Discutabel straffen
Een reactie op het stuk van WK. Vooral op de inleidende zin ervan, waarin de schrijver een paar vormen van geweld analyseert op een manier waar de honden geen brood van lusten.
WK werd als kind geslagen, ‘door beide ouders tot ik terugsloeg’. Ik werd als kind ook geslagen, door alle volwassenen – ook op school – maar ik ging niet terugslaan. Ik onderging de meppen – en trappen – gedwee. Omdat ik dacht dat het zo hoorde. Ik was al hoog en breed het huis uit en in aanraking gekomen met mensen uit andere milieus toen die me duidelijk maakten dat geweld in het algemeen maar vooral dat van volwassenen tegen kinderen not done is. Dat was nieuw voor mij, zoals het ook nieuw voor me was dat zij niet slurpten bij het koffiedrinken.
Maar mijn beleving van het geweld dat ik als kind onderging bleef natuurlijk niet beperkt tot de gelatenheid waarmee ik de klappen – altijd op het hoofd – en de op school door de juffrouw met de aanwijsstok op de op haar bevel netjes op de schoolbank uitgespreide vingers uitgedeelde tikken opving. Ik dacht er ook over na waar het geweld vandaan kwam. Want het mocht dan in mijn optiek wijdverbreid zijn en iets waarop je zelfs trots mocht wezen – wij hadden een buurman die ‘s zondags op de koffie na de kerkgang lachend de blauwe plekken van zijn kroost en ook wel van zijn vrouw toonde – maar ik was ervan overtuigd dat het niet tegen mij gericht was.
Ik had immers een geweten. En dat vertelde me dat ik, of mijn gedrag, redelijkerwijs niet de oorzaak kon vormen van het geweld dat ik moest ondergaan. Dat die oorzaak gezocht moest worden bij de geweldenaar. En zo begon ik mijn ouders en andere volwassenen een beetje te kennen. Scheidingen, oorlog, dood, frust, een lichamelijke kwaal, noem het maar op – dat bleek allemaal ten grondslag te liggen aan de oorvijgen en de schoppen. Ik besloot met die kennis iets te gaan doen. Ik teken nog steeds de verhalen van de ander op.
Van het leren nadenken over mishandeling door je opvoeders naar de vraag hoe om te gaan met institutioneel geweld is geen grote stap. Ik werd dan ook gefrappeerd door wat WK over de doodstraf schrijft. ‘Een makkelijke ontsnapping uit een onmogelijke situatie.’ Is hier sprake van een verkeerd uitgevallen stijlfiguur? Ik mag het hopen. Want je kunt toch niet in alle ernst beweren dat de doodstraf een ‘discutabele’ strafmaatregel is? Nog los van de onomkeerbaarheid – het aantal heropende strafzaken neemt toe, vooral door vooruitgang in forensische onderzoeksmethoden – is het mooiste argument tegen de doodstraf dat ik ooit vernam de vraag waarom de straffende instantie denkt dat de dood een straf is. Er zijn immers genoeg misdadigers die in de hemel geloven…
Ik heb al eens geschreven over het geval van Gary Gilmore. Tegenover mijn middelbare school stond in de jaren zeventig deze naam op een muur gekalkt, en begin deze eeuw las ik het verhaal dat eraan vast zit. Gilmore was een blanke Amerikaan die zo’n beetje zijn hele leven achter tralies had doorgebracht en tijdens een proefverlof twee mensen doodde. Toen een poging tot zelfdoding in de cel ook niet lukte ging hij in beroep tegen zijn levenslange gevangenisstraf door … de doodstraf te eisen. Hij kreeg zijn zin, en werd daarvoor ook nog es onsterfelijk door zich in gevangenschap te ontpoppen tot dichter en filosoof. Gilmore’s eis tot terechtstelling werd dus ook in Europa destijds hartstochtelijk ondersteund.
Gilmore blij, maar voor God spelen door bij iemand anders het licht uit te blazen is terecht een misdaad voor individuele burgers en zou ook een misdaad moeten zijn voor instituties. Protest tegen wapengeweld en militarisme is voor mij altijd een van de pijlers geweest van politiek denken en handelen dat zich links noemt. Hetzelfde geldt voor protest tegen strafoplegging en -voltrekking. Hier gaat WK in zijn stuk mijns inziens dus een beetje te losjes mee om. Terwijl de rek er al uit is. Steeds vaker legt ook de Nederlandse staat levenslang op. En over de TBS-regeling verscheen in de Groene recent weer es een mooi artikel maar het was het eerste sinds zo lange tijd… We hebben in dit land een aanzienlijke geschiedenis voor wat betreft onderzoek naar en bepleiting van humane strafpleging, maar die sneeuwt behoorlijk onder.
In het straffe klimaat verwacht ik van zich links noemende scribenten als WK een oproep tot luwte en voorstellen over hoe juist die sneeuwbui te trotseren.
Maar WK’s manke beweringen over geweld en straf in zijn eerste zin worden slechts gevolgd door een tirade tegen parlementaire democratie en tegen de politici die aan die pd een dikbelegde boterham verdienen. Nieuw is het allerminst. En goedkoop is het zeker. In zekere zin doet de schrijver hier wat hij die politici verwijt: iets roepen waaraan geen gevolg verbonden wordt. En waar het in het stuk van WK gaat over het beleg van die boterham die door de parlementslui wordt verorberd laadt schrijver de verdenking op zich dat hij in wezen jaloers is op die lieden.
Maar wie wil er nu in een vertegenwoordiging zitten? Of het nu een dorpsraad is of het parlement in Brussel of Washington, je zit er toch alleen om lobby’s aan te horen en one-liners in de msm te lanceren? Ik heb in Finland dicht genoeg tegen gemeenteraden en het nationaal parlement aangezeten om er een mening over te mogen hebben. Beroepspolitici hebben een beperking, en je moet ze naar die beperking behandelen. Ze willen niet de macht, ze denken dat ze die hebben.
Hebben ze natuurlijk helemaal niet, macht. Macht heeft de middelmaat. De gelobotomiseerde massa bepaalt wat er gebeurt. De mensen die gaan stemmen en daarna verontwaardigd vaststellen dat hun stem bij die van de grote meerderheid is geteld. En de mensen die niet gaan stemmen en daarna boos vaststellen dat ze ook tot die grote meerderheid worden gerekend. Politici, parlementslui springen op de rijdende trein die de massa naar de volgende gebeurtenis laat rijden, gaan voorin zitten en noemen zich de machinist.
De volgende gebeurtenis van belang – dus na de hype over Afghanistan of de rommelige afloop van een volgende oorlog – is de volgende door de massa veroorzaakte ramp in haar leefmilieu. Daarop, op de voorkoming van die katastrofe, moet alle inspanning van mensen die zich links willen noemen gericht zijn. Daarvoor moet je niet de mensen te lijf gaan maar hun bezit. Het is de onstilbare honger van de massa naar meer van hetzelfde die de wereld van hun kinderen bedreigt.
Geweld tegen de ander roept in het geval van WK alleen maar geweld op, aan het eind van die keten mag je moorden uit naam van een natie of ideaal. Ik heb hier getracht uit te leggen waarom dit niet mijn soort geweld is. Mijn geweld en mijn oproep tot geweld richt zich tegen bezit en bezittingen. Sloop de economie die op het vergaren van bezit gebaseerd is. Steek de brand in dingen die we niet nodig hebben, en doe niet mee aan het consumeren.
JoopFinland