Petra Vriens (005)
Geachte officier van justitie,
u en ik mogen mijn vrouw bedanken. Die komt uit Finland en heeft daarom een warme verhouding met bossen, bomen en papier. Zij heeft de gewoonte om papier -maakt niet uit of het gaat om een reclamefolder van de Jumbo of om een brief van de officier van justitie- te controleren op duurzaamheid. Dus op of het van de juiste, boomplezierige strokarton is gerold en op het land van herkomst. Heeft het velletje in kwestie niet het juiste waarmerk dan schrijft zij de leverancier aan. Bij mijn weten blijft het daarbij. Ze steekt de voorraden niet in de hens en laat ook het personeel van de onverlaat ongemoeid. Maar wat niet is, kan nog komen: ik ben wat dat aangaat een optimist.
Mijn vrouw dus gister dat A4tje van u omgedraaid en waar ik voetstoots had aangenomen dat de achterzijde blanco zou zijn, bleek ook die tekst te bevatten. Helemaal aan de bovenzijde van het vel, in een lettertype dat verschilt van dat in uw tekst aan de voorzijde. Mijn vrouw dacht dat het om een paar regels zou kunnen gaan waarin uw ministerie aan zou geven dat het papier van kringloopkwaliteit was. Maar tot ons beider verrassing stond er het volgende:
Deze zaak met parketnummer 16-xxxxxxxx betreft een proces-verbaal van Politie Utrecht ter zake van belediging gepleegd 18 februari 2015 te Soest, gemeente Soest
Nu is u weer aan zet, zou ik zo zeggen...
Aan de voorkant van uw schrijven laat u mij vrijuit gaan van de beschuldiging van ‘een belediging gedaan in het facebook’. Voor dat feit ben ik in december jongstleden door rechercheur Vriens verhoord in Baarn. Maar dat feit -mijn actie in het facebook waardoor de aangever Perry Wijnand Pierik zich beledigd voelde- vond plaats in de zomer van 2015. Dus niet in februari van dat jaar. Waar komt die datum van de achttiende februari 2015 vandaan? Ik stel die vraag zowel aan mijzelf als aan u.
Zelf kom ik er niet uit. Terwijl ik niet eens helemaal in het duister tast omtrent de vraag hoe de wereld er ruim drie jaar geleden uitzag. Ik ben zo iemand die een soort dagboekje bijhoud, al veertig jaar. Stelt niet zoveel voor, hoor. Een paar regeltjes in een agenda, meer is het niet. Weeramateuristische aantekeningen, mijn verblijfplaats van de dag in kwestie, een film die ik gezien heb of een boek dat ik uitlas, en de fysieke of digitale post die ik op die dag ontving en verzond.
Voor achttien februari 2015 ziet de oogst er uit als volgt:
Woensdag 18 februari was ik thuis, in het lieflijke Finse dorp Eura. Het was een voor Noord-Scandinavische begrippen uitzonderlijk warme winterdag, met zeven graden Celsius op de thermometer en uitbundige zonneschijn. Ik heb die dag email ontvangen van en uit laten gaan aan mijn jongste zus Marjolein, in Nederland, aan ene Jan, eveneens in het vaderland, en aan mijn beste vriend Marc, in Frankrijk.
Meer is er met de beste wil ter wereld niet te melden over die dag. Wel durf ik mijn vingers er voor in het vuur te steken dat mijn relatie tot aangever Perry Wijnand Pierik die achttiende februari nog geheel en al vrij was van gekwetste eer aan zijn of aan mijn zijde. De man was toen nog mijn uitgever, niet mijn aangever, om het zo es te zeggen.
In juni van het jaar daarvoor -dan hebben we het dus over 2014- had Uitgeverij Aspekt een roman van mij het licht laten zien, volgens het zogenaamde publishing-on-demand procédé. Weliswaar maakte de publicatie mij achttienhonderd euro lichter, was het boek tot mijn teleurstelling niet of nauwelijks door de publisher-on-demand gepromoot en had ik ook al een half jaar niets meer uit de uitgeverij gehoord terwijl ik met Aspekt een contract voor het laten verschijnen van nog es twee boeken had gesloten. Maar ik ben een ruimhartig mens dat best wel wil begrijpen dat boeken uitgeven niet de rustigste roeping is.
Dus ook toen ik een week na die achttiende februari, op de vierentwintigste, aan Perry Wijnand Pierik per email vroeg om mij te bellen en hij zulks prompt deed, verliep het gesprek -ik geloof dat we ruim een uur met elkaar aan de telefoon zaten- in de grootste harmonie. Nee, hij kon me niet laten uitnodigen voor een bespreking van mijn boek in een radioprogramma dat daar volgens mij uitstekend geschikt voor was, want dan zou ik zelf mijn vliegticket moeten betalen (sic!). En ja, mijn boek was niet het makkelijkste boek om te verkopen, omdat het was geschreven voor het bovenste segment in de boekenmarkt of zoiets. Maar ook ja en heel graag en natuurlijk kan dat toen ik vroeg of ie nog wel trek had in de twee andere boeken. Het gewone getouwtrek dus tussen auteur en uitgever, zeg maar.
Tot helemaal aan het eind van het gesprek. Toen wilde aangever ineens dat ik me ging bemoeien met een conflict dat hij had met een andere schrijver in zijn fonds, ‘omdat jij de man al langer kent, Joop’. Toen ik aangaf dat ik daarin geen zin had en dat ‘s avonds in een email aan aangever nog es herhaalde en onderbouwde, was mijn conflict met Perry Wijnand Pierik geboren. Maar dat was dus pas een week na de door u in het proces-verbaal van rechercheur Vriens geconstateerde ‘belediging’.
U snapt het wel, meneer de officier. Trekt u nu maar es een uurtje uit om het dossier dat aan dit proces-verbaal hangt nog es een keer uit te pluizen. Ik van mijn kant wacht geduldig op uw uitleg en sluit in deze brief niet alleen mijn telefoonnummer bij maar ook een emailadres. En mocht u er niet uitkomen en mijn hulp nodig hebben dan ben ik best bereid om daarvoor naar Utrecht te komen. Jazeker, ik betaal dat vliegticket desnoods zelf….
(JoopFinland)

