De vloek van Saqqara
Als er al een vloek van de farao’s bestaat, dan is die altijd gericht tegen mensen die de rust in hun graven komen verstoren. Maar er is nog een vloek die op die graven rust. De vloek van het geld. Want er mogen wetenschappelijke motieven zijn voor de talloze opgravingen in Egypte, leden van het dievengilde zijn nooit ver uit de buurt. Dr. Maarten Raven, het hoofd van de Egyptische afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, heeft zo zijn redenen om die onvoorstelbare - hem zeer bekende - kunstroof op zijn beloop te laten.
De schattingen over de jaarlijkse omzet van dat dievengilde lopen nogal uiteen, maar zeker is wel dat het om enorme bedragen gaat. Niettemin geniet deze tak van de criminaliteit weinig publieke belangstelling en staan opsporingsactiviteiten op dit terrein op een onbegrijpelijk laag pitje. Bovendien heersen er in de kunstwereld hier en daar merkwaardige opvattingen over schuld en boete. Dat kwam weer eens pijnlijk aan de oppervlakte toen Must Magazine een geval uit de praktijk opgroef.
Decennia lang worden al opgravingen verricht bij het Egyptische Saqqara, aan het begin van de Nijl-delta. Met vele verrassende, niet in geld uit te drukken vondsten. Hoewel dat laatste net zo relatief is als de hoogte van ons inkomen. Er vonden namelijk talloze diefstallen plaats en de voorwerpen die daarbij werden buitgemaakt vonden via duistere netwerken hun weg naar de verzamelaars en zelfs musea. In dat kader deed de tegenwoordig vanuit Londen opererende Michel van Rijn, de schrik van de internationale illegale kunsthandel, weer eens een verrassende ontdekking. Ditmaal in het boek “The buried pyramid” van de in 1959 overleden Egyptoloog M. Zakaria Goneim. Daarin stond namelijk een mummiemasker afgedrukt dat in de jaren negentig werd gestolen uit de voorraadkamer in Saqqara en nu tot de glorieuze collectie van het Amerikaanse Saint Louis Art Museum (SLAM) bleek te behoren.
Na volgens eigen zeggen een grondig onderzoek naar de provenance ervan had het SLAM het betrokken mummiemasker in 1998 gekocht van de in Zwitserland aangespoelde Ali Aboutaam. Een kunsthandelaar, die inmiddels in Egypte bij verstek tot 15 jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens witwassen en de diefstal en smokkel van gestolen antieke voorwerpen. De term witwassen had betrekking op het feit, dat hij de buit gewoontegetrouw na een ingelaste afkoelingsperiode tegen een navenant bedrag had weggedrukt via zijn firma Phoenix Ancient Art in Genève. Naar alle waarschijnlijkheid via het filiaal van Phoenix in New York, waar Ali’s broer Hicham de scepter zwaait. Ook al geen apis zonder vlekje cq. strafblad.
Van Rijn stelde David Bonetti, de kunstexpert van het blad de Saint Louis Post, op de hoogte van zijn ontdekking. Geschraagd door een verklaring van de directeur van het Egyptisch Museum in Turijn dr. Eleni Vassilika dat de conclusie van Van Rijn juist was. In wezen voor Bonetti een wereldkans voor een SLAM-dunk, maar om wat voor reden dan ook speelde hij de bal wat lamlendig terug naar Londen. Blijkbaar vrezend, dat een onderzoek ter plekke mogelijk zijn job op de tocht zou zetten.
Van Rijn verwierf wel de steun vanuit Nederland in de persoon van Ton Cremers, een voormalig netwerkbeheerder van het Rijksmuseum en de man achter het Museum Security Network. Cremers wendde zich via een paar dringende e-mails tot de leiding van het museum in Saint Louis. Maar antwoorden bleven uit, waarna hij zijn wat eenzijdige e-mailverkeer met het SLAM op zijn Network-site zette. Daarna kreeg hij alsnog een reactie van directeur Brent R. Benjamin. Die hield in dat het onderzoek naar de provenance in 1998 zeer zorgvuldig was geweest, maar mochten zich nieuwe feiten voordoen dan zou de zaak opnieuw bekeken worden. Benjamin moet iets gemankeerd hebben aan zijn aroma-apparaat, want alleen al de betrokkenheid van de heren Aboutaam had voldoende moeten zijn om onraad te ruiken.
Tussen de bedrijven door had Cremers ook nog dr. Maarten Raven aangepeild, het hoofd van de Egyptische afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Want als er één moest weten of de visie van Van Rijn en collega Vassilika valide was, dan was het Raven wel. Hij behoort namelijk al geruime tot het Brits-Nederlandse team, dat sedert 1975 in wisselende samenstellingen daar opgravingen verricht. En jawel, Raven liet per e-mail weten dat hij tot dezelfde conclusie was gekomen: het masker was gestolen in Saqqara.
Op grond daarvan stelde Van Rijn, geassisteerd door Cremers, zich vervolgens in verbinding met de FBI en ook daar kregen ze een bot aan de haak. Special agent Bonnie Magness Gardiner bedankte namens het bureau koeltjes voor de informatie, maar ondernam geen actie. Zij wachtte liever eerst de reactie van de Egyptische autoriteiten af. Later kwam er nog een genetische voorganger uit de mouw: de Feds waren beledigd dat Van Rijn zich niet meteen tot de FBI had gewend. Een puur staaltje penisnijd is er dus mede de oorzaak van, dat de normale rechtsgang in dit geval wordt belemmerd.
Maar in de internationale kunstwereld zijn er meer zaken die invloed hebben op het uitblijven van de normale juridische afwikkeling van dit soort affaires. Daarvoor gaan we terug naar de e-mail van dr. Maarten Raven. Deze gerespecteerde man van de wetenschap had daarin namelijk ook nog het volgende te melden: “...Ik weet niet of de Egyptische autoriteiten deze diefstal (van het mummiemasker, red.) toentertijd hebben gemeld. Ik heb zelf een voorwerp van de genoemde opgravingsplek gezien dat in de jaren negentig in het Nederlandse kunstwereldje circuleerde. Ik zou er niet van opkijken als verschillende instituten of privé-verzamelaars voorwerpen hebben gekocht die in die periode uit de opslagplaats zijn gestolen...”
Volgens Michel van Rijn ging het bij het door Raven aangesneden voorwerp om een houten ushabti. Een vrij zeldzaam exemplaar van zo’n veertig centimeter hoog, dat in de Egyptische oudheid werd meegegeven aan hooggeplaatste overledenen en in de handel al gauw zo’n driekwart miljoen opbrengt. Gewapend met die kennis ging Must Magazine in de clinch met dr. Raven.
MM: Ik bel u naar aanleiding van een bericht uit Engeland. U zou een ushabti hebben opgegraven in Saqqara, die u later werd aangeboden door een Nederlandse kunsthandelaar. U zou die handelaar toen hebben verzocht om de ushabti als een speer terug te bezorgen aan de verkoper. Zou u ons kunnen zeggen wie die kunsthandelaar was?
Raven: Dat kan ik wel, maar dat doe ik niet. Het gaat om uiterst gevoelige informatie en daar ga ik niet bij Jan en alleman mee te koop lopen.
MM: Maar het gaat natuurlijk wel om misdaad. Dat gaat u toch niet afschermen?
Raven: Ik scherm helemaal niks af. Ik weet uit ervaring dat de kunsthandelaar waar deze zaak betrekking op had bonafide heeft gehandeld. Hij was net zo geschrokken als ik en we hadden op dat moment geen enkele behoefte om daar meteen de politie bij te betrekken. Omdat ik weet hoe het dan in de Egyptische pers komt. En nu blijkt dus dat ook de Nederlandse pers niet helemaal begrijpt welke rol ze zou moeten spelen.
MM: Welke rol dicht u mij dan toe?
Raven: Nou kijk, dat zulke dingen onmiddellijk gepubliceerd moeten worden. U gebruikt de term afschermen, maar dan begrijpt u totaal niet welke belangen op het spel staan.
MM: Maar stel dat u morgen de politie voor de deur hebt.
Raven: Ik heb helemaal de politie niet voor de deur.
MM: Maar die meneer had wel een gestolen stuk uit Egypte in zijn verzameling.
Raven: Ik heb gezegd: Jij gaat nu na hoe je eraan gekomen bent en je zorgt dat je dat met de betrokkene regelt. Hij wou er uiteraard onmiddellijk van af. Hij wilde ook zijn poten niet branden. Zijn reputatie niet verliezen.
MM: Hij kan wel vertellen waar het vandaan kwam.
Raven: Er zijn vele tussenhandelaren. Het wordt soms binnen een paar weken tijd een paar keer doorverkocht. En dat is helemaal niet om de sporen uit te wissen, maar dat is domweg hoe die handel werkt. De meeste dingen die hij in handen heeft zijn - en dat geldt ook voor dit beeldje - op zich voor de Egyptenaren totaal oninteressant. Dus die zullen daar niet van wakker liggen. Ik weet ook niet of de Egyptische autoriteiten de diefstal hebben aangegeven. Die hebben ook hun eigen politiek daarin. Ik kan hen niet verplichten dat bij Interpol aanhangig te maken. Het zijn hun oudheden. Zij zijn verantwoordelijk.
MM: Maar bij die diefstal zijn meerdere voorwerpen gestolen.
Raven: Er zijn tientallen voorwerpen gestolen.
MM: Dan kan ik me niet voorstellen dat de Egyptische autoriteiten zeggen van “laat maar zitten”.
Raven: Dat kunt u zich niet voorstellen, maar dan kent u de lokale situatie niet.
MM: Dus u denkt dat ze vaak zeggen “laat maar zitten”?
Raven: Ik ben bang dat dat zo is. Maar juist omdat dit soort zaken in Egypte zo gevoelig ligt heb ik gemeend: ik ga daar nu geen ontzettende heibel over maken. Want we hebben ook andere belangen. Wij zijn daar een opgravende instantie, begrijpt u? En ik weet gewoon dat de Egyptische pers de nuances niet ziet. Als die vervolgens ons museum ervan gaan beschuldigen dat wij ons gestolen goed laten aanbieden van onze eigen opgravingen, dan hebben we een probleem. Ook al heb je dan onmiddellijk aangegeven of alles in het werk hebben gesteld om het ongedaan te maken, dan nog zullen zij daar op een heel merkwaardige manier publiciteit aan geven. En dat was de overweging, ook om de goede zaak van de tussenhandelaar die wij al jaren kennen te beschermen, om te zeggen: daar doen we nu even niks aan. Wij laten de tussenhandelaar zelf op een nette manier proberen ervan af te komen.
Omdat Raven weigerde de naam van de zo goudeerlijke Nederlandse handelaar te noemen konden wij ook niet checken of deze de ushabti inderdaad weer “op een nette manier” had teruggeschoven naar de leverancier. Maar zo ja, wat dan nog? Ook al zou hij daarin geslaagd zijn, dan zou het beeldje echt niet weer zijn teruggekeerd naar de oorspronkelijke eigenaar, i.c. de Egyptische staat. Bovendien bleef door deze twijfelachtige handelwijze van Raven niet alleen de keurige Nederlandse handelaar buiten focus, maar ook het criminele voorcircuit.
Het kan ook anders. Dr. Zahi Hawass is zo’n drie jaar secretaris-generaal van de Egyptische Supreme Council of Antiquities. Een alom erkend expert op het gebied van Egypte’s culturele erfgoed en dan met name uit de tijd van de farao’s. Qualitate qua heeft hij voor grafrovers en handelaren in gestolen oudheden net zoveel waardering als een Mau voor een maaltje verrotte vis. Zo schreef hij in februari 2002 in de weekeditie van het blad Al Ahram ondermeer het volgende:
“De verhalen over het leeghalen van graven zijn verbazingwekkend, maar ook tragisch. De dieven weten niet dat ze met het wegsnijden van reliëfs en het stelen van oudheden schade toebrengen aan de historie.
Grafrovers hebben zelfs huisgehouden op het domein van Saqqara, waar zich de magnifieke Step-pyramide bevindt. Gebouwd door Imhotep, de architect van farao Djoser. De dieven hebben daar ooit reliëfs van tombes verwijderd, de opslagplaats opengebroken en een paar papyrussen gestolen.
Tijdens een lezing die ik recentelijk gaf in het British Museum in Londen ontmoette ik mijn goede vriend Vivian Davies, het hoofd van de Egyptische afdeling, en zijn vrouw Renée. Davies vertelde mij een interessant verhaal over een paar papyrussen uit Saqqara die in Londen opdoken. Hij zei dat een man zich bij hem aandiende die hem een kopie liet zien van een demotisch geschreven papyrus.
Bij het British Museum wisten ze meteen dat het om het beroemde papyrus ging dat was ontdekt door het Britse opgravingsteam in Saqqara en dat het een van de gestolen exemplaren was. Davies vertelde de man dat hij het origineel wilde zien om tot een wetenschappellijk verantwoord en authentiek oordeel te kunnen komen. Twee dagen later kwam de Engelsman terug met het papyrus en werd ter plekke gearresteerd door inspecteurs van Scotland Yard, die direct de Supreme Council of Antiquities inlichtten.
Ik herinnerde mij dat de hoofdinspecteur van Saqqara uit zijn ambt was gezet en was vervangen door een man die ik niet vertrouwde. De politie kwam erachter dat die man betrokken was bij de diefstal en het gerechtshof deelde een gevangenisstraf uit. Later hebben we een man op de post benoemd die we wel vertrouwen konden. Nu is Saqqara op orde”.
Of dat laatste juist is zal de toekomst moeten uitwijzen. Maar zo lang er musea en privé-verzamelaars zijn die om welke redenen dan ook staan te trappelen om gestolen kunst en antieke objecten aan te schaffen, zal het hele criminele circuit in de weer blijven om aan die behoefte te voldoen. In wezen is die handel niets meer of minder dan die in drugs, wapens, mensen en tweedehands auto’s. En vaak wordt er zelfs gebruik gemaakt van dezelfde aanvoerroutes en dezelfde contactpersonen. In dat licht lijkt het vreemd, dat Nederland een paar jaar geleden zijn aparte unit voor het bestrijden van deze vorm van criminaliteit heeft opgeheven. Hoewel, er bestaat in de kunstwereld zelf blijkbaar ook niet al te veel animo om dit soort zaken aan te pakken. De vloek van het geld? De vloek van Saqqara?
noot: Dit artikel is eerder verschenen in Must Magazine van maart 2006
Morgenster, maart 2006