IJ, IJ (005)
[vorige deeltje uit deze serie dateert van 3 juli j.l.] In november van het vorig jaar ontving de Soedanese zakenman Mohammed Suleiman al- Nalfi een verrassend verzoek. Of hij op korte termijn naar Amsterdam wilde komen. Daar kon hij een prima baan krijgen. Voor een vliegticket was al gezorgd. Al-Nalfi bedacht zich geen twee keer. Sinds het vertrek van zijn voormalige opdrachtgever Bin Laden naar Afghanistan waren zijn zaken er gaandeweg op achteruit gegaan. Weliswaar functioneerde het door hem opgerichte Taba Investments aan de McNimrstreet in Khartoum nog steeds naar behoren, maar zijn leidinggevende rol binnen dit financiële bolwerk van Al Queda was al lang daarvoor overgenomen door Khalid Ali Waleed. Toen Al-Nalfi een tussenlanding maakte in Kenia op zijn trip naar Amsterdam werd hij door agenten van de FBI gevat en naar New York overgebracht. Daar werd hij vier maanden lang dag in dag uit verhoord zonder dat iemand verder wist van zijn aanwezigheid in de VS. Pas op 23 maart jl. werd hij voorgeleid. Hij werd ondermeer beschuldigd van het inrichten van de financiële basis van de terroristische organisatie Al Queda in Soedan en van wapensmokkel ten behoeve van die organisatie. De zaak van het OM leunde zwaar op de verklaringen van Jamal Ahmed al-Fadl. Een familielid van Al-Nalfi die eveneens voor Al Queda en Taba Investments had gewerkt, maar Amerikaanse eieren voor zijn geld had gekozen en sindsdien optrad als "kroongetuige" (zie ook het bericht "ABN/AMRO en Al Queda" van gisteren).
De arrestatie van Al-Nalfi vormde het uitpunt van een sting-operatie van de FBI, die naar alle waarschijnlijkheid dankzij de informatie van Al-Fadl precies wist hoe diens familielid naar Amsterdam kon worden gelokt. Bovendien was een baan in Amsterdam voor Al-Nalfi blijkbaar geen verdacht aanbod.
Dat strookt aardig met het bericht van een paar weken geleden dat Al Quedra in onze hoofdstad al geruime tijd drugsgelden zou witwassen en het vervolgens zou hebben geïnvesteerd in de noodlijdende scheepsbouw en een maritiem sleepbedrijf. Het moet voor de FBI een fluitje van een dime zijn geweest om uit te vinden welke bedrijven in de bewuste sector van het Amsterdamse bedrijfsleven in de jaren negentig een financiële injectie hadden gekregen en daarna waren weggereden uit de intensive care of een plotselinge bloei doormaakten. Vooral omdat het aantal bedrijven in die sector miniem is. Daarna moet het voor de Amerikaanse rubberzolen niet al te moeilijk meer zijn geweest om een haring voor Al-Nalfi's tent te hangen en hem op die wijze eruit te lokken. Tot nog toe weten wij niet om welke Nederlandse ondernemingen het gaat, maar we hebben wel degelijk een donkerbruin vermoeden. En we zetten deze serie zeker voort.