Soestdijk contra Allende
In maart van dit jaar verscheen in Frankrijk het boek 'De laatste strijd van Allende' van de schrijver Pierre Kalfou. Daarin viel ondermeer te lezen dat het Nederlandse Koninklijk Huis in 1963/64 een aanzienlijke financiële bijdrage had geleverd aan de verkiezingskas van de christen-democratische presidentskandidaat in Chili, Eduardo Frei.
door Jan Portein
Met dat gebaar gaf Soestdijk gehoor aan de smeekbeden van de in dat land actieve Belgische pater Roger Vekemans. Een jezuïet over wie het Kleintje al eens eerder het nodige uit de doeken deed in verband met zijn rol binnen de (voor Nederland in DenBosch gevestigde) Stichting Kerk in Nood / Oostpriesterhulp van 'spekpater' Werenfried van Straaten (zie Kleintje Muurkrant nummer 192, 12 november 1987)
Korry
Het Nederlandse Koninklijk Huis was overigens in voortreffelijk gezelschap. Ook het Vaticaan, de christen-democratische partijen van Duitsland en Italië en het Belgische Koninklijk Huis waren zo vriendelijk geweest om samen met de CIA de kas van Eduardo Frei te spekken tot een totaalbedrag van rond de 23 miljoen dollar. Dat bedrag vormde het budget voor Project Camelot dat door de CIA samen met het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken was ontworpen om de "Stalinist" Salvador Allende buiten het Chileense presidentiële paleis te houden. De operatie slaagde. Frei werd president. De bron van dit gedeelte uit Kalfou's boek was Edward Korry, de Amerikaanse ambassadeur in Chili tussen oktober 1967 en oktober 1971. Deze had bij zijn aantreden in Santiago in de spullen van zijn katholieke voorganger Ralph Dungan oud materiaal van de CIA gevonden waarin over deze kwestie werd gerept. Korry herhaalde zijn beschuldigingen in een op 11 september jongstleden voor de Franse televisie uitgezonden documentaire van Patricio Henriquez. De enige weerklank die deze - zeker staatsrechtelijk gezien - pikante geschiedenis in de Nederlandse pers kreeg was te vinden in het oktobernummer van het NOVIB-maandblad 'Onze Wereld'.
Helaas was van het bescheiden uitgevallen artikel weinig chocola te maken. Zo ging het bijvoorbeeld niet in op de vraag waarom er door Korry expliciet gesproken werd over "het Koninklijk Huis" en niet over "prins Bernhard", wiens naam in dit verband niet ongewoon zou zijn geweest. Het zou namelijk kunnen impliceren, dat de verrassende Nederlandse bijdrage aan de Chileense christen-democratische partijkas (volgens Korry niet meer dan 50.000 dollar) ook namens de toenmalige koningin werd gepleegd. En die stond niet te boek als een ervaren speelster op dit sinistere schaakbord. De enige context waarbinnen haar naam in verband werd gebracht met louche zaken was de Lockheed-affaire. Zoals bekend kwam Juliana onder de schuilnaam 'Onyx' voor in het codeboek van de Amerikaanse vliegtuigmaatschappij. Daarmee is niet meteen gezegd, dat zij zich net als haar echtgenoot 'Lap' met onoirbare praktijken bezighield. Maar de vraag is wel degelijk valide wat zij indertijd heeft geweten van Bernhards Lockheed-escapades. En minstens even valide zijn vragen als:
- Maakte de bijdrage aan Eduardo Frei deel uit van de "belangrijke uitgaven" in de jaren zestig die de Commissie Donner bij haar Lockheed-onderzoek had aangetroffen in de administratie van ZKH en waarvan de bestemming niet duidelijk kon worden gemaakt? (zie rapport van de Commissie van drie, pagina 32).
- Wat bewoog het protestantse Koninklijk Huis in 1963/64 om de buidel te trekken toen de jezuïet Vekemans met de mijter rondging ten behoeve van de christen-democratische Frei?
- Wie was Vekemans? En wat deed hij in Chili?
Vekemans
Om met het laatste te beginnen: De 36-jarige Belgische pater Roger Vekemans sj. werd na een Save Our Souls van de Chileense bisschoppen in 1957 door zijn hoogste principaal, de Belgische mgr. Jean Baptiste Janssens, naar Santiago gezonden. Het Marx-virus zorgde volgens de bezorgde bisschoppen voor een snel om zich heen grijpende epidemie onder arbeiders en studenten. En een serum was niet voor handen. Daar moest de als dynamisch en uiterst intelligent omschreven Vekemans voor zorgen. De pater beschikte in Nederland en België over uitstekende connecties, die hij ondermeer had opgebouwd tijdens zijn studie aan de universiteiten van Nijmegen en Leuven. Maar zijn krachtigste donateurs vond hij vooral in kringen rond de West-Duitse christen-democratische Bondskanselier Ludwig Erhard en bij de Duitse bisschoppen. Daarnaast kon hij als professor in de sociologie aan de Gregoriaanse universiteit van Rome rekenen op de onvoorwaardelijke steun van de haviken binnen het in die periode vrij milde Vaticaan van Johannes XXIII bij zijn strijd tegen het communistische duivelsgebroed.
De vloeiend Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans sprekende Vekemans besefte echter dat hij in Chili alleen maar kon slagen met hulp vanuit Washington. Na inventarisatie van de problemen startte hij daar dan ook in 1958 een persoonlijke lobby. Zowel in kringen van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging als bij de inlichtingendiensten. Mede onder invloed van de gebeurtenissen op Cuba kreeg hij al snel gehoor en financiële steun, die nog een extra impuls kreeg na het aantreden van de katholieke president John F. Kennedy in 1960.
De op gang komende dollarstroom werd voornamelijk gesluisd via twee instituten:
a. de Interamerican Development Bank, waarbinnen Vekemans al spoedig een belangrijke rol speelde;
b. de International Development Foundation , een cover- organisatie van de CIA die gerund werd door de katholieke Cord Meyer. Een communistenvreter uit de A-klasse die in zijn latere carrière nog de functies vervulde van nummer twee op de Company's 'dirty tricks'-afdeling en hoofd van het filiaal in Londen. Vrolijke noot: in die laatste functie strikte Meyer naar eigen zeggen de in Engeland studerende Bill Clinton als CIA-informant.
Met die formidabele steun vanuit Washington en Langley in de rug stichtte Vekemans het Centro Belarmino. Een door jezuïeten geleid actiecentrum dat met hulp- en educatieve programma's het Marx-virus probeerde terug te dringen. Dat ging maar moeizaam. De invloed van de socialistische partij van Salvador Allende was groeiende. En binnen de christen-democratische tegenhanger heerste verdeeldheid tussen de gematigde Frei en de "linkse" Bernardo Leighton. Vekeman's voorkeur ging uiteraard uit naar de gematigde, door jezuïeten opgeleide Frei, die hij als enige in staat achtte om bij de presidentsverkiezingen in 1964 Allende te verslaan. De pater werd persoonlijk adviseur van Frei en wist langzamerhand de invloed van Leighton binnen de partij te beperken. Deze besefte ruim tien jaar later, tijdens de door de CIA gesteunde coup van Pinochet, dat zijn linkse imago hem de kop kon kosten en vluchtte samen met zijn vrouw naar Rome. Op 6 oktober 1975 ontsnapte hij daar ternauwernood aan de dood na een moordaanslag in opdracht van de DINA, Pinochets geheime dienst.
Terug naar Eduardo Frei. In de lente van 1963 presenteerde hij zich in gezelschap van Vekemans bij president Kennedy in het Oval Office. De pater was er al vaker geweest en er was tussen hem en JFK iets moois gegroeid. Daarnaast had hij warme sympathie verworven bij procureur generaal Robert Kennedy, de chef van de CIA John McCone, de leider van JFK's Vredeskorps Robert Sargent Shriver en de vertegenwoordiger van het Witte Huis in de top van de National Security Council Ralph Dungan. Die laatste werd na de dood van Kennedy door president Johnson tot ambassadeur in Chili benoemd. Niet lang na het gezamenlijk bezoek van het Chileens/Belgische 'odd couple' aan het Witte Huis werd Vekemans opnieuw ontboden. Bij die gelegenheid werd hem 5 miljoen dollar ontwikkelingshulp toegezegd en 5 miljoen dollar geheime steun van de CIA voor zijn anti-Allende activiteiten. Bovendien kreeg hij toestemming om te putten uit het restant van de door het Congres aan Chili ter beschikking gestelde 100 miljoen dollar ter leniging van de nood na een enorme aardbeving in 1960. Vanuit zijn actiecentrum Belarmino ontwikkelde Vekemans daarna, geassisteerd door een flink aantal zonnebrillen uit Langley, een systematische beschadigingscampagne van Allende en diens partij. Als één van de speerpunten daarbij diende het eveneens door de CIA gesponsorde dagblad El Mercurio van miljonair Agustin Edwards. Het draaiboek dat de CIA voor het eerst in het na-oorlogse Italië hanteerde om links bij verkiezingen de nek om te draaien bewees ook in Chili in september 1964 nog zijn waarde. Frei werd met ruime meerderheid tot president gekozen. Allende moest wachten tot 1970 voor hij zijn slag kon slaan.
Het lag voor de hand, dat Vekemans na de komst van Allende spoorslags zijn biezen pakte. Vanuit de Colombiaanse hoofdstad Bogota zette hij zijn anti-linkse kruistocht voort, waarbij vooral de aanhangers van de bevrijdingstheologie binnen de katholieke kerk het moesten ontgelden. Of Vekemans zich daartoe lieerde aan de eveneens op dat terrein uiterst actieve, onder auspiciën van de World Anti Communist League opererende doodseskaders is niet bekend. Maar gezien de koers die het Vaticaan in 1963 na de witte rook voor paus Paulus VI was ingeslagen, waarbij de katholieke kerk zich verbond met figuren als P-2 leider Licio Gelli en mafiabankiers Michele Sindona en Roberto Calvi, is dat zeker niet uitgesloten.
Giobbe
Hoewel de bijdrage van het Soestdijkse Witte Huis aan de campagne van Frei haast symbolisch aandoet in vergelijking met die uit Washington, blijft het de vraag waarom het toenmalige Koninklijk paar in de buidel heeft getast. De enige duidelijke liaison tussen de katholieke kerk en leden van de familie Oranje-Lippe Biesterfeld was aanvankelijk alleen die met de in 1951 tot het katholicisme geroepen moeder van prins Bernhard, Armgard. In de loop van de jaren had zij echter ook prinses Irene's belangstelling voor de kerk van Paulus weten te wekken. Irene raakte zelfs zo bevlogen, dat zij na het overlijden van oma Wilhelmina in 1963 zich door kardinaal Alfrink naar de roomse kudde liet leiden. Zij had inmiddels amoureuze betrekkingen aangeknoopt met de niet zo zuinig rechtse en aartskatholieke prins Carlos Hugo van Bourbon Parma. Een vriend van de Duitse Bondskanselier Ludwig Erhard en net als zijn vader een fanatieke Franco-aanhanger. De prins leverde in die jaren slag om de Spaanse troon en de opvolging van Franco met Juan Carlos, de zoon van de in 1931 afgezette koning Alfonso XIII en favoriet bij de niet meer zo okselfrisse Spaanse dictator. Bij Carlos Hugo's aanhangers leefde echter de verwachting, dat een huwelijk met een Oranjetelg Franco's schaal ten gunste van hun kandidaat zou kunnen laten doorslaan. En dat huwelijk werd dus de optie. Pas later zou blijken dat het niet voldoende was om Carlos Hugo op de Spaanse troon te hijsen.
Achter de schermen bij het Koninklijk Huis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (onder leiding van de door de jezuïeten van het Amsterdamse Sint Ignatius College opgeleide Joseph Luns) heerste in de tweede helft van 1963 grote activiteit. En er kwam een levendige dialoog op gang met het Vaticaan over alle ins en outs van het voorgenomen huwelijk. Daartoe behoorde ondermeer de wens van het echtpaar in spe om in Rome in de echt te worden verbonden. En dat bleek geen sinecure.
Aan die dialoog op hoog niveau werd namens het Vaticaan deelgenomen door de in 1880 geboren jezuïet kardinaal Paolo Giobbe. Een oude bekende van het Koninklijk Huis, die tussen 1925 en 1935 nuntius was geweest in Bogota (!) en vervolgens diezelfde functie had vervuld in Nederland tussen 1935 en 1958. Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde de toen in Rome verblijvende Giobbe als één van de intermediairs tussen de in Londen oorlog vierende prins Bernhard en het thuisfront. Na de oorlog werd de naam van de nuntius genoemd in verband met de affaire rond de nooit opgeloste moord van Friedrich Schallenberg. Een voormalig lid van de Grüne Polizei, die bij de nuntius over de vloer kwam en onder andere betrokken was bij allerlei duistere intriges rond de geheime verkoop van aan de kerk toebehorende gronden aan de Duitse bezetters, smokkel van goud en het verhandelen van niet-kosjere aandelenpakketten en geheime dossiers. De op 14 september 1949 overleden Schallenberg beschikte al in de vooroorlogse jaren over nog een interessant contact bij de clerus in de residentie. Dat was de Jezuïtische pater Cooymans van het gerenommeerde Aloysius College, waar bijvoorbeeld de latere minister van Buitenlandse Zaken Norbert Schmelzer zijn opleiding genoot. Cooymans was in de naoorlogse periode in het geheim betrokken bij pogingen een brief te achterhalen die prins Bernhard volgens een aantal getuigen op 24 april 1942 vanuit Washington aan Hitler had gezonden, mogelijk via Giobbe. Daarin zou hij aangeboden hebben om terug te keren naar Den Haag om daar als stadhouder van de Führer Nederland onder zijn hoede te nemen. Zonder twijfel werd de nuntius over de stand van zaken in het onderzoek op de hoogte gehouden.
Een concurrent van Schallenberg op dit specifieke terrein was de Belgische ex-SS-er Pierre Sweerts, die in zijn vaderland bij verstek ter dood veroordeeld was. Dat laatste vormde voor hem blijkbaar geen obstakel om net als Schallenberg regelmatig op bezoek te gaan bij de nuntius, voor wie hij inlichtingenwerk verrichtte. Giobbe was overigens niet de enige opdrachtgever van de in een jezuïetenklooster opgegroeide oorlogsmisdadiger. Sweerts werkte namelijk eveneens voor de Britse inlichtingendienst MI 6 en voor een Belgische collega van Giobbe: mgr. Jean Baptiste Janssens sj., de latere opdrachtgever van Roger Vekemans. Deze door de wol geverfde Giobbe speelde in 1963/64 dus nog eenmaal een glansrol in het Nederlandse diplomatieke theater. Na zijn bemiddelende rol tijdens de incubatieperiode van het huwelijk, dat in Nederland voor een vracht heisa in pers en parlement zorgde en Irene's recht op erfopvolging voorgoed blokkeerde, smaakte hij het genoegen Carlos Hugo en Irene op 29 april 1964 persoonlijk in de echt te verbinden. In Rome.
Dit alles in overweging genomen is het heel goed mogelijk, dat in de schermutselingen rond deze trouwpartij het antwoord besloten ligt op de vraag waarom Irene's ouders een bijdrage hebben gestort in Frei's verkiezingskas. Op advies van jezuïetische zijde en het duo Erhard-Luns. Als een zoenoffer om zo in Rome de weg te plaveien voor een rimpelloze voltrekking van het huwelijk van hun dochter op Vaticaans grondgebied. Door Giobbe.
Desgevraagd deelde de Rijksvoorlichtingsdienst mede, dat het Koninklijk Huis nooit financiële steun aan Eduardo Frei heeft verleend.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 326, 30 oktober 1998