gebeurtenissen is doorgedrongen tot de top van de toenmalige Nederlandse onderwereld en haar in staat heeft gesteld ten eigen bate druk uit te oefenen op de regering. Met hier en daar spectaculaire gevolgen. Later meer daarover.
Noten:
- Zie de artikelen "Achterzijde van het beursschandaal, deel 3" in Kleintje Muurkrant 320, "Schaduwcommando van de Prins, deel 6" in Kleintje Muurkrant 339 en "Neerlands stille kracht" in Kleintje Muurkrant 353.
2. Zie voor Haak de artikelen "Achterzijde van het beursschandaal, deel 2" in Kleintje Muurkrant 319 en deel 3 in Kleintje Muurkrant 320.
3. Bij een latere gelegenheid zou Zubaidi vertellen dat het uranium een onderdeel vormde van het Iran/Contra-complex. Zie ook noot nummer 9 bij het artikel "Neerlands stille kracht" in Kleintje Muurkrant 353.
4. Ter bescherming van zijn privacy zien wij ons vooralsnog genoodzaakt de ware identiteit van Collins niet te onthullen.
5. Zie voor nog wat sappige details betreffende diens rol eveneens "Neerlands stille kracht" in Kleintje Muurkrant 353.
6. Zie noot 3.
7.Ter bescherming van zijn privacy zien wij ons vooralsnog genoodzaakt de ware identiteit van O. niet te onthullen.
8. De haven werd in oktober 1999 met geweld gesloten, vooral om de mogelijke aanspraken van Rifat op het presidentschap van Syrië na het overlijden van zijn broer in de kiem te smoren. Zie het artikel "Syria admits to closing Assad's brother's port" van Daniel Sobelman in de Israëlische krant Ha'aretz dd. 17/11/99.
9. Zie de studie "American Hostages in Iran: The conduct of a crisis" van Warren Christopher, Harol H. Saunders, Gary Sick en Paul Kreisberg, New Haven, Yale University, 1982.
10. Idem.
11. Zie het boek "The nuclear barons" van Peter Pringle en James Spigelman (Uitgeverij Avon Books, New York, 1981).
12. Zie voor Villalon de officiële verklaring van de Amerikaanse speurder Lars C. Hansson dd. 18/7/1991 en het hoofdstuk "Luz verde en Teheran" uit het op internet gezette boek "El Tercer Atententado" van onderzoekjournalist Walter Goobar
13. Zie voor deze materie het formidabele artikel van de Uruguyaanse journalist Samuel Blixen "The double role of drug trafficking" op 22 april 1998 op het net gezet.
14. Een paar maanden nadien nam de regering-Carter dit vermetele scenario over voor operatie Desert One. Op 24 en 25 april ontrolde zich een drama in de Iraanse woestijn, waarbij acht Amerikaanse militairen omkwamen, vijf gewond raakten en in totaal acht vliegtuigwrakken in de eindeloze zandvlaktes achterbleven.
15. Zie onder andere de artikelenserie over dit felomstreden onderwerp van de Amerikaanse journalist Robert Parry op www.realhistoryarchives.com.
16. Zie voor een gemakkelijk overzicht van Pharaon's aktiviteiten het boek "Jean-Pierre van Rossem, opkomst en val van een financieel stroman" van Ludwig Verduyn, uitgeverij Kritak, Leuven 1994.
17. Zie bijvoorbeeld het boek "In God's name" van David Yallop, uitgeverij Jonathan Cape ltd., Londen, 1984.
18. Daartoe behoorden onder anderen de Nicaraguaanse president Noriega, de Colombiaanse drugsbaron Pablo Escobar en de belangrijke Amerikaanse drugstrafficker Barry Seal.
19. Het voornaamste Argentijnse nucleaire onderzoekscentrum bevindt zich in Bariloche, dat in Nederland bekendheid geniet als ontmoetingsplaats van leden van ons Koninklijk Huis en leden van de Argentijnse elite.
20. Voor gegevens over Villalon en de "Yomagroep" is voornamelijk geput uit de volgende bronnen:
"Los illustres visitantes";
"Historia general de las relaciones exteriores de la republica Argentina" en
"Narcotrafico y modernicacion en Argentina 1989 - 1999".
Morgenster, 13 februari 2001 (met een forse update in april 2001)