Het schaduwcommando van de prins (001)
Eind augustus van dit jaar werd Zwitserland opgeschrikt uit haar Alpendromen door een schandaal van 7.5 op de schaal van Richter. Dino Bellasi, een voormalig accountant van de rond de 130 man tellende Zwitserse geheime dienst bleek in de afgelopen vijf jaar een slordige 12 miljoen gulden achterover te hebben gedrukt via valse declaraties. Na zijn arrestatie verklaarde hij dat het geld voor het grootste gedeelte was gebruikt voor de aankoop van wapens voor een nieuwe super-geheime dienst die niet onder de verantwoordelijkheid van de regering zou vallen. En dat hij had gehandeld op bevel van zijn hoogste chef binnen de reguliere Zwitserse regenjassenorganisatie.
door Jan Portein
Het leek er aanvankelijk sterk op dat Bellasi alleen maar het wat bladderig geworden verhaal rond P-26 (1) van een nieuw verfje voorzag om zijn huid te redden. Maar toen op aanwijzingen van de in het nauw gebrachte cijferfreak in de omgeving van Bern inderdaad een wapenarsenaal werd aangetroffen dat Bruce Willis natte dromen zou bezorgen, werd de stormbal gehesen. En de storm wakkerde aan tot windkracht tien toen bleek dat in 1997 een aantal onbekende sportievelingen hoog in de bergen bij Andermatt met dat dodelijke speelgoed oefeningen had gehouden. De chef van de geheime dienst trad "vrijwillig" terug om het justitiële onderzoek niet in de weg te staan. En vervolgens werd, zoals dat gebruikelijk is bij dit soort gevallen, "whistleblower" Bellasi zodanig geroosterd dat hij binnen een week opbiechtte dat P-27 uit een van zijn duimen afkomstig was. De barbecue werd geregisseerd door groot-inquisiteur Carla del Ponte, die op het punt stond naar het Vredespaleis in Den Haag te vertrekken om daar de post van hoofdaanklager van het Joegoslavië- en Rwanda-tribunaal over te nemen (2). Zij maakte na de gehaaste verhoren bekend dat er geen sprake was van een nieuw geheim netwerk in Zwitserland, dat de leiding van de Zwitserse geheime dienst vrijuit ging en dat het bij de zaak-Bellasi puur en alleen om een criminele affaire ging. Inmiddels waren in de Zwitserse pers al berichten verschenen die eveneens in die richting wezen. Bellasi zou contacten onderhouden met de mafia en notoire figuren uit de internationale wapenhandel. Men ging er gemakshalve maar aan voorbij dat in het (recente) verleden is gebleken dat geheime diensten en onderwereld meer dan eens samenwerken (3) en dat bij de zogenaamde parallelle geheime organisaties als de Italiaanse Gladio of de Franse SAC (4) de deur nog wijder openstaat voor gezamenlijke operaties.
Hollandse parallellen
In Nederland heerst over het algemeen de opvatting dat dit soort ongein bij ons niet voorkomt. Maar Het Kleintje ontdekte onlangs dat die opvatting onjuist is. Een parallelle organisatie die zeer sterk gelieerd was met prins Bernhard heeft namelijk in een niet eens zo ver verleden met enige regelmaat gebruik gemaakt van de diensten van de tot langdurige vrijheidsstraf veroordeelde Montenegrijn Slobodan Mitric (alias "Karate Bob"). En het is nog maar de vraag of deze organisatie geheel synoniem is aan O & I (Operatiën en Inlichtingen), de in 1990 door premier Lubbers opgedoekte Nederlandse Gladiolenvereniging.
Een van de leiders van die parallelle organisatie was de in de herfst van 1990 overleden vriend van prins Bernhard, Hans Teengs Gerritsen. De prins en de zoon van een Amersfoortse graanhandelaar kenden elkaar al sedert 1930 toen zij beiden de handelshogeschool van Lausanne bezochten. Onder andere voor cursussen in "pakken wat je pakken kan". En dat op velerlei gebied. Later in dat roerige decennium kwamen zij elkaar opnieuw tegen toen Bernhard via een gezamenlijke operatie van NW 7 en de Abwehr (5) aan de zijde van prinses Juliana was opgedoken. Teengs Gerritsen werkte in die periode voor de KLM en fungeerde daarnaast als agent van GS III, de Nederlandse militaire inlichtingendienst. Wie eenmaal aan het "cloak and dagger"-huisje heeft geknabbeld is verloren. Of je zus nou Grietje heet of niet. Een vaste regel die ook voor deze vrienden voor het leven gold. Dat bleek voor Teengs Gerritsen bijvoorbeeld zo'n vijftig jaar later toen hij samen met bankierstelg Bib van Lanschot en oud-BVD topman Cees van den Heuvel de bal aan het rollen bracht voor een actie tot vrijlating van Aus der Funten en Fischer. De laatste twee Duitse oorlogsmisdadigers die in de koepel van Breda met hun barbaarse herinneringen leefden. De initiatiefnemers hadden in de Tweede Wereldoorlog alledrie tot het verzet behoord. Teengs Gerritsen en Van Lanschot maakten deel uit van de inlichtingendienst van de OD (6), Van den Heuvel van de groep Albrecht (7).
Met name Van den Heuvel kon bogen op een glanzende subversieve carrière. Na zo'n zeventien jaar BVD-eieren te hebben uitgebroed werd hij in 1962 onder zijn voormalige BVD-chef L. Einthoven de drijvende kracht achter het beruchte ultra- rechtse informatiebureau Interdoc en vervolgens van allerlei stichtingen en instituten die serums verstrekten tegen het rode virus. Daartoe behoorden onder andere het zogenaamde Dienstencentrum 1945 (waarvan Teengs Gerritsen en Van Lanschot eveneens het lidmaatschap hadden verworven) en het Oost-West Instituut, beide aan de Scheveningseweg 11 in Den Haag. Van den Heuvel ondervond daarbij vrijwel vanaf het begin de krachtige steun van CIA-agent en WACL-voorganger Carl Armfelt, die eveneens op goede voet raakte met Hans Teengs Gerritsen (8).
Tot de groep van uiteindelijk negentien complotteurs die de maatschappelijke verontwaardiging aan hun laars lapten en Lubbers in 1989 bewogen om de twee oude Duitse zielepieten uit hun Breda'se kooi te halen behoorden ondermeer:
- Th. van Lier (oud-lid van de groep Albrecht, lid van de Raad van State, voormalig coördinator van O en I);
- M. van der Stoel (oud-minister van Buitenlandse Zaken, lid van de Raad van State, volgens sommige publicaties voormalig coördinator O en I);
- S.W. Couwenberg (ex-Interdoc, hoofdredacteur van het huisorgaan van het Oost-West Instituut, Civis Mundi);
- G. Peijnenburg (oud-secretaris generaal ministerie van Defensie, oud-staatsecretaris van Defensie, lid van het Dienstencentrum);
- E. Roest (admiraal b.d., oud-chef militair huis van de koningin, lid van het Dienstencentrum).
Geen gezelschap dat je dagelijks tegenkomt in Walibi. Meer een club waarvan je mag vermoeden dat de spelers ervan een elleboogje in het gebit van hun tegenstanders planten als de scheids even niet kijkt. Dat Teengs Gerritsen ook tot de spelersgroep van O en I behoorde of van een andere club uit de parallellencompetitie valt hier niet één twee drie uit te destilleren. Maar wat te denken van de volgende zinnen uit een vrij recente brief van Slobodan Mitric?
"Ik heb een brief naar u gestuurd met een kopie-foto van de zoon van de overleden Hans Teengs Gerritsen. Mijn dierbare, trouwe, beschaafde Hans Teengs Gerritsen. Hij heeft mij verteld dat hij niet in staat is verder te knokken om mij te helpen via de BVD. Omdat zijn kinderen met de dood bedreigd werden. Hij heeft mij beloofd rechtstreeks met de koningin contact op te nemen om onder vier ogen te vertellen wat er allemaal rond mijn zaak speelt. Een week daarna hebben ze geregeld dat TITANI (kennelijk de codenaam die Mitric voor Teengs Gerritsen gebruikte) een hartinfarct kreeg". Bij dat laatste valt misschien een tuiltje vraagtekens te plaatsen maar de rest sluit aardig aan bij een alinea uit een dit jaar verschenen boek van Willem Oltmans (9):
"Teengs Gerritsen had een postbus in de buurt van het Noordeinde. Op een ochtend stond hij op het trottoir een zojuist ontvangen brief te lezen, omdat hij nieuwsgierig
was naar de inhoud. Het was 8.30 uur en een auto stopte langszij. Het raam werd opengedraaid en Beatrix vroeg: "Oom Hans, is dat een brief die het daglicht kan verdragen?" De koningin kende haar pappenheimers uitstekend."
Tot die pappenheimers hoorde ook ene Blok, een districtsvertegenwoordiger van de Stichting 40/45 uit Oosterbeek en een fanatiek jager en filmer. Een citaat uit een brief dd. 12/8/77 van Coen Janssen, toenmalig lid van de verzetsclub Expogé (ex politieke gevangenen) en ex-beroepsmilitair: "Ze zijn met zes man in Tanganjika geweest. ZKH, Blok, Teengs Gerritsen en nog drie anderen. Zijn daar op safari geweest. Blok filmt zeer goed. Heeft films van naakte danseressen gemaakt. Hij beschikte over het geheime telefoonnummer van Soestdijk. Hij was ook kind aan huis bij ZKH's moeder. Kende haar Poolse vriend (ex-Kolonel) zeer goed. Blok was er vrijwel dagelijks. Hij heeft wapens gehaald uit Tsjecho-Slowakije. Werd op Schiphol door de douane niet gecontroleerd. Ook Teengs Gerritsen was in Warmelo kind aan huis".
Bestond er enig verband tussen Blok's steelse import van Tsjechische handwapens, Warmelo en de mogelijk parallelle praktijken van Teengs Gerritsen? En hoe en waarom zou deze de hulp hebben ingeroepen van de in de wereld van de oosterse vechtsporten met groot respect behandelde Slobodan Radojev Mitric, alias "Karate Bob"? We moeten terug in de tijd.
Karate Bob
Op 25 december 1973 stuurde Mitric in het door veel Joegoslaven gefrequenteerd Amsterdamse café Mostar met een paar gloeiende stukjes lood een Joegoslavische onderwereldfiguur met de lege slee van de Kerstman mee en zette de verdere levensverwachting van diens handlangster op een spaarbrander. Kort daarop blies hij niet ver daar vandaan op stevige wijze de kaars uit bij nog twee landgenoten. Bij een derde aanwezige lukte dat net niet, maar diens kaars leidde verder wel een zeer flakkerend bestaan. Na deze vingeroefeningen werd Mitric gearresteerd. Tijdens het verhoor liet hij weten dat hij een agent was van de Joegoslavische veiligheidsdienst CBOB en dat hij had gehandeld uit noodweer. Een paar dagen voor die vijfentwintigste december was hij al ternauwernood ontsnapt aan een moordaanslag in een ander Amsterdams etablissement. En café Mostar was het toneel geweest voor het tweede bedrijf. De deelnemers aan de beide schietpartijen behoorden volgens het verhaal van Mitric oorspronkelijk tot dezelfde criminele organisatie. Die hield zich ondermeer bezig met het leeghalen van aan banken en grote bedrijven toebehorende kluizen. Vooraf kregen de bendeleden van Nederlandse informanten precieze aanwijzingen over waar zij moesten zijn en wat zij zouden aantreffen. De buit werd na de inbraak eerlijk gedeeld met de informanten. Die zouden vervolgens hun deel verder hebben gesluisd naar de Joegoslavische stalinist Vlado Dapcevic, die in ballingschap in Brussel verbleef. Met het geld dat deze uit Nederland ontving zou diens strijd tegen Tito zijn gefinancierd. Merkwaardig detail aan dit verhaal is het feit dat deze inbraken altijd slaagden maar nooit bij de politie werden aangegeven of via de pers naar buiten werden gebracht. Mitric was in deze groep geïnfiltreerd in een poging om zich langs die weg toegang tot Dapcevic te verschaffen. Hij had namelijk van zijn broodheren bij de CBOB opdracht gekregen het leven van de Tito-opposant aanzienlijk te verkorten. Toen hij erin slaagde om in Brussel een onderhoud met de oude communist te arrangeren voerde hij zijn order niet uit. Vooral omdat Dapcevic hem ervan wist te overtuigen dat hij nooit een cent van welke inbraak dan ook had ontvangen. Nadat in Belgrado duidelijk was geworden dat Mitric zijn dienstopdracht door het toilet had gespoeld deelde de CBOB een "license to kill" uit aan de andere bendeleden. Met alle gevolgen van dien. Mitric' verhaal vond bij de rechters net zoveel weerklank als een lied van Bolle Jan in de Scala van Milaan en ondanks het felle verweer van zijn advocaat, mr. Luuk Hamer, werd hij dan ook in hoger beroep tot dertien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Dat hield in dat hij, rekening houdend met de gebruikelijke aftrek, in november 1982 weer op vrije voeten zou komen.
Inmiddels kreeg de voormalige CBOB-agent in het Huis van Bewaring regelmatig visite. Vertegenwoordigers van verschillende Nederlandse snuffelorganisaties dienden zich bij hem aan om informatie los te krijgen over hun Joegoslavische opponenten. Mitric had net zoveel keus als een parachutist die op een krokodillenvijver afzeilt. Als hij niet meewerkte stond een enkele reis Joegoslavië op het menu en een voortijdig einde tussen zes ruwhouten planken. Zijn advocaat was op de hoogte van deze niet zo feestelijke interviews, maar kon daar weinig aan doen. Begin 1976 verhuisde zijn cliënt naar het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) in Scheveningen. En op een dag meldden zich daar twee wat oudere heren, die beiden over een pasje van de Militaire Inlichtingendienst (MID) beschikten. Na een wat stekelig verlopend introductieceremonieel ontstond geleidelijk aan een goede verstandhouding tussen Mitric en het geheimzinnige duo, dat met een pakket interessante voorstellen naar het PSC was gekomen. Het hield grosso modo in dat zij hun best zouden doen om voor Mitric een Nederlandse verblijfsvergunning te versieren of een toelating tot de Verenigde Staten. Dat zou uiteraard nogal wat voeten in de aarde hebben, maar onderwijl zou de Joegoslavische agent en karateka zijn goede wil kunnen tonen door wat irreguliere klusjes voor hen op te knappen buiten het PSC. Zij zouden er wel voor zorgen dat hij op een of andere manier verlof zou krijgen. Na overleg met mr. Hamer ging Mitric akkoord. En daarmee maakte hij zijn rentree in de schemerwereld van spionage en misdaad. Al snel kreeg hij van zijn enigmatische opdrachtgevers een rol toebedeeld in de in vele opzichten nog duistere affaire rond de voor oorlogsmisdaden in Polen veroordeelde Pieter Menten. En raakte hij via hen betrokken bij een voor die tijd formidabele drugsaffaire. Meer daarover in het volgende Kleintje.
noten:
(1) De naam van de Zwitserse stay behind-organisatie, waarvan het bestaan aan het licht kwam tijdens de Gladio-erupties in Italië in 1990.
(2) Del Ponte, die in de jaren negentig de functies van hoofdaanklager, advocaat-generaal en toezichthouder bij magistratuur, politie en geheime dienst in zich verenigde, was in haar eigen land zeer omstreden. Aanleiding daartoe was haar uiterst merkwaardige rol tijdens de gerechtelijke onderzoeken in een paar enorme internationale drugsaffaires. Zij werd ervan beschuldigd de banken die bij deze affaires waren betrokken (ondermeer de Trade Development Bank van Panda-lid Edmond Safra, die al vaker in onze kolommen opdook) willens en wetens uit de wind te hebben gehouden. Vanuit de VS kwamen zelfs berichten dat zij mafiabindingen had. Zie hiervoor onder andere Gian Trepp's "Swiss Connection", Unionsverlag 1996, Zürich.
(3) Zoals bijvoorbeeld bij de internationale drugs- en wapenhandel (vgl. de Iran/Contra-affaire).
(4) Service d'Action Civique. Begin januari 1960 in het leven geroepen om blijkens de oprichtingsakte "alle personen bijeen te brengen ongeacht hun overtuiging of ras, die het optreden van generaal De Gaulle willen ondersteunen". Deze parallelle dienst bestond van meet af aan voor een fors gedeelte uit onderwereldfiguren (de zogenoemde "barbouzes") die er niet voor terugschrokken mensen die het gaullistische regime niet welgevallig waren uit de weg te ruimen. Bijvoorbeeld de Marokkaanse "dissident" Ben Barka die volgens een altijd zorgvuldig uit de pers geweerde reconstructie op 29 oktober 1965 in Parijs werd ontvoerd, aan boord werd gebracht van het door de Mossad geleverde schip de "Narwal" en een paar dagen later met een blok cement aan zijn voeten in Het Kanaal werd gedumpt.
(5) NW 7 was de spionage-afdeling van IG Farben die onder leiding stond van Max Ilgner, een goede kennis van Bernhards moeder prinses Armgard. De Abwehr was de Duitse (contra-) spionagedienst onder leiding van admiraal Wilhelm Canaris. Prinses Armgard en haar huisvriend ("kolonel") Pantchoulidzew golden als informanten van beide organisaties. Zie hiervoor ondermeer het standaardwerk van Wim Klinkenberg: "Prins Bernhard, een politieke biografie" (derde verbeterde druk), In de Knipscheer, Haarlem, 1986.
(6) OD staat voor Ordedienst. In aanleg een groepering die niet in het leven was geroepen om de moffen te vuur en te zwaard te bestrijden, maar meer om het linkse rapalje te beletten de macht te grijpen als de moffen zo vriendelijk zouden zijn om zich tot achter Elten en Tudderen terug te trekken.
(7) Een passeurs- en inlichtingengroep van waaruit heel wat leden na de oorlog de overstap maakten naar de BVD en andere kermisattracties.
(8) Zie voor deze combine Kleintje Muurkrant 328, "Brusselse truffels" en voor Armfelts bemoeienis met geheime wapenleveranties Kleintje Muurkrant 335, "De bank, deel 3", noot 6.
(9) Zie Willem Oltmans "Mijn vriendin Beatrix", De Papieren Tijger, Breda, 1999.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 337, 22 oktober 1999