Skip to main content

Gerrit Reede (002)

31 december 2002

(oorspronkelijk artikel: Verraad in de Vijzelstraat - 31 december 2002)

Dit is een journalistiek verslag van een jarenlange speurtocht naar de duistere achtergronden van de "Ausradierung" die de links-radikale verzetsgroep CS 6 ten deel viel in de Tweede Wereldoorlog. Als onderdeel van het Englandspiel. Het beruchte dubbelspel tussen de Brits/Nederlandse en Duitse inlichtingendiensten, waarin een tot nu toe vrijwel onbekende Nederlander een buitengewoon belangrijke rol heeft gespeeld. Na de oorlog had hij zeker de doodstraf verdiend, maar vanwege hogere belangen kreeg hij die niet. Ook de publiciteit zoals die zich rond bekende figuren als Christiaan Lindemans, Antonius van der Waals en George Ridderhof voordeed bleef zo goed als achterwege.
Merkwaardig, gezien de perfide activiteiten die hij zowel voor als tijdens de oorlog ontwikkelde in opdracht van zowel de geallieerde als Duitse inlichtingendiensten.
Het hierna volgende relaas is een poging om alsnog die dubbelspion frontaal voor het voetlicht te trekken. Uiteraard met hier en daar de niet te vermijden losse eindjes en soms helaas meer interpretatie dan echt bewijs. Maar de impact van het verhaal berust op feiten. Weggemoffelde feiten. Dit drama uit een langzaam vervagend tijdperk verschijnt als een ouderwets feuilleton op deze internet-site. Als dat in de niet al te verre toekomst voltooid is, zal het in een gedetailleerdere versie compleet met verklarende noten als boek op de markt worden gebracht door Uitgeverij Papieren Tijger.

Hoofdstuk 1

Reus

Midden april 1949 ontving de Parlementaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940 - 1945 een brief uit Haarlem. Taalkundig gezien was het epistel misschien neusje noch zalm. Maar inhoudelijk was het niet van belang ontbloot. De tekst luidde als volgt:
"Hierbij neem ik beleefd de vrijheid het navolgende onder uw welwillende aandacht te brengen betreffende het Englandspiel, welke causerie hierover ik Dinsdag 12 April door de auteur van het boek "Carnaval der Desperado's" te Haarlem aanhoorde en de spreker (de heer Kas de Graaf) op grove vergissingen betrapte. Toen ik hem enige strikvragen stelde, constateerde ik naar aanleiding van zijn antwoorden, dat de spreker zeer eenzijdig op de hoogte was van de werkelijke gebeurtenissen.
De volgende conclusie, die ik reeds lange tijd bezat, kan ik nu m.i. volkomen beantwoorden. Ik beschuldig Kas de Graaf van een Duits spion te zijn, en ik kan dit tevens bewijzen. Gaarne zou ik dit aan de hand van gegevens en vaststaande feiten en van getuigen voor de Parlementaire Commissie mondeling getuigen en verzoek ik u ook beleefd mij een onderhoud op een door u nader te bepalen datum toe te staan.
Inmiddels verblijf ik,
hoogachtend, w.g. H. Reus
".

De voorzitter van de Commissie, de P.v.d.A.-er mr. L.A. Donker, stuurde op 21 april 1949 één van zijn medewerkers naar Haarlem om te zien of deze Hendrik Adolf Reus iets coherents te vertellen had. Uit diens verslag en een latere schriftelijke toelichting van Reus zelf bleek ondermeer dat de Haarlemmer in 1933 lid was geworden van de NSB. De reden was nogal triviaal: rond de tachtig procent van de leden van zijn rijvereniging behoorde tot Mussert's discipelen en om er een beetje bij te horen had de toen zestienjarige Reus zich ook maar bij de NSB aangesloten. Zonder overigens, à la Joseph Luns, de eed af te leggen of voor zijn lidmaatschap te betalen. Drie jaar later werd het ambtenarenverbod van kracht waarmee onder anderen NSB-ers werden uitgesloten van werkzaamheden voor de overheid. Mede onder druk van zijn vader die hoofd was van het Gemeentelijk Energiebedrijf in Haarlem verliet Reus kort daarna zowel de nationaal-socialistische rotten als de rijvereniging.
Bij de mobilisatie in het najaar van 1939 kwam hij als motorkoerier terecht bij de Artillerie in Oegstgeest. Het geüniformeerde bestaan duurde echter niet lang. Dankzij de bemiddeling van directeur Van Mierloo van de Machinistenschool aan de Amsterdamse Overtoom kreeg Reus in december 1939 studieverlof. In juli 1940 behaalde hij al zijn eerste diploma als leerling-machinist. Na een aansluitende praktijkperiode keerde hij in 1942 voor korte tijd terug naar de school. Inmiddels was hij opnieuw uit opportunistische overwegingen lid geworden van de NSB. Desondanks zou hem door medestudenten zijn gevraagd om toe te treden tot een verzetsgroep die zich al vrij vroeg in de oorlog op de school had geformeerd. Een van de leidinggevende figuren ervan zou Jan van Mierloo zijn geweest, de zoon van de directeur. Reus had geweigerd om op het verzoek in te gaan. Volgens hem was de security binnen de groep, die zich o.a. bezighield met het repareren en in elkaar zetten van revolvers, vergelijkbaar met een rijk assortiment gatenkaas. Hij was in die mening gesterkt toen hij erachter kwam dat de ex-NSB-er Kas de Graaf contact met Van Mierloo's "wild bunch" onderhield. Dat vond hij moeilijk te rijmen met de vriendschappelijke banden die De Graaf zowel vóór het uitbreken van de oorlog als erna koesterde met zijn voormalige Haarlemse partijgenoten Adriaan Hofman en Boy Jepsen. Deze beide heren hadden hun nationaal-socialistische sympathieën nooit onder stoelen of banken gestoken en hadden in de eerste oorlogsjaren zelfs met enthousiasme voor de zwaar onder controle van Joseph Goebbels staande radio in Duitsland gewerkt. Bovendien was Reus ervan op de hoogte dat De Graaf tweemaal door de Duitsers was opgepakt wegens zwarte handel en dat hij bij beide gelegenheden vrij spoedig weer op vrije voeten was gesteld.
Eind augustus 1943 maakten Reus en zijn twee broers gebruik van een escapelijn via Parijs om in tien dagen naar Spanje uit te wijken. In tegenstelling tot de buitentemperatuur was de ontvangst daar polair. Het had zoals gebruikelijk in die tijd nogal wat voeten in de aarde voor de drie gebroeders zich weer redelijk vrij konden bewegen. In afwachting van zijn doorreis naar Engeland knapte Reus wat administratieve klussen op voor het Nederlandse consulaat in Madrid. In december van datzelfde jaar werd hij verrast door de komst van twee Nederlandse Engelandgangers, Kas de Graaf en de hem onbekende Bob Celosse. Reus informeerde bij de van NSB-er tot verzetsheld getransformeerde De Graaf hoe het met de jongens van de Machinistenschool was afgelopen. De door Christiaan Lindemans (alias King Kong) naar Spanje geloodste CS 6-er zou hem toen hebben toevertrouwd dat die allemaal waren gefusilleerd en dat ook De Graaf zelf als zodanig te boek stond. Hij had echter weten te ontsnappen. Reus voelde nattigheid en vreesde dat De Graaf bewust of onbewust door de Duitsers bij de verzetsgroep van de Machinistenschool naarbinnen was gesmokkeld om langs die weg de zaak te kunnen ontmantelen. Reus probeerde na De Graaf's vertrek naar Engeland begin januari 1944 aan de weet te komen hoe diens reis was verlopen. De informatie die hij her en der verzamelde stelde hem niet gerust. De Graaf zou zich in Parijs zo vreemd hebben gedragen dat de mensen van de escape-lijn hem zo snel mogelijk hadden proberen te lozen. Niettemin waren heel wat medewerkers van de lijn ten tijde of kort na de passage van De Graaf opgepakt.
Reus zou tegenover de Nederlandse autoriteiten stijf zijn mond hebben dichtgehouden over zijn bevindingen. Hij zou pas een poging hebben gedaan om zijn kennis te spuien toen hij in de zogenoemde Patriotic School door Britse officieren werd verhoord. Maar daar zou weinig interesse zijn getoond voor zijn informatie. De Graaf was inmiddels namelijk een van de kopstukken geworden van het Nederlandse Bureau Buitengewone Opdrachten en in die functie op goede voet geraakt met prins Bernhard. De Britten wensten geen "fuzz" in hun eigen inlichtingenwinkel. Reus zou om die reden dus zijn aangeraden om tegenover het Nederlandse screeningsteam maar helemaal niets over zijn vermoedens inzake kapitein De Graaf naar voren te brengen. De Haarlemse vluchteling zou onaangenaam verrast zijn geweest door deze houding en helemaal het spoor bijster zijn geraakt toen hij werd geconfronteerd met een stafkaart van bezet Nederland. Reus:
"...na een Engelse stafkaart bekeken te hebben vertelde ik de Engelsen, dat de kaart wat betreft de punten die ik kende zeer volledig was, behalve het radiostation Elswoud bij Haarlem, dat ik op de kaart miste. Ik plaatste een opmerking over dit radiostation, doch de Engelsman keek mij zeer verbaasd aan en verbood mij om met andere instanties over dat station te praten... ik kon gaan.".

Over zijn lidmaatschap van de NSB zou totaal niet zijn gerept. Ook niet bij de Nederlandse Politie Buitendienst waar de vermaarde overste Oreste Pinto een hoofdrol vervulde. Vrijwel direct na de teruggave van zijn officiële papieren monsterde hij aan als leerling-machinist op het schip "De Amstelkerk" en voer niet lang daarna de haven van Liverpool uit met bestemming West-Afrika.
Reus keerde pas in april 1946 naar Nederland terug. Daar werd hij door de Politieke Recherche Amsterdam nader aan de tand gevoeld over zijn NSB-avonturen. Toen hij bij die gelegenheid de kwestie-De Graaf aanroerde zou het verhoor bliksemsnel zijn beëindigd. Ook bij andere instanties zou Reus op dit punt niets dan bot hebben gevangen en een krant die hij had benaderd zou zich ook niet aan de kwestie hebben willen branden. Tot de Parlementaire Enquêtecommissie op het tapijt verscheen. Naar aanleiding van de twee op schrift gestelde verklaringen werd Reus op 8 september 1949 onderworpen aan een openbaar verhoor onder ede. Veel meer dan de commissie inmiddels al wist kwam daar niet uit. Of het moest zijn, dat volgens Reus De Graaf als chef van een Amsterdamse Rüstungsküche (ofwel gaarkeuken) was gearresteerd omdat hij levensmiddelen en tabak zwart had verhandeld. Maar wat hij met de opbrengst daarvan had uitgespookt wist Reus niet. Zoals hij wel meer niet wist. Laat staan dat hij kon bewijzen dat De Graaf bewust of onbewust door de Duitsers was gebruikt om de verzetsgroep van de Machinistenschool binnen te dringen om die tezijnertijd in zijn geheel te kunnen oprollen.

Hoofdstuk 2

de entree van King Kong

Zoals vermeld werden De Graaf en zijn CS-6 makker Celosse door Christiaan Lindemans, dankzij zijn gestalte, zijn gang en zijn kracht opgescheept met de bijnaam King Kong, vanuit Parijs naar Spanje begeleid. Volgens de verklaringen van De Graaf in het CS-6 dossier dat zich bij het NIOD bevindt, kende hij King Kong al langer en had hij zelfs met hem samengewerkt bij het verzamelen van inlichtingen. Die zouden naar Engeland zijn gezonden waar zij dienden als materiaal voor uitzendingen van Soldatensender Calais. Een Britse radiozender die in het Duits valse berichten verspreidde over gebeurtenissen in de bezette gebieden en verwarring moesten zaaien onder de Duitse soldaten en het lagere militaire kader.
Naar eigen zeggen had Lindemans ook voor de oorlog in de Rotterdamse haven informatie verzameld ten behoeve van de Britse Secret Intelligence Service, die ondermeer het Britse consulaat in Rotterdam als dekmantel gebruikte. Maar de namen van de agenten met wie in hij contact zou hebben gestaan bleken na de oorlog niet te traceren. Dat hoeft niet direct te betekenen dat Lindemans zijn verhaal uit zijn duim haalde. Mogelijk en zelfs waarschijnlijk gebruikten de betrokken agenten schuilnamen. Mocht Lindemans echter de waarheid hebben verteld, dan moeten de Duitsers na de inval op 10 mei 1940 al snel hebben geweten dat hij voor de Britten had gewerkt. Aad Vrinten, een nauw met de SIS samenwerkende eigenaar van een handelsinformatiebureau in Kralingen, had namelijk in de periode voordat hij de wijk nam naar Engeland een paar steken laten vallen. Allereerst had hij Arie Folkert van Koutrik in dienst genomen. Een figuur die al heel snel puur en alleen om financiële redenen als dubbelagent ging functioneren en alles wat hij wist over het Brits/Nederlandse inlichtingennetwerk overbracht aan de leider van de Duitse tegenhanger: Richard Protze.
Daarnaast liet Vrinten al het materiaal over zijn Nederlandse medewerkers en hun activiteiten voor de SIS achter bij zijn zwager Hensen, die het begroef bij diens tuinhuisje. Maar Protze cs. wisten dat in een vloek en een zucht te achterhalen en beschikten dus aan het begin van de oorlog al over een vrij nauwkeurig inzicht over het Nederlandse netwerk van hun Britse tegenstanders. Mogelijk dus inclusief King Kong.
Hoe dit ook zij, in juli 1940 trad Lindemans als chauffeur in dienst bij de Duitse Luftwaffe en vervoerde vanaf dat moment benzine op de route Lille-Parijs. Hij maakte in Lille al snel kennis met Gilberte Létuppe. Zij werkte voor het Rode Kruis en maakte tevens deel uit van een organisatie die vluchtelingen over de Franse demarcatielijn smokkelde. Het stel trouwde al een paar maanden later en Lindemans sloot zich aan bij de escapelijn van zijn vrouw. In maart 1941 nam hij ontslag bij de Luftwaffe om zich volledig te kunnen wijden aan het vluchtelingenwerk. Maar dat bracht geen brood op de plank en noodgedwongen zocht hij opnieuw een baan als chauffeur. Die vond hij bij de Nederlandse aannemer Knijff en diens Duitse compagnon Schmittmeyer. Lindemans kwam er al snel achter dat Knijff Nederlandse vluchtelingen onder zijn hoede had genomen, die niet over de juiste papieren beschikten om zich vrijelijk te kunnen bewegen. Binnen niet al te lange tijd zorgde de nieuwe chauffeur van de firma voor valse papieren. Maar Schmittmeyer kwam daarachter en lichtte de Duitse Feldgendarmerie in. Een aantal vluchtelingen werd gearresteerd en Lindemans verdween in een cel in Abbéville. Voor een maand. Hij werd vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. Het was inmiddels januari 1942.
Na zijn gevangenschap was Lindemans een paar maanden werkloos. Toen nam hij in arren moede een baantje aan als ziekenverzorger. Als cover voor zijn illegale werk, dat in die maanden een wat grimmiger karakter had gekregen. Hij vervoerde namelijk wapens voor het Franse verzet. Tijdens een van die escapades in de lente van 1942 werd hij opnieuw gearresteerd. Met wapens in zijn wagen. En opnieuw belandde hij in de gevangenis van Abbéville. Normaliter voor een langdurige periode. Maar merkwaardig genoeg snoof Lindemans in de zomer van datzelfde jaar alweer de frisse buitenlucht op en vertrok naar Rotterdam. Daar sloot hij zich aan bij de escape-organisatie voor Britse piloten waarvoor ook zijn broer Henk actief was. Wanneer hij in contact kwam met De Graaf valt niet op te maken uit het CS-6 dossier. Zeker is wel dat ook De Graaf in de eerste jaren van de oorlog een paar maal door de Duitsers gearresteerd is geweest en net als Lindemans merkwaardig snel op vrije voeten kwam.

Hoofdstuk 3

de entree van De Graaf

Er zijn geen tekenen dat de Parlementaire Enquêtecommissie met Reus' informatie erg veel heeft gedaan. Mogelijk omdat De Graaf in de bewuste periode nog steeds tot de "inner circle" van Prins Bernhard behoorde en voor ZKH klusjes uitvoerde. Die bestonden onder anderen uit het tot zwijgen brengen van mensen die iets ten nadele van de prins naar buiten wilden brengen. Toch waren de mededelingen van de voormalige Haarlemse NSB-er grotendeels juist. De Graaf was inderdaad lid geweest van de NSB en was in de eerste oorlogsjaren tweemaal gearresteerd voor het zwart verhandelen van voedsel- en tabaksrantsoenen uit de voorraden van de zogenaamde Rüstungsküche waarvoor hij werkzaam was. Die was gevestigd in de kelder van het vlak achter het Paleis op de Dam gelegen restaurant "Die Port van Cleve". De Graaf zou later verklaren dat de opbrengst van zijn zwarte handel bestemd was voor het verzet, maar getuigen voor deze nobele geste waren er niet meer. Na zijn eerste arrestatie, uitgevoerd door de Amsterdamse politie, wist de directrice van "Die Port van Cleve" hem nog uit handen van de bezetter te manouvreren. Bij de tweede casus werd De Graaf echter gearresteerd door het speciaal voor dit soort delicten gevormde Sonderkommando Horack en was er heel wat zwaarder geschut nodig om hem weer uit het cachot te krijgen. Volgens een van zijn eigen schriftelijke verklaringen van na de oorlog werd hij voor erger behoed dankzij de inspanningen van J. Fijma en G.B.A. Reede, die beiden tot de Amsterdamse recherche zouden hebben behoord. Navraag bij de Amsterdamse politie leerde dat Fijma inderdaad als rechercheur bij het Amsterdamse politiekorps had gediend. In juni 1944 was hij door de Duitsers gearresteerd en in maart 1945 had hij het leven gelaten in het concentratiekamp Bergen Belsen. Reede kwam niet voor in de annalen van de Amsterdamse politie, maar haalde wel het einde van de oorlog. En dat mag als een klein wonder worden beschouwd, want volgens De Graaf behoorde zijn "bevrijder" uit 1942 tot de door de Duitsers uitgemoorde topechelons van CS 6. Zijn naam kwam zelfs nog voor in een door De Graaf in 1956 opgestelde lijst van bekende CS 6-leiders als Kastein, Katan, Prinsen Geerligs, Van Mierloo, Frijda, Van Gilse, Verleun, Pooters en de gebroeders Boissevain.
Een afzichtelijke gotspe. Want De Graaf moet minimaal vanaf 1949/1950, toen Reede voor een zware verraadszaak uit het eerste oorlogsjaar tot vijftien jaar werd veroordeeld, hebben geweten dat deze zogenaamde rechercheur noch tot de Amsterdamse politie noch tot CS 6 had behoord, maar actief was geweest als Hauptmann van de Duitse Abwehr. Vraag is wel of de na-oorlogse intimus van prins Bernhard dat bij zijn vrijlating in de nazomer van 1942 ook al wist. Zo ja, dan ziet het ernaar uit dat Reus gelijk had en De Graaf in ruil voor zijn vrijheid aan de leiband van de Abwehr een poging deed te infiltreren bij de zich steeds radikaler manifesterende verzetsgroep CS 6. Waarin hij overigens slechts voor een klein, maar wel degelijk belangrijk gedeelte slaagde via iemand die hij zei te kennen uit de mobilisatietijd: de katholieke Jan Verleun. Zo nee, dan was De Graaf buitengewoon naïef en wist hij inderdaad niet dat hij door de Abwehr cq. de zich als Brits agent afficherende Reede werd gebruikt.
De manier waarop hij in het Duitse net verzeild raakte vertoont sterke overeenkomsten met die van M.A. Ridderhof. Deze na de oorlog wegens verraad van talloze verzetsmensen ter dood veroordeelde en gebrachte verrader werd in augustus 1941 door de Duitsers achter slot en grendel gezet wegens deviezensmokkel. Hij kreeg in zijn cel bezoek van de Nederlanders Nol Brands en Jacques Jansen. Twee heren die als V-Mann voor de Abwehr opereerden. Het was niet zo erg moeilijk om Ridderhof over te halen zich bij hen aan te sluiten. Via zijn brede kennissenkring slaagde hij er al na korte tijd in om te infiltreren in het verzet en later een belangrijke rol te spelen bij het Englandspiel. Gewoonlijk onder de codenaam "George van Vliet" en in zeer speciale gevallen als "ome Gerrit" of "George Brandy". En dat laatste is niet zonder betekenis, want volgens een verklaring van Gerrit Bartholomeus Reede tegenover schrijver dezes was dat de codenaam die de Britse geheime dienst voor de oorlog aan hem had gegeven.

Hoofdstuk 4

de entree van Brinkman

Veel is er eigenlijk niet bekend van de op 6 mei 1945 in Den Haag doodgeschoten "verzetsleider" Allert Brinkman, alias Sally, alias Ab van Straaten, alias Ab van Loon, alias 4711. Volgens niet bevestigde berichten zou hij in het midden van de jaren dertig toen hij nog voor in de twintig was en bij een Amsterdamse scheepvaartmaatschappij werkte al voor de Britse inlichtingendienst actief zijn geweest. Hij leidde een rusteloos leven. Ook al voordat hij in december 1939 opnieuw bij zijn moeder introk. En daar kwam na de Duitse inval op 10 mei 1940 weinig verandering in. Op de herhaaldelijk terugkerende vraag van zijn moeder waar hij in godesnaam mee bezig was gaf hij maar mondjesmaat antwoord. Hij pleegde spionage voor de Britten. Dat was alles wat hij kwijt wilde. In december 1941 hield Allert het in Nederland voor gezien en vertrok naar de overkant. Al op 14 juli 1942 keerde hij echter terug. Op die datum werd hij gedropt als agent van SOE/Dutch, de Nederlandse afdeling van de door Winston Churchill geëntameerde sabotage-afdeling van de Britse geheime dienst. Al een week na zijn aankomst zou hij in een trein verwikkeld zijn geraakt in een vuurgevecht met een stel Duitsers, daarbij gewond zijn geraakt en vervolgens overgebracht naar het seminarie van Haaren. Daar deelde hij het lot van veel van zijn collega's die in handen vielen van de Duitsers via het later zo veel besproken Englandspiel, waarbij de Sicherheitsdienst en de Abwehr nauw en succesvol samenwerkten. Maar ook verschillende topmensen uit de Nederlandse illegaliteit werden daar tijdelijk opgeborgen en niet zo zachtzinnig verhoord. Een van hen was Siewert de Koe, die op 20 december 1943 in Den Haag was gearresteerd. Ondanks onvoorstelbare martelingen gaf hij tegenover zijn ondervragers van de Sicherheitspolizei niets prijs over zijn omvangrijke inlichtingengroep "Kees". In mei 1944, toen ze nog geen meter waren opgeschoten, vroeg Brinkman voor de zoveelste keer aan de Sipo-beambten of hij het niet eens mocht proberen als celspion. Haast ten einde raad stemde de leiding van de Sipo in met Brinkman's voorstel om zich bij De Koe te presenteren als een Amsterdamse medewerker van de Raad van Verzet, die op het punt stond vrijgelaten te worden. En de tot dan toe voorzichtige, inmiddels voormalig leider van de groep "Kees" trapte er inderdaad in en verschafte Brinkman de naam van zijn opvolger en de manier om hem te benaderen. Brinkman verliet Haaren om onder leiding van de Sipo de jacht te openen op die opvolger: ir. Beukema toe Water. Dankzij diens vaste stelregel om nooit in contact te treden met mensen die in de gevangenis hadden gezeten bleef de schade beperkt. Maar mensen uit andere contreien van het verzet waren minder voorzichtig en zouden dat later ernstig moeten bezuren. Brinkman wist zich binnen de kortste keren toegang te verschaffen tot de Haagse afdeling van de Raad van Verzet en na de dood van de leider ervan zelfs het heft in handen te nemen. Op dat moment werd hij ook (weer?) interessant voor de Abwehr. Hij kreeg contact met Lindemans en andere leden van de door Reede aangestuurde groep, maar later meer daarover. Om de nieuwsgierigheid nog even te prikkelen vermelden wij hier alvast de tekst van een naoorlogs briefje afkomstig van een sergeant Lake van de Canadian Field Security in Den Haag. Overhandigd aan Brinkman's echtgenote en Simonia Storm, ex-koerierster van Brinkman's groep:
"The Hague, 22 August 1945. To whom it may concern. Brinkman, Albert, alias 4711. This man is registered in our files as an agent working for British Intelligence and SD simultaneously. He was shot dead on 6 May 1945 by an unknown person. His work was of immediate value to us during the war years. w.g. Sgt. Cottier".

(...wordt vervolgd...)

Morgenster, eind december 2002

Klik hier om uw reactie toe te voegen
31 december 2002