Skip to main content

Leven met Steiner (002)

01 oktober 2022

Verwondering en bewondering. Dat zijn de twee termen waarmee de schrijfster haar ontmoeting met antroposofen samenvat. Ilse Marrevee schreef, een tijdje geleden alweer, het boekje Antroposofie ontmoet (2015). Een paar weken geleden hield zij een lezing over het ding in de plaatselijke bieb. Ik heb die niet bezocht. Niet alleen omdat je er tien hele euro’s voor moest neertellen, en omdat ik in het publiek waarschijnlijk de enige met een mondkapje zou zijn geweest. Neen, ik zag in de flaptekst van het boekje dat feitelijk een optelsom van een tiental interviews is, dat maar één naam van de ondervraagden bij mij een belletje deed rinkelen. De rest is dus import, is voor een deel waarschijnlijk ook al weer verder gebakfietst, en kan dus geen licht werpen op mijn vraag wanneer en vooral waarom zoveel discipelen van Steiner in mijn geboortestadje zijn neergestreken.

Die ene is Karel Freeve. Dat was de huisarts van mijn ouders, in de jaren tachtig, en volgens hen ‘niet zo’n goeie’. Die waardering doet er hier niet toe, belangrijker is dat Freeve de opvolger was van ‘dokter Bos’. Een legendarische verschijning uit mijn kinderjaren. Dat begon al op de straat voor mijn geboortehuis waar de dokter de nodige bekijks trok omdat hij zich met zijn bijna twee meter uit een Heinkel scooter wurmde, een soort bakfiets met een motor en een deurtje. Maar ook eenmaal binnen, in het veel te grote gezin, bleef elk bezoek van de man nog lang in de herinnering. Omdat hij voor iedereen even tijd had. Bos had voor ons het beste van alle medicijnen meegebracht: aandacht. Al bestond die maar uit eventjes een hand op je hoofd of een woordje of twee, ze was de balsem voor negen kwetsbare zielen.

Bij mijn ouders kon ‘dokter Bos’ niet stuk. Pas veel later begreep ik dat ze met reeds een kind en een ander op komst dat geboortehuis van mij hadden kunnen betrekken na bemiddeling van deze huisarts. Mijn vader was reeds getrouwd toen hij mijn moeder ontmoette, en ‘hokkende’ paartjes waren veroordeeld tot een krottenwijk. Bos kreeg ze in de tweekamerwoning in de eerste naoorlogse uitbreiding van het stadje. En het was ook Bos die mijn vader vijftien jaar nadien deed inzien dat er met negen mensen in die twee kamertjes niet alleen gebrek aan ruimte ontstond maar ook de gezondheid van zijn vrouw gevaar liep.

Weer iets later kreeg Bos een voornaam: Maarten. En laat het nu juist Maarten Bos zijn die naar verluidt aan de basis stond van de ‘antroposifering’ van het stadje. Het zij zo, belangrijk hier is dat Bos dus geen missie pleegde. Nooit heb ik mijn moeder -haar streng-christelijke achtergrond zou daar zonder meer aanleiding toe hebben gegeven- horen refereren aan zoiets als Bos-en-de-sofen. Sterker: toen eind jaren zeventig de eerste Vrijeschool verrees gebeurde dat in zeg maar de achtertuin van het huis waar ik opgegroeid ben. Die grensde aan een hertenkampje, en mijn moeder bekeek het vreemdsoortige optrekje en zei: ‘Dat zal wel een nieuw hok voor die beesten moeten worden’. De term antroposofie heb ik uit haar mond nooit vernomen…

(JoopFinland)

Klik hier om uw reactie toe te voegen
01 oktober 2022
Leven met Steiner