Roze balletten (009)
De uit Alphen aan de Rijn stammende Willem van Roy ging in deze serie al eerder voorbij als de vriend van Ruud Wijnants (zie aflevering 4). De ondernemer die Philips met listige kunstgrepen ruim dertig miljoen ontfutselde voordat Eindhoven eindelijk de hand op de knip legde. Van Roy, de tegenwoordige uitbater van de Amsterdamse Gallerie Donkersloot, die zijn wat geaffecteerde taalgebruik opdeed tijdens zijn Haagse jaren en zijn twee Haagse huwelijken, onderhield echter nog meer van dit soort avontuurlijke relaties. Zo trad hij vklgens ingewijden in het recente verleden met enige regelmaat als frontman op in BV's met ludieke namen als Hutspot, Klapstuk en Mc Donell, die hun domicilie hadden in Van Roy's woning op de Herengracht 293. In wezen zouden die BV's toebehoren aan zijn zakenvrienden Bosman en Woestenburg. Deze twee ondernemers zouden met name in het Noorden van ons land een belangrijk marktaandeel hebben in de roesmarkt (zie ook het artikel "Terp van Tijn" in De Morgenster). In Frankrijk zou men naar Bosman uitkijken om hem een vakantie van twaalf jaar te bezorgen conform een veroordeling wegens niet geheel wettige logistieke activiteiten. En kapitein Woestenburg, wiens schip de Cara•bische wateren bevoer, zou ooit een bedrag met vele nullen hebben betaald om weer terug te kunnen keren naar de zo vertrouwde Nederhandse delta. Bij de onderhandelingen daarover ontving de zeerob assistentie van Van Roy en ŽŽn van diens zakenrelaties: mr. Michael PrivŽ. In die tijd het aanstormend jong talejt van het prestigieuze Amsterdamse advokatenkantoor Lubbers en Van Dijk. Volgens dezelfde ingewijden zou PrivŽ naast zijn normale gage voor deze bevrijdingsaktie een extra bonus van 60.000 gulden in ontvangst hebben genomen, zonder dat de belastinghaan daar naar kraaide.
Over zijn kwestieuze financi‘le handel en wandel ontstond in de tweede helft van de jaren negentig ook in een andere affaire de nodige deining. Tot zelfs in de Tweede Kamer toe. De zakenrelatie van onze Galleriehouder was namelijk in 1996 zowel executeur testamentair geworden van de toen overleden Rus Chardzjiev als bestuurder van een stichting die erop moest toezien dat diens nalatenschap zo goed mogelijk intact bleef. Daarbij werd hij juridisch terzijde gestaan door de Heemsteedse advokaat J.L.M. Fruytier, een voormalig studiegenoot van PrivŽ, en financieel door de vastgoedspeculant J. Buse. De nalatenschap bestond uit een grote collectie Russische futuristische kunst die Chardzjiev in 1993 uit Moskou had weten weg te smokkelen (zie achtergrondartikel). Tegen een exorbitant salaris kweet PrivŽ zich ijverig van zijn taak. Zo zette hij bijvoorbeeld de collectie voor nul gulden op de balans. Omdat de Russische autoriteiten de unieke smokkelwaar zonder twijfel zouden opeisen. Een kunstje waarvoor hij jaren later tegen een veroordeling opliep. Daarnaast bracht hij een fors aantal werken aan de Duitse man om de kosten van het netjes in stand houden van het restant, dat als een bizar soort gatenkaas in het Stedelijk Museum terecht was gekomen, te kunnen bekostigen. Daarmee was het curieuze bedragje van dertig miljoen gemoeid. De Nederlandse overheid greep in 1998 in. Zij het wat aarzelend, omdat zij vreesde dat de zaak Chardzjiev een kwalijke invloed zou hebben op de zich al jaren voortslepende onderhandelingen over de teruggave van de Koenigscollectie. Een tijdens WO II door de Duitsers "overgenomen" kunstverzameling die na de oorlog naar Rusland werd overgeheveld. De ingreep resulteerde uiteindelijk in het terugtreden van de groep PrivŽ en het aanstellen van ex-minister van Justitie, BZ en Defensie Job de Ruiter als nieuwe stichtingsvoorzitter. Een merkwaardige benoeming waarover later meer.