De miskleun van het Rijksmuseum
Zaterdag 13 april j.l. meldde de grootste krant van Nederland, De Telegraaf, met veel fanfare op pagina drie dat het Rijksmuseum voor 3,5 miljoen euro de hand had weten te leggen op een derde gedeelte van de in totaal uit duizend zeldzame objecten bestaande wapencollectie van de Nederlander H.L. Visser.
door Jan Portein
Voor de overname van de rest moest het Museum nog ijverig sparen en de boer op voor het aantrekken van sponsors. Maar bij directeur Peter Sigmond heerste het rotsvaste vertrouwen dat het financiële gat binnen niet al te lange tijd zal worden gedicht. Bij de officiële overdracht van het eerste gedeelte was ook staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Frederick (Rick) van der Ploeg aanwezig die met veel belangstelling zijn neus tegen de vitrines met antiek wapentuig drukte. Maar blijkbaar was hij slecht ingelicht over de geschiedenis van de collectie en de inmiddels voormalige eigenaar. De in constante staat van oorlog met de 'beau monde' van de internationale kunsthandel verkerende Michel van Rijn (zie de internet-pagina's www.michelvanrijn.com) tipte ons namelijk, dat de puissant rijke Visser - door de Telegraaf onbenullig geafficheerd als een voormalig medewerker van het Bossche museum "Het Kruithuis", dat later uiteraard de ook in 's-Hertogenbosch staande munitiefabriek "De Kruithoorn" bleek te zijn - zijn collectie heeft kunnen vergaren met bloedgeld. Hij was namelijk tientallen jaren een van de duisterlingen uit de top van de internationale wapenhandel. Zo leverde hij bijvoorbeeld in het geheim moderne wapens aan Irak, Iran en communistisch China. Dat laatste brak hem op toen hij in 1993 dezelfde collectie waarvan het Rijksmuseum nu een deel heeft overgenomen en de rest bovenaan het verlanglijstje heeft staan, te koop aanbood bij het Chi Mei-museum in het Taiwanese Tainan. Voor om en nabij 2 miljoen gulden. De deal ketste af toen de leiding van het museum door de Taiwanese inlichtingendienst op de hoogte werd gesteld van Visser's wapenverkopen aan Bejing. Kort daarvoor had het Nederlandse Legermuseum in Leiden na twee jaar onderhandelen van de aanschaf van Visser's historische verzameling afgezien. Mogelijk om dezelfde reden. Misschien is het goed als meneer Sigmond eens zijn licht gaat opsteken bij de Nederlandse inlichtingendiensten om voor verdere beschamende miskleunen gespaard te blijven.
Kleintje Muurkrant zond naar aanleiding van deze kwestie enkele emails naar betrokkenen en ontving snel antwoord: "Het Rijksmuseum heeft deze wapencollectie op de allereerste plaats aangekocht omdat het een belangrijk onderdeel van het Nederlandse erfgoed is. Een belang dat de staatssecretaris van OCenW Rick van der Ploeg onderschrijft. Met name 17de eeuwse wapens zijn nauwelijks in Nederlandse musea aanwezig, hoewel Nederland in de 17de eeuw een wereldmacht was. Het Rijksmuseum wil dit aspect graag tonen en niet alleen door middel van schutterstukken, schilderijen van zeeslagen e.d. Daarnaast wil ik graag onder uw aandacht brengen dat het Rijksmuseum deze collectie voor de Staat heeft weten te verwerven in samenwerking met het Legermuseum in Delft. Een belangrijk deel zal dan ook straks in het Legermuseum te zien zijn. Het Rijksmuseum hoopt in de toekomst ook de rest van de collectie van de heer Visser aan te kopen. Wat betreft de verzamelaar Visser wil ik u erop wijzen dat de heer Visser in 1999 de Zilveren Anjer van het Prins Bernhard Cultuur Fonds heeft mogen ontvangen. Een koninklijke onderscheiding die uitsluitend wordt toegekend aan personen met onbesproken vaderlands gedrag, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het cultuur- of natuurbehoud van Nederland."
We zullen hier niet mauwen over de vraag of onze Gouden Eeuw niet ten koste is gegaan van vele doden elders in de wereld, die het hoekje zijn omgedreven met de oh zo culturele wapens van de nota bene in de Wassenaarse "Jacht"laan wonende en in de Bossche "Kruit"hoorn gewerkt hebbende meneer Visser. Wat dat betreft is er niet zoveel veranderd in de wereld. Maar dat het Rijksmuseum die collectie overneemt van een hedendaagse vertegenwoordiger in dood- en verderfartikelen gaat moreel wat ons betreft mijlen te ver. En dat meneer Van der Ploeg daaraan voorbijgaat is nauwelijks voor te stellen. Ook al omdat het Rijksmuseum die nieuwe verzameling blijkbaar grotendeels te kijk zet in het Legermuseum. Een instituut waarmee meneer Visser een hechte band onderhoudt. Niet zo verwonderlijk want het wordt op de been gehouden door lieden die het de moeite waard vinden om ook modern wapentuig te verzamelen en te etaleren en de bezoekers wijs te maken dat het om cultuur-historisch erfgoed gaat. Sinds jaar en dag is prins Bernhard beschermheer van het Legermuseum. De prins is eveneens oprichter en regent van het door hem in 1940 opgerichte en naar hem vernoemde Cultuur Fonds. Bij het plechtig aanbrengen van de onderscheiding op de torso van meneer Visser in 1999 vond dus in feite een ontroerende symbiose plaats. Een onderscheiding overigens die volgens het Rijksmuseum uitsluitend wordt toegekend aan personen met onbesproken vaderlands gedrag. Nou zijn wij misschien een beetje naïef, maar alleen al de naamgever van het Cultuur Fonds is niet onbesproken. Lid van de SS, lid van de NSDAP, een wapenzending naar Peron, kickbacks van Lockheed, oprichter van Bilderberg. Om zo maar eens wat te noemen. En zoals gezegd beschermheer van het Legermuseum, dat in sommige gevallen als cover diende voor aktiviteiten die weinig cultureels vertegenwoordigden en waarover wij in eerdere Kleintjes het nodige te berde hebben gebracht in onze serie "Het schaduwcommando van de Prins".
Volgens bronnen uit de kennissenkring van H.L. Visser lag de Wassenaarse mecenas met zijn volgens de leiding van het Rijksmuseum zo smetteloze blazoen ten tijde van de overdracht van zijn verzameling te herstellen van een hartoperatie in New York. Vandaar de voicemail toen we hem belden. Volgens diezelfde bronnen is meneer Visser geen kleine vis in de zwaar vervuilde zee van zowel de illegale als legale wapenhandel. Visser zou zijn duistere loopbaan zijn begonnen bij munitiefabrikant "De Kruithoorn" in 's-Hertogenbosch en boerde niet slecht. Hij schopte het volgens een overigens angstig gestemde intimus tot president directeur van de Zwitserse wapenproducent Oerlikon in Genève. Ooit gesticht door Emil Böhrle, die ultiem profiteerde van de Tweede Wereldoorlog met leveranties aan beide zijden. Zijn contact met Berlijn werd voornamelijk onderhouden door de Abwehragent Rudolf Ruschewey, die ook in Nederland buitengewoon actief is geweest. Böhrle moet een man naar Visser's toen nog intacte hart zijn geweest. Van de grove winsten uit zijn macabere handel schooide de Zwitserse wapenhandelaar namelijk ondermeer via Duitse inkoopbureaus in bezet gebied een fantastische kunstverzameling bij elkaar tegen schappelijke prijsjes. Of die verzameling in 1952 de magneet vormde voor een bezoek van een andere publieke figuur die later tot Visser's hechte vriendenkring zou behoren, is altijd onduidelijk gebleven. Die figuur was prins Bernhard, de oprichter en regent van het naar hem vernoemde Nederlandse Cultuur Fonds. Hij werd bij die trip vergezeld door Alois Miedl, een oud-collega van Ruschewey die Goering voor een krats al aan het begin van de oorlog de collectie-Goudstikker bezorgde (zie ook "De CDU-affaire" op de site van de Morgenster). Op identieke wijze bouwde de nog steeds officieel in het Zwitserse Zug residerende Visser zijn door het Rijksmuseum als kosjer ervaren collectie op met het verzorgen van legale leveranties aan bijvoorbeeld het Nederlandse leger en het verzorgen van illegale aan Irak en Iran in de heikele jaren tachtig. Geassisteerd door zijn connecties in landen als Zweden, Duitsland, België, Zwitserland en de VS. Naar verluidt is Visser dankzij die activiteiten in de loop der jaren dikke mik geworden met een groot aantal wereldleiders en heeft hij zelfs entree in het Witte Huis. Al was het alleen maar om de air conditioning te inspecteren, die daar door een van zijn bedrijven is geïnstalleerd. Een echte "Macher" dus, die nu 78-jarige Hinderikus Lukas Visser, die kennelijk toch niet overmatig blij is met zijn imago van wapensjacheraar en graag de geschiedenis wil ingaan als een cultuurliefhebber en kunstcollectioneur. Vandaar wellicht zijn langdurig leuren met zijn wapenverzameling die uiteindelijk na veel masseren (onder andere door een schenking van oude Nederlandse affuiten uit Rusland) bij het odd couple Rijksmuseum/ Legermuseum terechtkwam. En Rick van der Ploeg keek ernaar en vond het goed. Gelukkig is hij nu démissionair. God straft onmiddellijk.
Nadat we hadden achterhaald dat de Wassenaarse 'broker of death' Hinderikus Visser zijn carrière is begonnen bij de in 1998 op slot gegooide Bossche munitie- en wapenfabriek "De Kruithoorn" hebben wij als een antieke speer ons archief geraadpleegd. En er kwam een artikel naar boven uit Kleintje Muurkrant 233 (25 oktober 1990). Met informatie uit het beruchte verleden van de fabriek die was vergaard via een inval van de antimilitaristische actiegroep Onkruit. Daaruit bleek ondermeer dat NV De Kruithoorn in 1948 was opgericht voor het fabriceren van jachtpatronen met aluminium hulzen. Toen het Amerikaanse leger rond 1953 krap kwam te zitten in de .30 M1-karabijnpatronen, omdat die verrekte Noordkoreaanse communisten van geen opgeven wilden weten, schoot De Kruithoorn te hulp. Tot wederzijdse tevredenheid. Midden jaren vijftig werden plannen tot uitbreiding ontwikkeld, maar daartoe moest de fabriek verplaatst worden naar een terrein buiten de stad. De toenmalige Bossche stadsbestuurders trokken de knip en doneerden twee miljoen gemeenschapsgeld voor de wederopbouw. Bovendien werd de gemeente eigenaar van de bedrijfsgebouwen en daardoor verantwoordelijk voor het onderhoud ervan. Dure deal, maar de werkgelegenheidstruc werkte toen ook al. In 1961 kwam De Kruithoorn in handen van de Duitse Industrie Werke Karlsruhe, die onder leiding stonden van Joseph Goebbels' stiefzoon Harald Quant en onder anderen eigenaar waren van de wapenfabriek Mauser. Quant onderhield vriendschappelijke en zakelijke banden met Gerhard Mertins, in die tijd op het gebied van illegale wapenhandel net zo berucht als in later tijd figuren als Khashoggi en Al Khassar. In die vijver zwom dus ook Hinderikus Visser. En met de Kruithoorn ging het crescendo. Zo verwierf het bedrijf bijvoorbeeld in 1966 van de Amerikaanse overheid een order van 22 miljoen dollar voor de productie van een lading V40-minihandgranaten, die bij gebruik zo leuk versplinterden in 500 stukjes en bedoeld waren om de Noord-Vietnamese communisten eens mores te leren. Een jaar daarna deed De Kruithoorn mee aan de Zesdaagse. Let wel: de Zesdaagse Oorlog. Het bedrijf leverde Israël een complete munitiestraat en in een later stadium wat strooigoed voor de Starfighters. Maar ook Marokko, Saoedie Arabië, Turkije, Franco-Spanje, het Zuidafrikaanse apartheidsregime, de Griekse kolonels en god weet wie, stonden op de klantenlijst. Na de overname van het bedrijf door het Duitse Rheinmetall midden jaren zeventig, kwamen daar nog frisse jongens als Videla en Bernhard's gabber Stroessner bij. Wanneer Visser precies overstapte naar Oerlikon weten we niet. Wat zijn exacte rol is geweest bij de bovenstaande handel en de latere shit rond Irak en Iran hopen we in de nabije toekomst nog aan de weet te komen. Maar hij heeft er wel vet geld mee verdiend. Met die bloedpegels kocht hij dure antieke wapens, maakte er een collectie van en duwde die uiteindelijk bij het Rijksmuseum door de strot. Hoezo miskleun?
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 369, 12 juli 2002